Jurisprudentie
BJ7528
Datum uitspraak2009-09-03
Datum gepubliceerd2009-09-14
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200905545/1/V3
Statusgepubliceerd
Indicatie
Schending eisen goede procesorde / doorbreking appelverbod / ten onrechte reactie niet meegenomen bij beoordeling
Gegeven de overweging van de rechtbank dat de reactie van de vreemdeling zeven dagen na de termijn is ingediend, heeft zij aangenomen dat de vreemdeling de voortgangsrapportage eveneens op 13 juli 2009 heeft ontvangen, zodat hij uiterlijk op 15 juli 2009 daarop had dienen te reageren.
Blijkens het door de staatssecretaris ingediende verweerschrift heeft deze vastgesteld dat, zoals de vreemdeling in hoger beroep heeft gesteld, de voortgangsrapportage eerst bij faxbericht van 20 juli 2009 aan de vreemdeling is gezonden.
Aldus is de hiervoor bedoelde aanname van de rechtbank onjuist gebleken en heeft zij ten onrechte de door de vreemdeling op 22 juli 2009 ingezonden reactie op de voortgangsrapportage buiten beschouwing gelaten.
Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat de uitspraak is gedaan in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is geweest, op grond waarvan de Afdeling aanleiding ziet van het hoger beroep kennis te nemen, hoewel de Vw 2000 daartoe geen grondslag biedt.
Uitspraak
200905545/1/V3.
Datum uitspraak: 3 september 2009
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, van 28 juli 2009 in zaak nr. 09/24884 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2008 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 28 juli 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, (hierna: de rechtbank) het door de vreemdeling tegen het voortduren van de bewaring ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 28 juli 2009, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht.
De staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, staat in afwijking van artikel 37, eerste lid, van de Wet op de Raad van State geen hoger beroep open tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 5 van de Vw 2000.
Ingevolge artikel 95, eerste lid, staat, in afwijking van artikel 84, aanhef en onder a, tegen de uitspraak van de rechtbank, bedoeld in artikel 94, derde lid, hoger beroep open bij de Afdeling.
2.2. Het door de vreemdeling ingestelde beroep is een beroep in de zin van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000, gericht tegen het voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in het in hoofdstuk 5 opgenomen artikel 59. De uitspraak van de rechtbank van 28 juli 2009 is gedaan op dit beroep en is derhalve een uitspraak, als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Vw 2000. Hiertegen staat, anders dan bij een uitspraak als vermeld in artikel 95, eerste lid, van deze wet geen hoger beroep open bij de Afdeling.
2.3. De vreemdeling betoogt dat de Afdeling niettemin van het hoger beroep kennis kan nemen, omdat, samengevat weergegeven en voor zover thans van belang, de rechtbank ten onrechte de door hem op 22 juli 2009 ingezonden reactie op de door de staatssecretaris toegezonden voortgangsrapportage buiten beschouwing heeft gelaten, omdat deze buiten de daartoe gestelde termijn zou zijn ontvangen. Derhalve heeft de rechtbank uitspraak gedaan in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, aldus de vreemdeling.
2.3.1. Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is.
2.3.2. Bij faxbericht van 13 juli 2009 heeft de staatssecretaris de voortgangsrapportage aan de rechtbank gezonden, waarbij aan de rechtbank is medegedeeld dat een afschrift daarvan ook aan de vreemdeling is gezonden. Bij faxbericht van dezelfde datum heeft de rechtbank de vreemdeling bericht dat de staatssecretaris aan haar heeft medegedeeld dat een afschrift van de voortgangsrapportage aan hem is verzonden en heeft zij de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om binnen twee werkdagen na ontvangst van deze rapportage daarop te reageren. Gegeven de overweging van de rechtbank dat de reactie van de vreemdeling zeven dagen na de termijn is ingediend, heeft zij aangenomen dat de vreemdeling de voortgangsrapportage eveneens op 13 juli 2009 heeft ontvangen, zodat hij uiterlijk op 15 juli 2009 daarop had dienen te reageren.
Blijkens het door de staatssecretaris ingediende verweerschrift heeft deze vastgesteld dat, zoals de vreemdeling in hoger beroep heeft gesteld, de voortgangsrapportage eerst bij faxbericht van 20 juli 2009 aan de vreemdeling is gezonden.
Aldus is de hiervoor bedoelde aanname van de rechtbank onjuist gebleken en heeft zij ten onrechte de door de vreemdeling op 22 juli 2009 ingezonden reactie op de voortgangsrapportage buiten beschouwing gelaten.
Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat de uitspraak is gedaan in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is geweest, op grond waarvan de Afdeling aanleiding ziet van het hoger beroep kennis te nemen, hoewel de Vw 2000 daartoe geen grondslag biedt.
2.4. Uit het vorenoverwogene vloeit tevens voort dat het hoger beroep reeds daarom kennelijk gegrond is. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.5. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II.vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 28 juli 2009 in zaak nr. 09/24884;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins de Vin, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin
voorzitter
w.g. Van de Kolk
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2009
347-562.
Verzonden: 3 september 2009
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak