Jurisprudentie
BJ6966
Datum uitspraak2009-09-04
Datum gepubliceerd2009-09-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/535546-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/535546-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft drie meisjes van 7 en 8 jaar misbruikt door ontuchtige handelingen bij ze te plegen. Bij twee meisjes heeft het misbruik ruim een jaar voortgeduurd.[...] De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar geëist, waarbij zij stelt dat voor verdachte in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling een traject bij De Waag kan worden gestart. De rechtbank acht echter, als hiervoor overwogen, een meer langdurig toezicht van groot belang. Daar verdachtes pedofilie een geaardheid betreft, kan dit niet verholpen worden en zal de mogelijkheid van recidive afhangen van verdachtes omgang met zijn geaardheid. Bij een straf van zeven jaar zal de periode van controle en begeleiding twee jaar en vier maanden duren. Dit acht de rechtbank een te korte periode, met name gezien de gevolgen voor de slachtoffers als verdachte daadwerkelijk recidiveert. Nu de wet alleen bij gevangenisstraffen van vier jaar of minder de mogelijkheid biedt om een langere proeftijd en – daarmee – een langer toezicht op te leggen, komt de rechtbank uit op de navolgende straf. De rechtbank acht een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te noemen duur, gelet op het bovenstaande, passend en geboden. De rechtbank zal daarbij de proeftijd op vijf jaren stellen, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar; reclasseringtoezicht gedurende de proeftijd.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer
09/535546-08
Datum uitspraak: 4 september 2009
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Breda – HvB De Boschpoort" te Breda.
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 januari 2009, 6 april 2009, 29 juni 2009 en 21 augustus 2009. Ter terechtzitting van 14 januari 2009 heeft de rechtbank de voeging bevolen van de dagvaarding I (parketnummer 09/535546-08) en dagvaarding II (parketnummer 09/535499-08).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding I onder 1 (eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief), 2 en 3 (eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief) en dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Ten aanzien van dagvaarding I met betrekking tot de feiten 1 en 2 acht de officier van justitie bewezen dat verdachte de desbetreffende handelingen in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 september 2008 heeft begaan en ten aanzien van feit 3 geldt dit voor de periode van 1 juni 2007 tot en met 7 september 2008.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen namens [A], [B] en [C] en een schadevergoedingsmaatregel op deze vorderingen op te leggen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 14 januari 2009 – dat:
dagvaarding I
1.
(eerste cumulatief/alternatief)
hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2006 tot en met 7 september 2008 te [plaats], meermalen, althans éénmaal, met [B] (geboren [geboortedatum] 2000), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [B], hebbende verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in de vagina en/of de anus van die [B] geduwd/gebracht en/of
- een vibrator in de vagina van die [B] geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [B] gelikt;
en/of
(tweede cumulatief/alternatief)
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2006 tot en met 7 september 2008 te [plaats] meermalen, althans éénmaal, met [B], geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens)
- betasten/strelen van de benen van die [B] (die bij hem, verdachte op schoot zat) en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in/onder de broek en/of onderbroek van die [B] en/of
- het met zijn, verdachtes, hand(en) betasten en/of strelen en/of wrijven van/aan de (blote) vagina en/of schaamstreek van die [B] en/of
- het likken van en/op aan de vagina en/of schaamstreek van die [B] en/of
- met een vibrator strelen en/of betasten van de vagina en/of schaamstreek van die [B] en/of
- die [B] zeggen dat ze aan zijn, verdachtes, penis moest gaan likken en/of (daarbij) met een ontbloot geslachtsdeel voor die [B] gaan staan;
- die [B] met haar naakte/blote vagina op/tegen zijn blote penis laten zitten en heen en weer laten bewegen en/of
- die [B] hem laten aftrekken, althans laten betasten van zijn penis;
art. 247 Wetboek van Strafrecht en/of
art. 244 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2006 tot en met 7 september 2008 te [plaats], meermalen, althans éénmaal, (telkens) één of meer afbeelding(en) en/of (een) voorwerp(en) en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten (telkens) een filmbestand en/of een computerbestand en/of een internetsite, bevattende (een) man(nen) en/of (een) vrouw(en) welke (geheel zichtbaar) geslachtsgemeenschap hadden en/of waarbij de vagina van de vrouw(en) (geheel zichtbaar) werd betast en/of waarbij (aan) de penis van de man(nen) (geheel zichtbaar) werd gelikt en/of betast (porno), heeft verstrekt, aangeboden of vertoond aan een minderjarige, te weten [B], van wie hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze jonger was dan zestien jaar;
art 240a Wetboek van Strafrecht
3.
(eerste cumulatief/alternatief)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 7 september 2008 te [plaats], meermalen, althans éénmaal, met [C] (geboren [geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [C], hebbende verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in de vagina van die [C] geduwd/gebracht en/of
- zijn tong in de mond van die [C] gebracht en/of die [C] getongzoend en/of
- de vagina van die [C] gelikt
en/of
(tweede cumulatief/alternatief)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 7 september 2008 te [plaats] meermalen, althans éénmaal, met [C], geboren op [geboortedatum] 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens)
- strelen en/of zoenen van de benen en/of de rug en/of de haren en/of de billen en/of oren, althans het lichaam van die [C] en/of vasthouden van de hand van die [C] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in/onder de onderbroek van die [C] en/of
- (vervolgens) strelen en/of betasten van de (blote) vagina en/of schaamstreek van die [C] en/of
- likken van de vagina en/of schaamstreek van die [C] en/of
- vragen aan die [C] of ze aan zijn, verdachtes, penis wilde zitten;
art 247 Wetboek van Strafrecht en/of
art 244 Wetboek van Strafrecht
Dagvaarding II
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2008 te [plaats] met [A], geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het strelen van de benen en/of de vagina van die [A] over haar kleding en/of (vervolgens)
- het openmaken van de knopen en de rits van de broek van die [A], althans het aan die [A] vragen of zij de knopen en/of rits van haar broek wilde openmaken en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, hand(en) in/onder de broek en/of in/onder de onderbroek van die [A] en/of
- (vervolgens) het met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van de (blote) vagina, althans de (blote) schaamstreek, van die [A] en/of
- het wrijven over en/of het strelen van de (blote) vagina, althans de (blote) schaamstreek, van die [A];
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 7 september 2008 te [plaats] met [D], geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het brengen van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of in/onder de onderbroek van die [D] en/of (vervolgens) betasten en/of strelen van de (blote) vagina, althans de (blote) schaamstreek, van die [D].
art 247 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding II onder 2 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat tussen verdachte en het slachtoffer, [D], seksuele handelingen hebben plaats gevonden en waaruit deze zouden hebben bestaan. Verdachte heeft de ontuchtige handelingen met [D] ontkend, terwijl hij de andere voor hem belastende feiten wel heeft bekend. De rechtbank hecht derhalve waarde aan verdachtes ontkenning ten aanzien van dit feit. Als wettig bewijsmiddel zijn de verklaring van [D] en de aangifte van haar moeder in het dossier opgenomen. De betrouwbaarheid van de verklaring van [D] van 15 juli 2008 in de verhoorstudio is onderzocht door drs. [...], die de resultaten van haar onderzoek heeft opgenomen in haar rapportage van 10 juli 2009. In deze rapportage heeft de deskundige vraagtekens gezet bij de accuraatheid van de verklaring van [D]. Voorts concludeert de deskundige dat [D]’s verklaring summier is, zowel wat betreft de seksuele handelingen als de precieze context waarin deze plaatsvonden. Eveneens is de ontstaansgeschiedenis van [D]’s verklaring niet duidelijk geworden. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat [D] haar verklaring zelf heeft ingevuld door informatie die zij heeft vernomen over wat verdachte bij haar zus [A] heeft gedaan. Voorts is het mogelijk dat de vragen, die na de verklaring van [A] aan [D] zijn gesteld, invloed hebben gehad op [D]’s verklaring. Volgens de deskundige kan ook niet worden uitgesloten dat iemand anders ontuchtige handelingen heeft verricht bij [D], nu zij tijdens het studioverhoor op 15 juli 2008 nog een andere naam heeft genoemd. Als gevolg van de vele onduidelijkheden over [D]’s verklaring, kan haar verklaring niet voor het bewijs worden gebruikt. Hierdoor dient vrijspraak te volgen, nu daarmee wettig bewijs voor het tenlastegelegde ontbreekt.
De raadsman heeft ter terechtzitting bewijsuitsluiting bepleit, wegens het niet kunnen horen van [D] door de verdediging en de onbetrouwbaarheid van de verklaring van [D]. Nu haar verklaring niet voor het bewijs is gebruikt, kunnen deze verweren onbesproken blijven.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte zijn vinger in de vagina en anus van [B] heeft gebracht, nu verdachte dit ontkent en steunbewijs hiervoor ontbreekt.
De rechtbank oordeelt dat dit standpunt geen doel treft. De rechtbank overweegt het volgende.
Tijdens het studioverhoor op 1 oktober 2008 heeft [B] aangegeven dat verdachte haar met een vinger anaal en vaginaal heeft gepenetreerd en dat hij hierbij soms spuug op zijn vingers deed en soms een “zacht wit spulletje uit een gele fles”, waardoor hij bij de penetratie “er erg diep in ging”. Tevens vertelde [B] bij dit verhoor dat ze een keer bloedde in haar onderbroek.(1) [B]’s moeder heeft bij de politie verklaard dat [B] wel eens last had van blaasontsteking, hetgeen volgens de huisarts ongebruikelijk is voor kinderen van haar leeftijd, en dat [B]’s vagina gedurende lange tijd (ruim een jaar) rood en schraal was. Tevens verklaarde ze dat [B] veel last had van schimmelinfecties bij haar vagina. Over verdachte heeft [B] het volgende verklaard aan haar moeder: “Hij ging met zijn vinger in mijn gaatje en ook in mijn kont.”(2) Verdachte heeft op 5 oktober 2008 bij de politie verklaard dat het door [B] aangehaalde zachte, witte spulletje babyolie was en dat hij dit gebruikte om de clitoris van [B] te strelen. In dit verhoor heeft verdachte tevens verklaard dat hij een paar keer met zijn vinger tegen haar vagina heeft gedrukt.(3)
De rechtbank overweegt dat de vagina een lichaamsholte is van een vrouw. Bij de penetratie daarvan maakt het niet uit hoe ver de penetratie is geweest om te kunnen sprekn van seksueel binnendringen. Ook bij het strelen van de clitoris is naar het oordeel van de rechtbank reeds sprake van seksueel binnendringen. De rechtbank acht het tevens wettig bewezen dat verdachte de anus van [B] heeft gepenetreerd met zijn vinger. De rechtbank ziet geen reden tot twijfel aan de verklaring van [B], omdat ze over vele andere elementen van de tenlastegelegde feiten gelijkluidend aan verdachte heeft verklaard. De rechtbank heeft daarmee ook de overtuiging gekregen dat het penetreren van de anus heeft plaastgevonden. De rechtbank oordeelt derhalve dat ten aanzien van het tenlastegelegde bij dagvaarding I onder 1 eerste cumulatief/alternatief wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zijn vinger in de vagina en de anus van [B] heeft gebracht.
De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding I onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2, 3 eerste en twee cumulatief en de op de dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad – dat:
dagvaarding I
1.
(eerste cumulatief/alternatief)
hij in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 september 2008 te [plaats], meermalen met [B] (geboren [geboortedatum] 2000), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [B], hebbende verdachte
- zijn vinger in de vagina en de anus van die [B] geduwd en
- de vagina van die [B] gelikt;
en
(tweede cumulatief/alternatief)
hij in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 september 2008 te [plaats] meermalen met [B], geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het
- betasten/strelen van de benen van die [B] (die bij hem, verdachte op schoot zat) en
- het brengen van zijn, verdachtes, handen in/onder de broek en onderbroek van die [B] en
- het met zijn, verdachtes, handen betasten en strelen en wrijven van de blote vagina en schaamstreek van die [B] en
- het likken van en aan de vagina en schaamstreek van die [B] en
- met een vibrator strelen en betasten van de vagina en schaamstreek van die [B] en
- die [B] zeggen dat ze aan zijn, verdachtes, penis moest gaan likken en (daarbij) met een ontbloot geslachtsdeel voor die [B] gaan staan;
- die [B] met haar blote vagina op/tegen zijn blote penis laten zitten en heen en weer laten bewegen en
- die [B] hem laten aftrekken;
2.
hij in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 september 2008 te [plaats], een gegevensdrager, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten een filmbestand, bevattende mannen en vrouwen welke geslachtsgemeenschap hadden en waarbij de vagina van de vrouw werd betast en waarbij aan de penis van de man geheel zichtbaar werd gelikt en betast (porno), heeft vertoond aan een minderjarige, te weten [B], van wie hij wist dat deze jonger was dan zestien jaar;
3.
(eerste cumulatief/alternatief)
hij in de periode van 1 juni 2007 tot en met 7 september 2008 te [plaats], meermalen met [C] (geboren [geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [C], hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [C] gebracht en die [C] getongzoend en
- de vagina van die [C] gelikt;
en
(tweede cumulatief/alternatief)
hij in de periode van 1 juni 2007 tot en met 7 september 2008 te [plaats] meermalen met [C], geboren op [geboortedatum] 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het
- strelen en zoenen van de benen en de rug en de haren en de billen en oren van die [C] en vasthouden van de hand van die [C] en
- brengen van zijn, verdachtes, handen in/onder de onderbroek van die [C] en
- (vervolgens) strelen en betasten van de blote vagina en schaamstreek van die [C] en
- likken van de vagina en schaamstreek van die [C] en
- vragen aan die [C] of ze aan zijn, verdachtes, penis wilde zitten;
Dagvaarding II
1.
hij op 15 juni 2008 te [plaats] met [A], geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het strelen van de benen en de vagina van die [A] over haar kleding en (vervolgens)
- het aan die [A] vragen of zij de knopen van haar broek wilde openmaken en
- het brengen van zijn, verdachtes, hand in/onder de broek en in/onder de onderbroek van die [A] en
- (vervolgens) het met zijn, verdachtes, hand betasten van de blote vagina van die [A] en
- het wrijven over en het strelen van de blote vagina van die [A].
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft drie meisjes van 7 en 8 jaar misbruikt door ontuchtige handelingen bij ze te plegen. Bij twee meisjes, [B] en [C], heeft het misbruik ruim een jaar voortgeduurd en was er ook sprake van seksueel binnendringen door middel van verdachtes vinger en/of tong. De rechtbank acht deze feiten van zeer ernstige aard. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit geschonden van deze meisjes, die vanwege hun jonge leeftijd in een kwetsbare positie verkeerden en onvoldoende in staat waren om aan het handelen van verdachte weerstand te bieden. Door het handelen van verdachte is de onschuld op seksueel gebied aan deze kinderen ontnomen en is hun, alsmede die van hun ouders, vertrouwen in de medemens geschaad. Het is algemeen bekend dat ontucht vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van slachtoffers. Dit is voorts gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgelezen. Verdachte heeft kennelijk hieraan geen zwaarwegend belang toegekend en heeft alleen aan zijn eigen bevrediging gedacht. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat verdachte, ondanks zijn eigen ideeën hierover, als volwassene verantwoordelijk is voor zijn handelen en de gevolgen hiervan en dat er geen sprake is geweest van gelijkwaardigheid tussen hem en desbetreffende kinderen. Verdachtes visie op verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid en het niet uitoefenen van druk in relatie van de slachtoffers is ook naar voren gekomen in het rapport d.d. 7 april 2009 van drs. [...], psychiater te ’s-Gravenhage. In dit rapport is geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van pedofilie en dat de feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend, omdat er geen sprake is geweest van een beperking van de vrije wil en keuzemogelijkheden. Een behandeling wordt noodzakelijk geacht, waarbij een ambulant behandelprogramma, zoals bij De Waag, voldoende wordt geacht om tot een beperking van het verhoogde recidiverisico te komen. Een behandeling vanuit een (on)voorwaardelijk TBS-kader is hiervoor niet noodzakelijk. Psycholoog prof. dr. [...] komt in zijn rapport over verdachte d.d. 25 november 2008 eveneens tot de conclusie dat verdachte tijdens het plegen van de feiten een ziekelijke storing van de geestvermogens had in de vorm van pedofilie en dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar kan worden aangemerkt. Verdachte was zich volledig bewust van het laakbare en wederrechtelijke karakter van zijn handelen, wat onder meer blijkt uit het feit dat het seksueel misbruik in het geheim plaatsvond. In dit psychologische rapport is een ambulante behandeling geadviseerd, hetgeen zou kunnen geschieden bij De Waag. Tevens is geadviseerd deze behandeling onder een zo langdurig mogelijk reclasseringstoezicht te laten plaatsvinden. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van GGZ Reclassering Palier d.d. 13 januari 2009. Daarin wordt geen strafadvies gegeven, omdat de reclassering anders dan de psychiater en psycholoog van mening is dat reclasseringstoezicht met ambulante behandeling op het gebied van zeden in tegenstelling tot TBS onvoldoende handvatten biedt ter voorkoming van recidive.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en psycholoog over en acht daarbij, mede gelet op het voorlichtingsrapport, een langdurig toezicht van groot belang. Hierbij betrekt de rechtbank verder dat blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 oktober 2008 verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De raadsman heeft strafvermindering op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering bepleit, omdat het hoger beroep tegen de afwijzende beschikking op het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis d.d. 27 november 2008 volgens de raadsman te laat, te weten twaalf weken later, door het Hof is behandeld. De raadsman heeft gesteld dat de vertraagde behandeling is veroorzaakt door een vertraagde inzending van het dossier door de rechtbank. De advocaat stelt zich op het standpunt dat dit een vormverzuim is, omdat de wet een zo spoedig mogelijke behandeling voorschrijft. Verdachte is hierdoor benadeeld, omdat hij als gevolg hiervan niet aanwezig kon zijn bij de geboorte van zijn jongste kind .
De rechtbank overweegt dat art. 359a van het Wetboek van Strafvordering ziet op de bescherming van de positie van de verdediging bij vormverzuimen bij het voorbereidend onderzoek. Het hoger beroep op de beschikking over de voorlopige hechtenis maakt echter geen deel uit van het voorbereidend onderzoek. Verder is door de vertraagde behandeling van het hoger beroep geen additionele belastende informatie vergaard, waardoor verdachte in zijn verdediging zou zijn geschaad. De rechtbank wijst derhalve het verweer van de raadsman af.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar geëist, waarbij zij stelt dat voor verdachte in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling een traject bij De Waag kan worden gestart. De rechtbank acht echter, als hiervoor overwogen, een meer langdurig toezicht van groot belang. Daar verdachtes pedofilie een geaardheid betreft, kan dit niet verholpen worden en zal de mogelijkheid van recidive afhangen van verdachtes omgang met zijn geaardheid. Bij een straf van zeven jaar zal de periode van controle en begeleiding twee jaar en vier maanden duren. Dit acht de rechtbank een te korte periode, met name gezien de gevolgen voor de slachtoffers als verdachte daadwerkelijk recidiveert. Nu de wet alleen bij gevangenisstraffen van vier jaar of minder de mogelijkheid biedt om een langere proeftijd en – daarmee – een langer toezicht op te leggen, komt de rechtbank uit op de navolgende straf. De rechtbank acht een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te noemen duur, gelet op het bovenstaande, passend en geboden. De rechtbank zal daarbij de proeftijd op vijf jaren stellen, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Vorderingen benadeelde partijen
De volgende partijen hebben zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding:
1. mw. mr. [X] namens [B], groot € 5.000,00 als voorschot;
2. dhr. [Y] namens [C], groot € 5.115,70;
3. mw. [Z] namens [A] ([A]), groot € 860,00;
4. mw. [Z] namens [D] ([D]), groot € 2.304,31.
De rechtbank zal de benadeelde partij [Z] namens [D] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
De rechtbank acht voorts de vorderingen namens [B], [C] en [A] van zo eenvoudige aard dat deze vorderingen zich lenen voor behandeling in deze strafzaak. Deze vorderingen zijn door of namens de verdachte niet betwist en zijn voldoende onderbouwd door de benadeelde partijen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van de bij dagvaarding I onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief en bij dagvaarding II onder 1 bewezenverklaarde feiten.
1. Vordering namens [B]
De rechtbank zal de vordering namens [B] toewijzen tot een bedrag van € 5.000,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige c.q. toekomstige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan toekomstige vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
2. Vordering namens [C]
De rechtbank zal de vordering namens [C] toewijzen tot een bedrag van € 5,115,70. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige c.q. toekomstige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan toekomstige vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
3. Vordering namens [A]
De rechtbank zal de vordering namens [A] toewijzen tot een bedrag van € 860,00. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 juni 2008 is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige c.q. toekomstige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan toekomstige vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens de slachtoffers onder 1, 2 en 3 naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de volgende bedragen:
1. € 5.000,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B], wonende te [adres].
2. € 5.115,70 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C], wonende te [adres].
3. € 860,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A], wonende te [adres].
De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 240a, 244, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2, 3 eerste en tweede cumulatief en bij dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I, feit 1 eerste cumulatief en feit 3 eerste cumulatief:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Dagvaarding I, feit 1 tweede cumulatief en feit 3 tweede cumulatief, dagvaarding II feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
Dagvaarding I, feit 2:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (VIER) jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 1 jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 5 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, waaronder het Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, zodra voornoemde reclasseringsinstelling zulks noodzakelijk acht, zal stellen onder toezicht en/of behandeling van een psychiater of psycholoog indien en voor zover deze zulks, in overleg met meergenoemde reclasseringsinstelling, nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
* [B], een bedrag van € 5.000,00,
* [C], een bedrag van € 5.115,70,
* [A], een bedrag van € 860,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige c.q. toekomstige deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat zij toekomstige vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van de volgende bedragen:
* een bedrag groot € 5.000,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B], wonende te [adres],
de rechtbank bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
* een bedrag groot € 5.115,70 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C], wonende te [adres],
de rechtbank bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
* een bedrag groot € 860,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A], wonende te [adres],
de rechtbank bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partijen de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. H. Steenhuis, voorzitter,
J.J.P. Bosman en A. Teerds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.B.H. Nguyen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2009.
1 het proces-verbaal van bevindingen n.a.v. studioverhoor van [B] van de politie Hollands Midden, nr. PL1691/08-189090, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal met nummer PL1603/08-008163, d.d. 1 oktober 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (blz. 31-32).
2 het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van de politie Hollands Midden, nr. PL1691/08-189090, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal met nummer PL1603/08-008163, d.d. 30 september 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (blz. 22-28).
3 het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Hollands Midden, nr. PL1691/08-189090, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal met nummer PL1603/08-008163, d.d. 5 oktober 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (blz. 70-75).