Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7896

Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5944 WAO + 07/5946 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Appellants betoog dat de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard slaagt niet. Anders dan appellant stelt heeft hij geen belang bij een beoordeling van dat besluit door de rechter nu hij enkel bezwaren daartegen heeft aangevoerd die geen betrekking hebben op de gevolgen van een vernietiging wegens de onrechtmatigheid van dat besluit. De desbetreffende bezwaren van appellant konden aan de orde komen en zijn door de rechtbank daadwerkelijk beoordeeld in het beroep tegen bestreden besluit 2. De Raad overweegt dat de in geding zijnde herziening terecht heeft plaatsgevonden onder toepassing van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zoals gewijzigd bij Besluit van 18 augustus 2004, Stb. 2004, 434, in werking getreden per 1 oktober 2004 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 2005, Stb. 2005, 219). Appellants kennelijke stelling dat het Schattingsbesluit zoals dat gold tot 1 oktober 2004 had moeten worden toegepast in zijn situatie vindt geen steun in het recht. De vraag of overigens bestreden besluit 2 de rechterlijke toetsing kan doorstaan beantwoordt de Raad met de rechtbank bevestigend.


Uitspraak

07/5944 WAO 07/5946 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 13 september 2007, 06/5443 en 07/3353 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 2 september 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant is hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2009. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.T.J. van de Pavert. II. OVERWEGINGEN 1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het navolgende. 1.1. Bij besluit van 2 juni 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, met ingang van 3 augustus 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% is. 1.2. Het namens appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 25 september 2006 (hierna: bestreden besluit 1) gegrond verklaard. Daarbij is de WAO-uitkering met ingang 2 juni 2006 voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. 1.3. Hangende het namens appellant tegen bestreden besluit 1 ingestelde beroep heeft het Uwv bij besluit van 27 juli 2007 (hierna: bestreden besluit 2) bestreden besluit 1 herroepen en de WAO-uitkering van appellant per 3 augustus 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard, wegens het ontvallen van het belang van appellant bij een beoordeling van bestreden besluit 1. Het beroep tegen bestreden besluit 2 heeft de rechtbank ongegrond verklaard. 3. Beoordeling door de Raad van de aangevallen uitspraak. 3.1. Appellants betoog dat de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard slaagt niet. Anders dan appellant stelt heeft hij geen belang bij een beoordeling van dat besluit door de rechter nu hij enkel bezwaren daartegen heeft aangevoerd die geen betrekking hebben op de gevolgen van een vernietiging wegens de onrechtmatigheid van dat besluit. De desbetreffende bezwaren van appellant konden aan de orde komen en zijn door de rechtbank daadwerkelijk beoordeeld in het beroep tegen bestreden besluit 2. 3.2. Evenmin slaagt appellants stelling dat hij, anders dan uit bestreden besluit 2 voortvloeit, per 3 augustus 2006 ongewijzigd voor 45 tot 55% arbeidsongeschikt dient te worden beschouwd. Appellant doet deze stelling steunen op het betoog dat het Uwv bij de beoordeling van de mate van zijn arbeidsongeschiktheid ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat hij op 1 juli 2004 ouder was dan 45 jaar, zodat de herbeoordeling diende plaats te vinden op basis van het oude Schattingsbesluit, zoals dat gold tot 1 oktober 2004. De Raad overweegt dat de in geding zijnde herziening terecht heeft plaatsgevonden onder toepassing van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zoals gewijzigd bij Besluit van 18 augustus 2004, Stb. 2004, 434, in werking getreden per 1 oktober 2004 (zoals gewijzigd bij Besluit van 20 april 2005, Stb. 2005, 219). Appellants kennelijke stelling dat het Schattingsbesluit zoals dat gold tot 1 oktober 2004 had moeten worden toegepast in zijn situatie vindt geen steun in het recht. 3.3. De vraag of overigens bestreden besluit 2 de rechterlijke toetsing kan doorstaan beantwoordt de Raad met de rechtbank bevestigend. Hij maakt de overwegingen waarop de rechtbank haar oordeel laat steunen tot de zijne. 3.4. Hetgeen is overwogen in 3.1 tot en met 3.3 leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, zal worden bevestigd. 4. Er is geen aanleiding een der partijen te veroordelen in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009. (get.) T. Hoogenboom. (get.) C. de Blaeij. EK