Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7159

Datum uitspraak2009-09-01
Datum gepubliceerd2009-09-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200904852/2/M2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 30 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van den Haag (hierna: het college) besloten om met toepassing van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften te stellen voor een horecagelegenheid aan de [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200904852/2/M2. Datum uitspraak: 1 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 30 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van den Haag (hierna: het college) besloten om met toepassing van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) maatwerkvoorschriften te stellen voor een horecagelegenheid aan de [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 26 mei 2009 heeft het college het door [verzoeker], exploitant van de inrichting, hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2009, beroep ingesteld. Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker] heeft een nader stuk ingediend. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 augustus 2009, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. M.P.A. Oogjen, advocaat te Woerden, en door ir. J.W. Niggebrugge, deskundige, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.N. Goudswaard, ing. H.C.G.M. Bastiaansen en R. Boender, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. [verzoeker] klaagt in zijn verzoekschrift dat het bij het besluit van 30 september 2008 gestelde maatwerkvoorschrift b in de nachtperiode ten onrechte 5 dB(A) minder geluidruimte toestaat dan is berekend in het in zijn opdracht door Kupers & Niggebrugge B.V. opgestelde geluidrapport van 22 juli 2008 (hierna: het geluidrapport). 2.3. Ingevolge maatwerkvoorschrift b van het besluit van 30 september 2008, voor zover thans van belang, moet de in maatwerkvoorschrift a genoemde muziekinstallatie zodanig zijn afgesteld dat geen hoger equivalent geluidniveau, gebaseerd op het popmuziekspectrum, kan optreden dan 63 dB(A) in de nachtperiode tussen 23.00 en 07.00 uur. Deze waarde geldt voor de gehele inrichting. 2.4. In het geluidrapport is berekend dat bij een afstelling van de muziekinstallatie op 68 dB(A) in de nachtperiode nog kan worden voldaan aan de op grond van het Activiteitenbesluit in acht te nemen grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. In het besluit van 30 september 2008 is door het college het standpunt ingenomen dat hiervoor een afstelling van de muziekinstallatie op 63 dB(A) noodzakelijk is. Dit standpunt heeft het college in het besluit van 26 mei 2009 gehandhaafd. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet duidelijk geworden welke van voormelde waarden juist is. 2.5. De voorzitter ziet, bij afweging van alle belangen, aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening waarbij de waarde van 68 dB(A) in de plaats wordt gesteld van de in maatwerkvoorschrift b van het besluit van 30 september 2008 genoemde waarde van 63 dB(A). Daarbij heeft de voorzitter in aanmerking genomen dat nadat de voorzitter ter zitting had voorgesteld deze voorlopige voorziening te treffen hiertegen geen bezwaren zijn geuit. 2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 26 mei 2009, kenmerk B.3.08.1354.001, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 30 september 2008, kenmerk MPM-6332/3015405, voor zover het de in maatwerkvoorschrift b gestelde waarde voor het equivalente geluidniveau tussen 23.00 en 07.00 uur betreft; II. treft de voorlopige voorziening dat de waarde voor het equivalente geluidniveau als bedoeld in maatwerkvoorschrift b tussen 23.00 en 07.00 uur 68 dB(A) bedraagt; III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Fransen voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2009 402.