Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6856

Datum uitspraak2009-09-03
Datum gepubliceerd2009-09-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000139-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel wordt afgewezen, nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte voordeel heeft verkregen uit het bewezen verklaarde feit of andere (soortgelijke) feiten.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000139-09 Parketnummer eerste aanleg: 17-756006-05 Arrest van 3 september 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 6 juni 2005, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen: [verdachte], geboren op [1944] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft bij voormeld vonnis, bij verstek gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 6 juni 2005 van voormelde politierechter in de strafzaak met parketnummer 17-756006-05, het door veroordeelde uit baten van de door hem gepleegde strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 4.182,46 en hem de verplichting opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel. Gebruik van het rechtsmiddel De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op een bedrag van € 4.182,46 en aan verdachte de verplichting oplegt tot betaling van dit bedrag aan de Staat, ter ontneming van dat voordeel. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen. Beoordeling van de vordering van het openbaar ministerie De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-000138-09) ter zake van onder meer - kort gezegd - het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep, veroordeeld tot straf. Het hof is van oordeel dat er niet voldoende aanwijzingen bestaan dat de veroordeelde uit voornoemd feit dan wel andere (soortgelijke) feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De vordering moet derhalve worden afgewezen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: wijst de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af. Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier.