Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7438

Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5673 WAZ
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAZ-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Voldoede zorgvuldig medische onderzoek. Juiste vaststelling medische beperkingen. Voorts is ook de Raad van oordeel dat het Uwv de passendheid in medisch opzicht van de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies in voldoende mate heeft gemotiveerd.


Uitspraak

08/5673 WAZ Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 3 september 2008, 07/2498 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 2 september 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft medische informatie in geding gebracht, waarop namens het Uwv door een bezwaarverzekeringsarts is gereageerd. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brouwer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.T. Wielinga. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit van 6 september 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 7 november 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 25% is. 1.2. Bij besluit van 20 september 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 6 september 2006 ongegrond verklaard. 2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven. In de omstandigheid dat pas in de loop van de beroepsprocedure een afdoende motivering is gegeven waarom de geduide functies ondanks de beperkingen van appellant geschikt voor hem zijn heeft de rechtbank aanleiding gezien het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en de rechtsgevolgen ervan geheel in stand te laten. Voorts heeft de rechtbank bepalingen gegeven over de vergoeding van griffierecht en proceskosten. 3.1. Appellant kan zich met deze uitspraak niet verenigen. Hij is van mening dat zijn belastbaarheid door het Uwv niet juist is vastgesteld. Het Uwv heeft onvoldoende rekening gehouden met zijn vele gezondheidsklachten. Appellant heeft in hoger beroep wederom verzocht om een deskundigenonderzoek. Ten slotte acht appellant de geduide functies niet passend. 3.2. Het Uwv heeft in verweer verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. Het gaat in dit geding om de mate van appellants arbeidsongeschiktheid op 7 november 2006. De Raad is met de rechtbank en op grond van de desbetreffende overwegingen in de aangevallen uitspraak van oordeel dat onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat het medisch onderzoek van het Uwv niet zorgvuldig is geweest en dat de medische beperkingen van appellant per de in geding zijnde datum door de bezwaarverzekeringsarts Zwemer niet juist zijn vastgesteld. Naar aanleiding van de van de zijde van appellant in hoger beroep overgelegde rapportages van de medisch adviseur D.J. Schakel van 29 februari 2008 en van 16 juni 2008 overweegt de Raad als volgt. De rapportage van 29 februari 2008 was namens appellant reeds in de beroepsfase aan de rechtbank overgelegd. Naar aanleiding daarvan heeft de bezwaarverzekeringsarts Zwemer blijkens haar rapportage van 17 maart 2008 appellant in verband met de bij hem als gevolg van zijn diabetes mellitus optredende polyneuropathie van de benen en de neuralgiforme pijn in zijn rechteronderbeen meer beperkt geacht dan was vastgelegd in de zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 december 2006. Zwemer heeft daartoe op 17 maart 2008 de FML aangepast. Naar aanleiding van de rapportage van Schakel van 16 juni 2008, ingediend in het kader van een andere beoordeling van appellant dan hier aan de orde, heeft Zwemer op 15 juli 2008 gerapporteerd. Zij meent dat Schakel geen nieuwe, relevante (medische) feiten of omstandigheden aanvoert. Evenmin zijn er volgens haar relevante nieuwe argumenten op basis van de bestaande gegevens aangevoerd. Zwemer is vervolgens op een aantal aspecten van appellants belastbaarheid ingegaan die haars inziens verduidelijking behoeven. Zo heeft zij een correctie aangebracht in haar eerdergenoemde rapportage van 17 maart 2008 en heeft zij een nadere toelichting gegeven op het item bovenhands werken in de FML. Ten slotte heeft Zwemer, in navolging van appellants oogarts, vermeld dat er bij appellant sprake is van een sinds, in ieder geval, 1995 lichte, stabiele retinopathie, na daarvoor met laser te zijn behandeld, hetgeen het ziekteproces tot nu toe voldoende tot staan heeft gebracht. Zwemer concludeert – en de Raad heeft onvoldoende grond om aan de juistheid van die conclusie te twijfelen – dat de rapportage van Schakel van 16 juni 2008 geen aanleiding geeft tot wijziging van het eerder ingenomen standpunt. De subjectieve klachtenbeleving van appellant kan naar het oordeel van de Raad bij de toepassing van de WAZ geen toereikende basis vormen voor het oordeel dat zijn medische beperkingen door het Uwv zouden zijn onderschat. De Raad ziet dan ook geen reden voor nader deskundigenonderzoek. 4.2. Voorts is ook de Raad van oordeel dat het Uwv de passendheid in medisch opzicht van de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies in voldoende mate heeft gemotiveerd. 5. Hetgeen in 4.1 en 4.2 is overwogen leidt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009. (get.) T. Hoogenboom. (get.) C. de Blaeij. KR