Jurisprudentie
BJ6843
Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2902 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2902 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering verdere ziekengelduitkering. Het onderzoek door de primaire verzekeringsarts is voldoende zorgvuldig. Ten tijde van het onderzoek was een zodanige tijd vestreken dat appellant zich heeft kunnen instellen op zijn ontslag. Van ontregeling van de diabetes was geen sprake meer en appellant werd adequaat behandeld voor de psoriasis. Bij onderzoek van de gewrichtsklachten bleek sprake te zijn van een goede armfunctie, terwijl er geen duidelijke belemmering was van de knie- en enkelfunctie. In aanmerking genomen dat appellants werk fysiek licht was, werd hij hiervoor weer geschikt geacht.
Uitspraak
08/2902 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2008, 07/3629
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.K. Ramdas, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2009. Appellant is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.L.J. Weltevrede.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was van 15 december 2006 tot 1 maart 2007 als kwaliteitscontroleur in dienst van [naam werkgever] Appellant heeft zich op 7 december 2006 wegens spanningsklachten samenhangend met het toen op handen zijnde reorganisatie-ontslag ziek gemeld. Aansluitend aan dit ontslag is hem ziekengeld toegekend.
1.2. Appellant is op 3 juli 2007 gezien door een verzekeringsarts, die hem met ingang van 9 juli 2007 weer geschikt achtte voor zijn werk.
2. Bij besluit van 3 juli 2007 is aan appellant verdere uitkering van ziekengeld geweigerd.
3. Bij besluit van 29 augustus 2007 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 3 juli 2007 ongegrond verklaard.
4. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij met name betekenis toegekend aan de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts, zoals neergelegd in een rapport van 29 augustus 2007.
5. De Raad ziet in hetgeen in hoger beroep is aangevoerd geen reden voor een ander oordeel en heeft het volgende overwogen.
5.1. De primaire verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 3 juli 2007 uiteengezet dat appellant in reactie op de beƫindiging van zijn dienstverband spanningsklachten kreeg, die er toe hebben bijgedragen dat de suikerziekte ontregeld raakte en ook de psoriasis weer opleefde. Ten tijde van het onderzoek was een zodanige tijd vestreken dat appellant zich heeft kunnen instellen op zijn ontslag. Van ontregeling van de diabetes was geen sprake meer en appellant werd adequaat behandeld voor de psoriasis. Bij onderzoek van de gewrichtsklachten bleek sprake te zijn van een goede armfunctie, terwijl er geen duidelijke belemmering was van de knie- en enkelfunctie. In aanmerking genomen dat appellants werk fysiek licht was, werd hij hiervoor weer geschikt geacht.
5.2. De Raad acht het onderzoek door de primaire verzekeringsarts voldoende zorgvuldig. Ook de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts, die appellant op de hoorzitting van 21 augustus 2007 heeft gezien, geeft naar het oordeel van de Raad blijk van een zorgvuldige weging van de medische gegevens.
5.3. Het in hoger beroep overgelegde psychodiagnostisch rapport van 12 augustus 2008 vormt voor de Raad geen reden voor een ander oordeel. De Raad verwijst in dit verband naar het commentaar van 17 oktober 2008 van de bezwaarverzekeringsarts, die heeft opgemerkt dat de in dat rapport vermelde conclusie dat appellant blijvend en volledig arbeidsongeschikt is te beschouwen, onvoldoende is onderbouwd.
6. Uit hetgeen is overwogen onder 5.1 tot en met 5.3 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van
M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
2 september 2009.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M.A. van Amerongen.
EV