Jurisprudentie
BJ7103
Datum uitspraak2009-07-22
Datum gepubliceerd2009-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003056-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003056-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Rijbewijs- en kentekenplicht voor een Unimogvoertuig. Verdachte had geen gewoon rijbewijs, maar wel een tractorrijbewijs. Verdachte rijdt op de openbare weg in een zogenaamd Unimog-voertuig. Hij wordt vervolgd voor het besturen van dit voertuig terwijl hij daarvoor geen rijbewijs heeft en terwijl voor het voertuig geen kenteken is opgegeven. Verdachte voert aan dat zijn Unimog een voor de land- en bosbouw bestemd voertuig is, waarvoor ingevolge art. 37 van de Wegenverkeerswet 1994 een tractorrijbewijs volstaat. Het hof komt tot een tegengestelde conclusie, nu deze Unimog in 1961 door producent is gebouwd als troepentransportwagen voor het (West-)Duitse leger en niet is ontworpen noch beschikt over een uitrusting die nodig is voor de land- of bosbouw (met name beschikt het voertuig niet over een aftak-as waarmee aan te koppelen uitrustingsstukken worden aangedreven).
Uitspraak
Parketnummer: 20-003056-07
Uitspraak : 22 juli 2009
TEGENSPRAAK
(promis)
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch, Sector Kanton, van 8 augustus 2007 in de strafzaak met parketnummer 01-760318-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep op 14 april 2008, 9 juli 2008, 17 september 2008, 26 januari 2009 en 8 juli 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 december 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende bewezen zal verklaren hetgeen verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd en verdachte zal veroordelen ten aanzien van feit 1 tot een geldboete van
EUR 150,-, subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis, en ten aanzien van feit 2 tot een geldboete van EUR 150,-, subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de kantonrechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 september 2005 te Boxmeer als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) heeft gereden op de weg, Burgemeester Verkuijlstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig
behoorde.
2.
hij op of omstreeks 03 september 2005 te Boxmeer als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto), daarmede op de weg, Burgemeester Verkuijlstraat, heeft gereden, zonder dat aan de eigenaar en/of houder door de Dienst Wegverkeer voor dat voertuig een kenteken was opgegeven, immers was voor dat motorrijtuig in het geheel geen kenteken opgegeven.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 03 september 2005 te Boxmeer als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto) heeft gereden op de weg, Burgemeester Verkuijlstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen waartoe dat motorrijtuig behoorde.
2.
hij op 03 september 2005 te Boxmeer als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede op de weg, Burgemeester Verkuijlstraat, heeft gereden zonder dat aan de eigenaar of houder door de Dienst Wegverkeer voor dat voertuig een kenteken was opgegeven, immers was voor dat motorrijtuig in het geheel geen kenteken opgegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Overwegingen omtrent het bewijs
1. De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in nagenoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Het verwijt
2. De verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij (1.) in een motorrijtuig (bedrijfsauto) heeft gereden zonder daarvoor afgegeven rijbewijs en (2.) zonder dat dit motorrijtuig (bedrijfsauto) was voorzien van een kenteken.
De uitspraak van de kantonrechter
3. De Kantonrechter heeft verdachte voor beide feiten veroordeeld. De kantonrechter heeft, ondanks de uitdrukkelijke verweren van verdachte, volstaan met een zogenaamd stempelvonnis. Verdachte is van die veroordeling in hoger beroep gegaan.
Het standpunt van de verdediging
4. Ter zitting van het hof van 8 juli 2009 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – het onderhavige voertuig (een zgn. Unimog = Universeel Motor Gerät) dient te worden aangemerkt als een landbouw- of bosbouwtrekker van de categorie T5. Het voertuig is in 1962 ontworpen voor de land- of bosbouw. Dat wordt niet anders, doordat er later veranderingen aan het voertuig zijn aangebracht of doordat het oorspronkelijk was vervaardigd voor het leger. Aldus valt het voertuig onder de uitzonderingsbepalingen van artikel 37 van de Wegenverkeerswet 1994 en was het derhalve niet kentekenplichtig en was er ook geen ander rijbewijs voor nodig dan een tractorrijbewijs en dat bezat verdachte.
Het standpunt van de advocaat-generaal
5. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het voertuig/de Unimog kentekenplichtig is omdat het niet onder één der uitzonderingsbepalingen valt (feit 2.) en verdachte voorts een rijbewijs nodig had om dit voertuig te besturen (feit 1.) Zij acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
6. Met betrekking tot het rijbewijsvereiste:
Voor het vaststellen of voor het besturen van het voertuig een rijbewijs vereist was (feit 1), zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
Artikel 107 Wegenverkeerswet 1994
1. Aan de bestuurder van een motorrijtuig op de weg dient door de daartoe bevoegde autoriteit een rijbewijs te zijn afgegeven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie waartoe dat motorrijtuig behoort.
Artikel 177 Wegenverkeerswet 1994
1. Overtreding van
a. de artikelen (…..) 107, eerste (…..) lid (……)
b. (…..)
c. (…..)
d. (…..)
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 118 Wegenverkeerswet 1994
1. Een rijbewijs wordt afgegeven voor het besturen van een of meer in dat bewijs aangeduide categorieën van motorrijtuigen.
2. De categorieën worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
artikel 15 Reglement rijbewijzen
1. Rijbewijzen worden afgegeven voor het besturen van de volgende categorieën van motorrijtuigen:
a. (…..)
b. (…..)
c. motorrijtuigen niet zijnde motorrijtuigen van de rijbewijscategorie D, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, (….)
d. motorrijtuigen die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, (…..)
e. (…..)
7. Met betrekking tot de kentekenplichtigheid:
Voor het vaststellen of het motorrijtuig kentekenplichtig was (feit 2), zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
Artikel 36 Wegenverkeerswet 1994
Lid 1:
Aan de eigenaar of houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen op de weg dient overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door de Dienst Wegverkeer een kenteken voor dat voertuig te zijn opgegeven.
Lid 2:
Ter zake van de in het eerste lid bedoelde opgave dient overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door de Dienst Wegverkeer een kentekenbewijs te zijn afgegeven aan de eigenaar of houder van het voertuig.
Artikel 177 Wegenverkeerswet 1994
1. Overtreding van
a. de artikelen (…..) 36, eerste tot en met vijfde lid (……)
b. (…..)
c. (…..)
d. (…..)
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 37 Wegenverkeerswet 1994
Lid 1:
Artikel 36 is niet van toepassing op:
a. de volgende categorieën motorrijtuigen alsmede de door die motorrijtuigen voortbewogen aanhangwagens:
1°. bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde categorieën bromfietsen, alsmede
(……)
2°. landbouwtrekkers
3°. gehandicaptenvoertuigen en
4°. motorrijtuigen met beperkte snelheid
Lid 6:
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels vastgesteld omtrent de omschrijving van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde categorieën voertuigen alsmede de voor die categorieën vastgestelde maximumsnelheid.
Artikel 1.1. Voertuigreglement
In dit besluit en de daarop berustende regelingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder
a. t/m aa. .......
ab. landbouw- of bosbouwtrekker: motorrijtuig op wielen of rupsbanden, met ten minste twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw, welk motorrijtuig kan zijn ingericht om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden of kan worden uitgerust met zitplaatsen voor meerijders;
ab1. t/m ab3. (……)
ab4. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T5: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/u
ac t/m ao. (……)
ap. motorrijtuig met beperkte snelheid: motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 25 km/h, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en ingericht voor het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen; onder motorrijtuig met beperkte snelheid wordt mede verstaan: motorrijtuig niet zijnde een landbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en
1. ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen;
2. ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden aan wegen of aan werken op, in langs en boven wegen.
Vaststaande feiten
8. Vast staat dat verdachte op 3 september 2005 te Boxmeer op de weg, de Burgemeester Verkuijlstraat, heeft gereden in een voertuig alsmede dat verdachte geen rijbewijs had voor een motorrijtuig en dat het voertuig niet voorzien was van een kenteken (verklaring verdachte bij de politie doorgenummerde pagina 010 , ter zitting van de Kantonrechter d.d. 13 december 2006 en op de terechtzittingen van het hof alsmede het relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 5-6).
9. Verdachte heeft op 3 september 2005 tegenover de politie verklaard dat het betreffende voertuig door hem als vervoermiddel werd gebruikt en dat hij het af en toe voor activiteiten op het land gebruikte. Meestal gebruikte hij het als vervanging van een bromfiets. Ten tijde van de aanrijding op 3 september 2005 was hij er mee op weg naar een verjaardag. Voorts heeft hij verklaard dat het voertuig een maximale snelheid heeft van 60 km/h. (doorgenummerde pagina 010).
10. Door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is geconstateerd dat het voertuig in ieder geval een snelheid haalde van 50 km/h (doorgenummerde pagina 006)
11. Ter zitting van de Kantonrechter d.d. 13 december 2006 heeft de verdachte verklaard dat hij het voertuig gebruikte bij zijn werk als dakdekker en wel voor vervoer en om tractie te verrichten als bijvoorbeeld de bus vast zat. Tevens heeft hij toen verklaard dat hij ten tijde van het ten laste gelegde niet in het bezit was van een rijbewijs om een motorrijtuig te besturen. Ter zitting van het hof van 17 september 2008 heeft verdachte dit herhaald.
Overwegingen met betrekking tot de kentekenplichtigheid
12. Niet is aangevoerd dat het betreffende voertuig een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig was als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a onder 1° respectievelijk 4° van de Wegenverkeerswet 1994. Het voertuig voldeed ook niet aan de definitie van een bromfiets of gehandicaptenvoertuig. (doorgenummerde pagina 17)
13. Hoewel de verdediging zich hierop ook niet heeft beroepen, heeft het hof onderzocht of het voertuig een motorrijtuig met beperkte snelheid zou zijn als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a onder 4° van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof is van oordeel dat het voertuig aan de definitie daarvan, zoals die blijkt uit artikel 1.1. aanhef en onder ap van het Voertuigreglement, niet voldoet. Immers uit de verklaring van verdachte en uit de waarnemingen van verbalisanten, zoals onder Vaststaande feiten 9 en 10 hiervoor weergegeven, blijkt dat het voertuig een snelheid haalde of kon halen van meer dan 25 km/h. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van de politie (doorgenummerde pagina 019) dat het voertuig was ingericht voor het vervoer van personen en is niet gebleken dat het was ingericht voor het op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen. Ook was het voertuig niet ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen of voor het uitvoeren van werkzaamheden aan wegen of aan werken op, in, langs en boven wegen. (pagina 019)
De uitzonderingsbepaling van artikel 37, eerste lid, onderdeel a onder 4° is dan ook niet van toepassing.
14. Blijft over de vraag of het voertuig kan worden aangemerkt als een landbouwtrekker als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a onder 2° van de Wegenverkeerswet 1994 j° artikel 1.1. onder ab van het Voertuigreglement. Van belang is daarbij of het voertuig voornamelijk voor tractiedoeleinde bestemd was alsmede in het bijzonder was ontworpen voor kort gezegd gebruik in de land- of bosbouw.
Ter beantwoording van die vraag overweegt het hof het volgende.
15. Uit de verklaringen van verdachte bij de politie en ter zitting van de kantonrechter op 13 december 2006 en ter zitting van het hof van 17 september 2008 kan niet blijken dat het voertuig voornamelijk voor tractiedoeleinden was bestemd. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij het voertuig als vervoermiddel gebruikte bij zijn werk als dakdekker en als vervanging van een bromfiets. Met betrekking tot tractiedoeleinden heeft verdachte verklaard dat hij het voertuig ook gebruikte als bijvoorbeeld de bus vast zat.
16. Uit deze verklaringen van verdachte blijkt tevens dat hij het voertuig evenmin gebruikte in de land- of bosbouw.
17. Echter uit de bewoordingen van artikel 1.1. onder ab van het Voertuigreglement leidt het hof af dat voor de vraag of een voertuig als landbouw-of bosbouwtrekker kan worden aangemerkt niet bepalend is het gebruik dat van het voertuig daadwerkelijk wordt gemaakt, maar of het voertuig als zodanig is bestemd en ontworpen.
Daaromtrent stelt het hof het volgende vast.
18. Uit de ter terechtzitting van het hof van 17 september 2008 door de getuige/deskundige [getuige-deskundige] getoonde afbeeldingen van Unimogs blijkt dat daarop, naast Unimogs die werkzaamheden verrichten in de land- of bosbouw, ook een groot aantal Unimogs staat afgebeeld terwijl die werkzaamheden verrichten die niets met de land- of bosbouw te maken hebben.
19. In een aan het dossier toegevoegd formulier van de Rijksdienst voor het wegverkeer (voortaan:RDW) “Aanvraag/vermissing GV-kenteken (alleen voor grensverkeer)” is vermeld: ”Categorie 1: Land- of bosbouwtrekker: Motorrijtuig op wielen of rupsbanden met ten minste twee assen. Het motorrijtuig is gemaakt om land- of bosbouwwerkzaamheden uit te voeren, door een verwisselbaar uitrustingsstuk of aanhangwagen aan te koppelen. Voorbeeld hiervan is een tractor, maar ook sommige voertuigen van het merk Unimog of Multicar. Voorwaarde is dan wel dat het voertuig een landbouwuitvoering is.”
20. Uit de aan het dossier toegevoegde stamkaart van het voertuig blijkt dat het voertuig oorspronkelijk is geleverd aan de Bundeswehr (het Duitse leger) in Koblenz (Duitsland).
21. Uit de naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van de Leitender Oberstaatsanwalt te Landau (BRD) bij brief van 11 mei 2009 ontvangen stukken (en de bijbehorende Nederlandse vertaling) blijkt het volgende:
- In het “Technischer Bericht” (technisch rapport) van de Technischer Uberwachsungs-Verein Mannheim e.V. (Technische Controledienst Mannheim) d.d. 3 augustus 1961 wordt de onderhavige Unimog aangeduid als “Lastkraftwagen” (vrachtwagen) respectievelijk “leichter, geländegängiger Lastkraftwagen” (lichte terreinvrachtwagen). Het hof begrijpt hieruit dat het voertuig geschikt was voor ongebaand terrein.
- Ook in de Allgemeine Betriebserlaubis (algemene bedrijfsvergunning) van het Kraftfahrt-Bundesambt d.d. 16 januari 1962 wordt de onderhavig Unimog aangeduid als “Lastkraftwagen” en verder wordt het voertuig benoemd als “Mannschaftstransportwagen” (troepentransportwagen).
- [Medewerker Daimler AG Werk], werkzaam bij Daimler AG Werk, heeft bij de Politie Rheinpfalz te Worth (BRD) verklaard dat Unimogs van het type als de onderhavige bestemd waren voor en uitsluitend geleverd werden aan Bundeswehr (het Duitse leger) en de Zivile Bevölkerungsschutz (de civiele burgerbescherming).
22. Uit een en ander leidt het hof af dat een zogenaamde Unimog niet per definitie “in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw, welk motorrijtuig kan zijn ingericht om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden of kan worden uitgerust met zitplaatsen voor meerijders” als bedoeld in artikel 1.1 onder ab van het Voertuigreglement en derhalve niet per definitie kan worden aangemerkt als een landbouwtrekker als bedoeld artikel 37, eerste lid onderdeel a onder 2° van de Wegenverkeerswet 1994.
23. Het is wel mogelijk dat een Unimog als landbouwtrekker kan worden aangemerkt, maar dan moet het specifieke voertuig in het bijzonder zijn ontworpen voor de land- of bosbouw, dat wil zeggen een landbouwuitvoering zijn, een “aangepaste Unimog” (met bijvoorbeeld een aftakas). Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is zulks ten aanzien van het onderhavige voertuig naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Integendeel, dit specifieke voertuig is ontworpen voor het leger en ook daadwerkelijk geleverd aan het Duitse leger, bedoeld voor het transport van troepen en derhalve niet voor land- of bosbouwdoeleinden.
24. De uitzonderingsbepaling van artikel 37, eerste lid, onderdeel a onder 2 ° van de Wegenverkeerswet 1994 is naar het oordeel van het hof dan ook niet van toepassing.
25. Het voertuig was derhalve kentekenplichtig, waarbij het hof nog opmerkt dat het, gelet op het gerelateerde in het proces-verbaal van de politie (doorgenummerde pagina’s 020/021), moet worden aangemerkt als een bedrijfsauto als bedoeld in artikel 1.1. aanhef en onder h van het Voertuigreglement.
Conclusie
Het hof acht dan ook bewezen hetgeen verdachte onder 2. is ten laste gelegd.
Overwegingen met betrekking tot het rijbewijsvereiste
26. Uit het proces-verbaal van de politie (doorgenummerde pagina’s 019/020) blijkt dat de toegestane maximum massa van het voertuig 4750 kg bedroeg, derhalve meer dan 3500. Voor het besturen van dit motorrijtuig was dan ook een rijbewijs van de categorie C vereist.
27. Nu vast staat dat verdachte niet over een dergelijk rijbewijs beschikte ten tijde van het ten laste gelegde (zie de hiervoor onder 11 vermelde verklaring van verdachte ter zitting van de Kantonrechter op 13 december 2006 alsmede de schriftelijke verklaring van de ambtenaar bij het ressortsparket te ’s-Hertogenbosch ([medewerker ressortsparket]) d.d. 9 oktober 2007), acht het hof bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien bij artikel 107 (oud), eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en strafbaar gesteld bij artikel 177 (oud), eerste lid, aanhef en onder a, van die wet.
Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien bij artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en strafbaar gesteld bij artikel 177 (oud), eerste lid, aanhef en onder a, van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouwe heeft bepleit dat verdachte niet wist noch behoorde te weten dat de Unimog niet aan alle eisen van een landbouwvoertuig voldeed. De verzekeringsmaatschappij heeft de Unimog immers als landbouwvoertuig verzekerd en de politie heeft de Unimog vóór het tenlastegelegde onderzocht en daarbij is verdachte geen bekeuring gegeven. Bovendien is er door de politie niet in een later stadium gecontroleerd of voor de Unimog alsnog een kenteken was aangevraagd, aldus de raadsvrouwe. Verdachte zou derhalve moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege afwezigheid van alle schuld.
Voor het geval het hof dit verweer zou verwerpen, bepleit de raadsvrouwe (met een beroep op 22 november 1949, NJ 1950, 180) ontslag van rechtsvervolging wegens het opvolgen van een ambtelijk bevel als bedoeld in artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt het volgende.
Verdachte kon en mocht aan de omstandigheid dat de verzekeringsmaatschappij de Unimog als landbouwvoertuig verzekerde niet het vertrouwen ontlenen dat de Unimog niet kentekenplichtig was en voor het besturen ervan geen rijbewijs voor een motorrijtuig vereist was. Aan de verzekeringsmaatschappij – waarvan overigens niet is gebleken dat zij het voertuig, alvorens het in verzekering te nemen, heeft geïnspecteerd met het oog op de vraag of het een landbouwvoertuig was – valt niet een zodanig gezag toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid mocht vertrouwen op de juistheid van haar stellingname.
Een dergelijk vertrouwen zou wel gerechtvaardigd kunnen zijn als politieamtenaren zich daarover ten opzichte van verdachte zouden hebben uitgelaten. Hieromtrent staat het volgende vast.
Getuige [verbalisant 3], politieambtenaar, heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 17 september 2008 verklaard dat zijn collega [verbalisant 4] en hij enige tijd voor het tenlastegelegde bij verdachte thuis zijn geweest in verband met de Unimog. Getuige [verbalisant 3] heeft verdachte gezegd dat hij de Unimog door de RDW moest laten keuren om de status van het voertuig vast te stellen en dat hij een kenteken moest aanvragen.
Getuige [verbalisant 4], politieambtenaar, heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 januari 2009 verklaard dat zijn collega [verbalisant 3] en hij met verdachte zijn gaan praten en hem hebben meegedeeld hij er verstandig aan deed om niet met de Unimog te gaan rijden omdat hij anders problemen zou kunnen krijgen.
Verdachte mocht er op basis van deze uitlatingen van de politie niet op vertrouwen dat de Unimog niet kentekenplichtig was en voor het besturen ervan geen rijbewijs voor een motorrijtuig vereist was.
De omstandigheid dat de politie bij het eerdere contact met verdachte geen bekeuring heeft gegeven en ook niet is teruggekeerd om te controleren of de Unimog inmiddels een kenteken had, maakt dat niet anders.
Het hof verwerpt het beroep op afwezigheid van alle schuld.
Gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen van de politieambtenaren ontbeert het verweer dat verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging wegens het opvolgen van een ambtelijk bevel feitelijke grondslag. Derhalve wordt dit verweer eveneens verworpen. Het hof merkt op dat het door de raadsvrouwe aangehaalde arrest HR 22 november 1949, NJ 1950, 180 (motorpapieren-arrest) geen betrekking heeft op deze strafuitsluitingsgrond “ambtelijk bevel” maar op afwezigheid van alle schuld.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van feit 1 een geldboete van EUR 150,- en ten aanzien van feit 2 eveneens een geldboete van EUR 150,- gevorderd.
De raadsvrouwe heeft betoogd dat vanwege onduidelijkheid die bij verdachte, maar ook bij andere eigenaren van Unimogs bestaat over de kentekenplicht en het rijbewijsvereiste, een symbolische straf van EUR 1,- meer dan voldoende is, temeer nu verdachte ook nog de verzekeringskwestie boven het hoofd hangt.
Het hof zal de raadsvrouwe in dit betoog niet volgen. Allereerst ziet de raadsvrouwe er aan voorbij dat de minimale geldboete is bepaald op EUR 3,-. Voorts had het op de weg van verdachte gelegen om zich omtrent de status van de Unimog te wenden tot organisaties die zich met autoriteit daarover zouden kunnen uitlaten. Dat verdachte zulks heeft gedaan is gesteld noch gebleken, zulks terwijl de politie hem had gewezen op de mogelijkheid om de Unimog te laten keuren door de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Verdachte heeft dat niet gedaan en de zaak maar op zijn beloop gelaten.
Het hof ziet dan ook geen reden af te wijken van de eis van de advocaat-generaal, die uitgaat van gebruikelijke tarieven ten aanzien van dit soort feiten.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 36, 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezen verklaarde oplevert:
1: Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
2: Overtreding van artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis.
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. M.J.C. van Kamp en mr. J.A. van Zon,
in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoekstra, griffier,
en op 22 juli 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. van Zon is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.