Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6866

Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4482 WAJONG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WAJONG-uitkering toe te kennen. Geen twijfel aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. Niet gebleken dat appellant niet in staat zou zijn de geselecteerde functies te verrichten.


Uitspraak

08/4482 WAJONG Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 20 juni 2008, 07/2118 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 2 september 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft D.J. de Jong hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2009. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.P.L. Smeets. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant, geboren op 23 maart 1979, heeft op 19 april 2006 een aanvraag om uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ingediend, vanwege van jongs af aan bestaande gedragsproblematiek. Verzekeringsarts P.P.G. Meels heeft beperkingen vastgesteld en neergelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 22 juni 2006, die van toepassing is geacht per datum 17e en 18e verjaardag. Op 18 juni 2006 heeft arbeidsdeskundige P.J.W. Duijx vier functies geselecteerd op basis waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid per datum einde wachttijd is vastgesteld op minder dan 25%. De aanvraag om uitkering is bij besluit van 25 augustus 2006 afgewezen. 1.2. In bezwaar is naar voren gebracht dat een psychologisch onderzoek aangewezen zou zijn. De problematiek wordt aan de hand van een beschrijving van de levensloop toegelicht. Bezwaarverzekeringsarts C.G. van der Kooij heeft in het rapport van 22 februari 2007 de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde beperkingen bevestigd. Bezwaararbeidsdeskundige C.P.M. Harren heeft een van de geselecteerde functies laten vervallen. Aangezien de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd bleef, is het bezwaar op 9 maart 2007 ongegrond verklaard. Nadat de rechtbank Maastricht het besluit op bezwaar op 17 augustus 2007 om procedurele redenen heeft vernietigd, is alsnog een hoorzitting gehouden. Vervolgens heeft bezwaarverzekeringsarts Van der Kooij op 18 oktober 2007 alle bezwaren beoordeeld en is het bezwaar bij besluit van 22 oktober 2007 (verder: het bestreden besluit) wederom ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft het medisch oordeel van het Uwv onderschreven en overwogen, dat het Uwv niet gehouden was om een onderzoek door een psycholoog of psychiater te laten verrichten. Het Uwv heeft uit het gesprek bij verzekeringsarts Meels op 6 juni 2006 en hetgeen op de hoorzitting naar voren is gebracht naar het oordeel van de rechtbank voldoende informatie verkregen om zich een beeld te kunnen vormen van de belastbaarheid van appellant op het 17e en 18e levensjaar. Voorts wordt overwogen dat appellant nooit onder behandeling is geweest bij een arts. De rechtbank heeft evenmin aanleiding gezien om in de beroepsprocedure een deskundige in te schakelen, omdat daarvoor in het algemeen slechts aanleiding bestaat indien de gedingstukken dan wel de aangedragen gegevens reden geven voor twijfel aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. Bij de rechtbank zijn geen twijfels gerezen ten aanzien van de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsarts. Het beroep wordt ongegrond verklaard omdat de rechtbank ook overigens niet gebleken is dat appellant niet in staat zou zijn de geselecteerde functies te verrichten. 3. In hoger beroep is de stelling herhaald, dat het Uwv ten onrechte geen onderzoek heeft laten verrichten door een psycholoog of psychiater. 4.1. De Raad stelt vast dat het in bezwaar gehandhaafde primaire besluit, gelet op de datum in geding, moet worden gelezen als inhoudende een besluit tot weigering van een uitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. De Raad overweegt verder als volgt. 4.2. De Raad kan zich geheel verenigen met hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen omtrent de noodzaak van het inschakelen van een deskundige en volstaat voor de grond waarop de stelling van appellant niet kan slagen met verwijzing naar de aangevallen uitspraak. 4.3. In het onder 4.2 overwogene ligt besloten, dat de Raad evenmin aanleiding ziet om over te gaan tot inschakeling van een deskundige. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009. (get.) Ch. van Voorst. (get.) M.A. van Amerongen. GdJ