Jurisprudentie
BJ6780
Datum uitspraak2009-09-01
Datum gepubliceerd2009-09-03
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5972 WWB + 08/5973 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-03
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5972 WWB + 08/5973 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing verzoek om herziening van een door de Raad gegeven uitspraak. Arrest van gerechtshof in strafzaak kan niet worden aangemerkt als een nieuw feit of nieuwe omstandigheid.Een vrijspraak door de strafrechter kan naar vaste rechtspraak van de Raad niet tot een andere uitspraak leiden. De bestuursrechter is immers bij de vaststelling van en het oordeel over het hem voorgelegde geschil in het algemeen niet gebonden aan hetgeen in een strafrechtelijk geding door de desbetreffende rechter is geoordeeld, te minder nu in een strafrechtelijke procedure een andere rechtsvraag voorligt en een ander procesrecht van toepassing is. Een schuldbekentenis kan evenmin worden aangemerkt als een nieuw feit
Uitspraak
08/5972 WWB
08/5973 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker] (hierna: verzoeker) en [Verzoekster] (hierna: verzoekster), wonende te [woonplaats], respectievelijk- [woonplaats],
van de uitspraak van de Raad van 11 september 2007, 07/3665, 07/3652, 07/3666 en 07/3653,
in het geding tussen:
verzoekers
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden (hierna: College)
Datum uitspraak: 1 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Verzoekers hebben om herziening gevraagd van de door de Raad op 11 september 2007 gegeven uitspraak.
Het College heeft een reactie op het verzoek aan de Raad gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2009. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door drs. E.H. Vrouwe als hun gemachtigde. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door P.D. Nicolaï, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en
redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak van 11 september 2007 heeft de Raad geoordeeld dat verzoekers in de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 april 2006 een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en dat verzoeker in strijd met de op hem rustende inlichtingenverplichting aan het College daarvan geen mededeling heeft gedaan. Als gevolg daarvan heeft het College naar het oordeel van de Raad terecht de aan verzoeker over voormelde periode verleende algemene bijstand ingevolge de Werk werk en bijstand ingetrokken, de gemaakte kosten van bijstand van hem teruggevorderd en mede van verzoekster teruggevorderd, de AV-Frieso van verzoeker beëindigd en de aan hem met ingang van 1 mei 2006 toegekende algemene bijstand ingevolge het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 herroepen.
3. Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun verzoek in de eerste plaats gewezen op een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 5 augustus 2008 waarbij verzoeker is vrijgesproken van het plegen van valsheid in geschrift en van schending van de verplichting gegevens te verstrekken. Het gerechtshof heeft hieraan ten grondslag gelegd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verzoeker in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 maart 2006 met verzoekster samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding met haar heeft gevoerd anders dan op basis van kostgangerschap. Met dit arrest is volgens verzoekers de basis aan de uitspraak van de Raad van 11 september 2007 komen te ontvallen. Voorts hebben verzoekers een schuldbekentenis van verzoeker aan verzoekster van 4 februari 2003 overgelegd. Dit stuk is eveneens overgelegd in de strafzaak, maar heeft geen deel uitgemaakt van de stukken in de bijstandszaak. Deze verklaring zou volgens verzoekers tot een andere uitspraak van de Raad hebben kunnen leiden. Verzoekers hebben tevens verzocht het College te veroordelen tot schadevergoeding.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad is van oordeel dat het arrest van 5 augustus 2008 niet kan worden aangemerkt als een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Dit arrest is gegeven na de uitspraak van de Raad van 11 september 2007 waarvan herziening is verzocht. Dit betekent dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb. Bovendien zou een vrijspraak door de strafrechter naar vaste rechtspraak van de Raad niet tot een andere uitspraak hebben kunnen leiden. De bestuursrechter is immers bij de vaststelling van en het oordeel over het hem voorgelegde geschil in het algemeen niet gebonden aan hetgeen in een strafrechtelijk geding door de desbetreffende rechter is geoordeeld, te minder nu in een strafrechtelijke procedure een andere rechtsvraag voorligt en een ander procesrecht van toepassing is. Gelet hierop is (ook) niet voldaan aan het bepaalde in artikel 8:88, aanhef en onder c, van de Awb.
4.2. De schuldbekentenis van 4 februari 2003 kan evenmin worden aangemerkt als een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Het betreft een- uitsluitend - door verzoekers opgesteld en ondertekend stuk. De inhoud van dit stuk was derhalve aan verzoekers bekend. Zij zijn in de gelegenheid geweest om zich daarop al tijdens het geding dat heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is verzocht te beroepen. Dat zij er toentertijd niet voor hebben gekozen om de schuldbekentenis - voor zover noodzakelijk - op te vragen en in het geding te brengen, moet voor hun rekening worden gelaten. Dit betekent dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 8:88, aanhef en onder b, van de Awb. De Raad volgt verzoekers evenmin in hun stelling dat de schuldbekentenis tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden omdat daaruit volgt dat geen sprake was van financiële verstrengeling. Het oordeel in de uitspraak waarvan herziening is verzocht dat sprake is van wederzijdse zorg is in overwegende mate gestoeld op andere feiten dan financiële verstrengeling. Gelet hierop is (ook) niet voldaan aan het bepaalde in artikel 8:88, aanhef en onder c, van de Awb.
4.3. Het voorgaande brengt de Raad tot de conclusie dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af;
Wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en R. Kooper en
O.L.H.W.I. Korte als leden, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2009.
(get.) C. van Viegen.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
DW