Jurisprudentie
BJ6901
Datum uitspraak2009-09-01
Datum gepubliceerd2009-09-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers200.029.989
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers200.029.989
Statusgepubliceerd
Indicatie
Asielzoeker met status moet asielzoekerscentrum verlaten. CoaA heeft een passende woning aangeboden.
Uitspraak
Arrest d.d. 1 september 2009
Zaaknummer 200.029.989
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers,
gevestigd te [plaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: COA,
advocaat: mr. drs. S.M. Kingma, kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. S. de Vaal, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding
vonnis uitgesproken op 20 maart 2009 door de voorzieningenrechter van de
rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 27 maart 2009 is door COA hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 7 april 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"dat uw Hof het vonnis waarvan beroep vernietigt en, opnieuw recht doende, de vordering van het COA, alsnog toewijst, namelijk:
dat uw Hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
- geïntimeerde veroordeelt het Asielzoekerscentrum Oude Pekela op het adres Hooiweg 1, 9665 TZ Oude Pekela, gemeente Pekela binnen drie dagen na betekening van het in dit kort geding te wijzen arrest te ontruimen en ontruimd te houden met al het zijne en de zijnen, met machtiging van het COA om dit arrest, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien geïntimeerde aan deze veroordeling niet voldoet;
en voorts dat uw Hof bij dat arrest:
- geïntimeerde veroordeelt in de proceskosten in beide instanties, zulks met bepaling dat over de proceskostenveroordelingen wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het te dezen te wijzen arrest;
- geïntimeerde veroordeelt tot betaling aan appellant van het bedrag dat appellant op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis aan geïntimeerde onverschuldigd heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door appellant tot aan de dag van integrale restitutie door geïntimeerde,
met verklaring dat het arrest uitvoerbaar bij voorraad zal zijn. "
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
het COA in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen van 20 maart 2009 tussen partijen gewezen onder zaak-/rolnummer 108098/KG ZA 09-58, niet ontvankelijk te verklaren, dan wel het door COA ingestelde hoger beroep af te wijzen en het vonnis te bekrachtigen, zo nodig onder verbetering of aanvulling van de rechtsgronden waarop dit berust, onder veroordeling van het COA in de kosten van de procedure, in beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
COA heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
Ten aanzien van de feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.7) van genoemd vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
1.1. COA draagt krachtens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) de zorg voor de opvang van asielzoekers door opvang te bieden in een opvangcentrum.
1.2. [geïntimeerde] is als asielzoeker door COA onderdak verstrekt grond van de Rva 2005 in het asielzoekerscentrum te Oude Pekela.
1.3. Bij beschikking van 11 september 2008 is aan [geïntimeerde] een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Als gevolg daarvan komt [geïntimeerde] in aanmerking voor huisvesting in een gemeente en komt hij niet langer in aanmerking voor onderdak op basis van de Rva 2005.
1.4. COA hanteert als beleid dat asielzoekers met verblijfvergunning primair zelf op zoek moeten naar passende woonruimte, doch dat COA eenmalig bemiddelt bij het vinden van passende huisvesting.
1.5. In dat kader moet de asielzoeker een formulier (B6-formulier) invullen, waarop betrokkene ook kan aangeven dat hij vanwege bijzondere - met bewijsstukken te staven - redenen plaatsing in een bepaalde regio verzoekt. Een van de vragen in dat kader is of betrokkene familie in de 1e graad heeft die in een bepaalde plaats is gehuisvest. [geïntimeerde] heeft op het B-6 formulier niet aangegeven dat bij hem van dergelijke bijzondere omstandigheden sprake is.
1.6. COA heeft op 20 januari 2009 aan [geïntimeerde] een woning in de gemeente Rijssen-Holten aangeboden.
1.7. [geïntimeerde] heeft die woning geweigerd. Hij is daarover gehoord op 11 februari 2009 en daarvan is een verslag opgemaakt in de vorm van het daarvoor ontworpen B10-formulier. Daarin geeft [geïntimeerde] aan dat er nog iemand anders in de woning woonde en hij alleen zou willen wonen. Bij de ruimte voor overige opmerkingen staat op het B-10 formulier: "na 11 jaar heeft hij zijn vader in de stad Groningen teruggevonden. Hij wil graag daar woonruimte zoeken".
De beslissing in eerste aanleg
2. COA heeft in eerste aanleg gevorderd dat [geïntimeerde] uit het asielzoekerscentrum in Oude Pekela vertrekt, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de bezwaren van [geïntimeerde] tegen de woning, voor zover die zijn gelegen in het feit dat hij de woning moet delen, gelet op het toepasselijke beleid, niet met succes aan CAO tegengeworpen kunnen worden.
Volgens de voorzieningenrechter had het bijzondere gegeven dat, indien de vader van [geïntimeerde] inderdaad (legaal) in Groningen zou wonen voor het COA reden moeten zijn om op grond van enige toepasselijke hardheidsclausule een gewijzigd B6-formulier op te maken en [geïntimeerde] in staat te stellen bewijs over te leggen van de woonachtigheid van zijn vader in Groningen. De voorzieningenrechter heeft de vordering van COA afgewezen en hem in de kosten veroordeeld.
De beoordeling van de grieven.
3. Het spoedeisend belang van COA is niet betwist en blijkt voldoende uit de gedingstukken.
4. Het hof ziet aanleiding de grieven gezamenlijk te bespreken.
5. Ingevolge artikel 7 eerste lid sub a Rva 2005 eindigt het recht op opvang van een asielzoeker die een verblijfsvergunning heeft verkregen op de dag waarop naar het oordeel van CAO passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd. In deze regeling is verdisconteerd dat de asielzoeker die een verblijfsvergunning verkrijgt, niet op stel en sprong de opvang behoeft te verlaten.
COA voert daarbij als beleid dat hij eenmalig bemiddelt bij de aanbieding van een passende woning. De inmiddels over een verblijfsvergunning beschikkende asielzoeker mag geen hoge eisen stellen aan de aangeboden woning, zowel waar het de aard als de locatie binnen Nederland van de aangeboden woning betreft. In beginsel kan de asielzoeker overal in het land een woning aangeboden krijgen.
6. Volgens het door COA gehanteerde beleid is de - gedocumenteerde - woonachtigheid van een familielid in de eerste graad reden om de betreffende asielzoeker een woning aan te bieden binnen een straal van 50 kilometer van de plaats waar het familielid in de eerste graad woont. In het door de asielzoeker in te vullen B6-formulier dat COA gebruikt om een woningaanbod te doen, staat vermeld dat bewijsstukken dienen te worden bijgevoegd van de bijzondere omstandigheden als de woonachtigheid van een familielid in de eerste graad.
7. COA heeft aangevoerd dat nog immer geen bewijsstuk is overgelegd waaruit blijkt dat de vader van [geïntimeerde] (legaal) in Groningen verblijft. COA betwist dat daarvan sprake is.
8. Het hof heeft in het dossier een dergelijk stuk inderdaad niet aangetroffen terwijl het op de weg van [geïntimeerde] had gelegen om zulks in het geding te brengen. Hieruit volg dat ook voorshands geenszins voldoende aannemelijk is geworden dat het veronderstelde verblijf van zijn vader een omstandigheid was die [geïntimeerde] niet kende toen hij het B6-formulier invulde. Nu omtrent zijn op die stelling gegronde verweer niets is komen vast te staan en [geïntimeerde] in hoger beroep ook niets gesteld heeft aangaande problemen om een bewijsstuk betreffende de woonplaats van zijn vader te verkrijgen, moet dit verweer terzijde worden gesteld. Het hof oordeelt dan ook dat [geïntimeerde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor hem geen passende huisvesting buiten het asielzoekerscentrum in Oude Pekela kan worden gerealiseerd, zodat hij niet nog langer aanspraken kan maken op door COA te verschaffen onderdak op grond van de Rva 1995 in dat centrum.
9. Het door [geïntimeerde] gedane bewijsaanbod moet, voor zover het al niet het kader van de kort-gedingprocedure te buiten gaat, als tardief worden aangemerkt.
10. De grieven slagen.
De slotsom
11. Het hof zal de vordering van COA alsnog toewijzen in na te melden zin - waarbij het hof de ontruimingstermijn iets zal verruimen - en [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties veroordelen, waarbij het geliquideerde salaris voor de advocaat in hoger beroep op 1 procespunt naar tarief II zal worden gesteld.
Het hof zal de meegevorderde bevoegdheid om de sterke arm in te schakelen afwijzen nu deze niet op de wet berust. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de rechter niettemin COA zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen. In zoverre derogeert artikel 556 lid 1 Rv bij ontruimingsbeslissingen aan artikel 3:299 BW. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om het Asielzoekerscentrum gelegen aan de Hooiweg 1 te Oude Pekela binnen één week na betekening van dit arrest te ontruimen en ontruimd te houden met al het zijne en de zijnen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van COA:
in eerste aanleg op € 347,98 aan verschotten en € 527,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
in hoger beroep op € 398,98 aan verschotten en € 894,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan COA van hetgeen hij op basis van het vernietigde vonnis heeft geïncasseerd, te verhogen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling door COA tot aan de dag van terugbetaling door [geïntimeerde].
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Rowel-van der Linde en Kuiper, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 1 september 2009 in bijzijn van de griffier.