Jurisprudentie
BJ6752
Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03-700053-09
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03-700053-09
Statusgepubliceerd
Indicatie
Inhoudsindicatie : Fouillering en doorzoeking op grond van anonieme melding onrechtmatig
De verdachte is naar aanleiding van een anonieme melding op straat door de politie gefouilleerd op bezit van verdovende middelen. De rechtbank is van oordeel dat de anonieme melding weliswaar bijzonder gedetailleerd was, maar dat er desondanks onvoldoende ernstige bezwaren waren om de fouillering te rechtvaardigen. De rechtbank komt tot dit oordeel, omdat de politie zich op het moment van fouillering geen beeld had gevormd over de betrouwbaarheid van de melding. Wel was bekend dat de verdachte verbleef in een pand waar enkele andere bewoners iets met verdovende middelen te maken hadden, maar dit zegt niets over verdachte’s betrokkenheid bij (handel in) verdovende middelen. Dit betekent dat de fouillering van verdachte onrechtmatig was en dat de resultaten bij deze fouillering niet als bewijs kunnen dienen.
Na de fouillering heeft ook een doorzoeking van de woning van verdachte plaatsgevonden. Doordat de resultaten van de fouillering onrechtmatig waren verkregen, beschikte de politie op het moment van doorzoeking over geen andere informatie dan de anonieme melding en de wetenschap dat bij de fouillering van verdachte geen verdovende middelen of wapens waren aangetroffen. Aangezien uit het dossier niet blijkt dat de politie zich op het moment van doorzoeking wel een beeld had gevormd over de betrouwbaarheid van de anonieme melding acht de rechtbank de doorzoeking eveneens onrechtmatig en kan het hierdoor verkregen bewijs niet tegen verdachte worden gebruikt.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700053-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 september 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens].
Raadsman is mr. W.R. Smeets, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2009. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in het bezit was van 19 gram heroïne en 173,3 gram cocaïne;
Feit 2: een vuurwapen van het merk Auto-Ordnace Corp., type .38 Super, kaliber 9mm Luger voorhanden heeft gehad;
Feit 3: een vuurwapen van het merk BBM Bruni, type MOD. 85, met open loop voorhanden heeft gehad;
Feit 4: een geluiddemper voorhanden heeft gehad;
Feit 5: munitie voorhanden heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte een hoeveelheid verdovende middelen, een aantal wapens en munitie is aangetroffen. Dit levert voldoende wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De enige vraag die hier speelt, is de vraag of de doorzoeking rechtmatig was. Volgens de officier was dat wel het geval en kunnen de bij de doorzoeking aangetroffen voorwerpen als bewijs dienen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte op grond van artikel 9, lid 2 van de Opiumwet is gefouilleerd. Op het moment van de fouillering waren er echter geen ernstige bezwaren tegen de verdachte. Ook de doorzoeking was onrechtmatig. Als basis voor de fouillering was slechts aanwezig een anonieme melding. Als basis voor de doorzoeking was slechts aanwezig de anonieme melding en een bij de fouillering aangetroffen bol, met daarin een op cocaïne lijkende stof. Vóór de doorzoeking was echter reeds bekend dat deze bol bij een ODV-test negatief reageerde op de aanwezigheid van opiaten, amfetaminen, methamfetaminen, cocaïne en MDMA. Ook was al duidelijk dat de anonieme melding ook op andere punten onjuist was.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Uit het dossier blijkt dat de politie op 19 januari 2009 een anonieme melding heeft ontvangen met de volgende inhoud:
“[verdachte], [geboortedatum], woont [adres]. Hij handelt in harddrugs, voornamelijk in cocaine. Hij doet dat al vanaf augustus 2008. Meestal verkoopt hij nabij de [W.brug]. Ook is hij in het bezit van 2 handvuurwapens. 1 grote en een kleine. De kleine draagt hij meestal bij zich in de broekband. [verdachte] staat in Rotterdam ingeschreven op [adres], maar verblijft meestal in Maastricht, in de woning van zijn neef, waar hij de meeste handel doet. Sinds ongeveer 2 maanden huurt hij een kamer “ergens in Maastricht”, het adres is onbekend, waar de cocaine vermoedelijk ligt opgeslagen. [verdachte] ontvangt een bijstandsuitkering in Rotterdam. De cocaine koopt hij in Rotterdam in, bij wie is onbekend. Ongeveer 1x per week haalt hij de drugs in Rotterdam en gaat per trein naar Maastricht. [verdachte] staat onder [naam]in Hyves. Zijn vriendin [naam] staat er ook op. Tel. nr. [verdachte] [nummer]”.
De politie heeft geconstateerd dat in de Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente Maastricht geen [naam verdachte]op het adres [adresgegevens]stond ingeschreven. Om achter de verblijfplaats van verdachte te komen heeft de politie vervolgens een foto van verdachte op het digitale briefingssysteem van de politie gezet. Hoe de politie aan deze foto kwam is niet duidelijk. Op 22 januari 2009 om 8.30 uur is door verbalisant [L.]aan zijn collega’s medegedeeld dat hij [verdachte]herkende als zijnde een man die verbleef op een kamer, gelegen op de tweede etage van een perceel aan [adres]te Maastricht. Blijkens een proces-verbaal van bevindingen heeft [verbalisant]verdachte aldaar gezien op 9 januari 2009. In het betreffende pand is een kledingwinkel gevestigd. Volgens de politie is hun ambtshalve bekend dat boven de winkel – op de eerste en derde etage - enkele woningen (kamers) zijn, die gehuurd worden door drugsverslaafden, dan wel drugsverkopers. In het proces-verbaal is gerelateerd dat [verbalisant]wilde zien waar de verslaafden woonden. Om die reden is hij door de kledingwinkel naar boven gelopen en heeft hij op diverse deuren geklopt. Op de eerste verdieping opende een man de deur, die aangaf aldaar te wonen. Ook op de derde verdieping deed een man open die aangaf aldaar te wonen. Op de tweede verdieping deed een man open die aangaf dat hij [naam verdachte]heette en die verder met rust gelaten wilde worden.
Verdachte is vervolgens op 22 januari 2009 omstreeks 14.00 uur voor het pand [adres] te Maastricht gesignaleerd en aldaar staande gehouden en gefouilleerd. Bij de fouillering zijn bij verdachte geen wapens aangetroffen. Wel had verdachte een bol bij zich, met daarin een op cocaïne lijkende stof. Uit een onderzoek verdovende middelen, uitgevoerd op 22 januari 2009 om 14.45 uur, bleek de bol geen cocaïne, opiaten, amfetaminen, methamfetaminen of MDMA te bevatten. Volgens de politie is het ambtshalve bekend dat het hierbij ging om een zogenaamde “showbol”. Dergelijke showbollen worden gebruikt als lokmiddel voor potentiële kopers van verdovende middelen, aldus de politie. Voorts is uit onderzoek naar de herkomst van een brommer waar verdachte gebruik van maakte gebleken dat deze brommer toebehoorde aan [naam bewoonster], die woonachtig bleek te zijn op het adres [Rweg] te Maastricht, samen met ene [naam medebewoner]. Deze laatste bleek een neef van verdachte zijn. Op welk moment deze laatste informatie aan de politie bekend is geworden, is niet uit het dossier op te maken. Uiteindelijk heeft rond 16.00 uur een doorzoeking plaatsgevonden in de kamer van verdachte aan de [adres]. Daarbij zijn verdovende middelen, een aantal wapens en munitie aangetroffen.
Beoordeling
De rechtbank overweegt allereerst dat in de jurisprudentie aan het gebruik van anonieme meldingen voor strafvorderlijk optreden een aantal voorwaarden is gesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 22 januari 2008 (LJN: BC1375) mag een melding altijd als startinformatie voor een opsporingsonderzoek worden gebruikt. Een melding op zich levert echter onvoldoende verdenking op voor het toepassen van dwangmiddelen. Daarvoor is vereist dat uit nader onderzoek aanvullende informatie naar voren is gekomen die in de richting van de betreffende verdachte wijst (zie b.v. Gerechtshof Arnhem van 3 augustus 2007, LJN: BC2245 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 februari 2008, LJN: BC3646). Daarnaast moet de politie zich een beeld hebben kunnen vormen over de betrouwbaarheid van de melding (zie b.v. Gerechtshof Amsterdam van 3 augustus 2007, LJN: BC2245).
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is de vraag of er ten tijde van de fouillering van verdachte - op 22 januari 2009 rond 14.00 uur - (voldoende) ernstige bezwaren waren om deze fouillering te rechtvaardigen. Uit het dossier blijkt dat de politie op het moment van fouillering beschikte over de bovengenoemde anonieme melding en over de informatie dat verdachte enkele dagen eerder was gezien in een pand waar volgens de politie drugsgebruikers/-verkopers wonen. De rechtbank acht dit onvoldoende om te kunnen spreken van ernstige bezwaren. De anonieme melding is weliswaar zeer gedetailleerd, maar uit het dossier blijkt niet dat de politie zich op het moment van fouillering op enigerlei wijze een beeld had gevormd over de betrouwbaarheid van de melding. Dit betekent dat op dat moment geen zelfstandige betekenis aan de melding kon worden toegekend. Datzelfde geldt ook voor het feit dat verdachte verbleef in een pand waar volgens de politie enkele woningen/kamers werden gehuurd door drugsverslaafden/-verkopers. Uit het dossier blijkt niet meer, dan dat aan de politie ambtshalve bekend was dat er op de eerste en derde etage van het pand mensen woonden die iets met verdovende middelen te maken hadden. Aanwijzingen dat verdachte iets met deze mensen te maken had, zijn er niet. Ook is niet duidelijk of het pand waar verdachte verbleef bekend staat als een drugspand, of dat dit ligt in een wijk waarvan bekend is dat hier veel in verdovende middelen wordt gehandeld. Gelet op dit alles acht de rechtbank de fouillering van verdachte onrechtmatig en het hierdoor verkregen bewijs onrechtmatig verkregen.
Dit brengt de rechtbank bij de vraag naar de rechtmatigheid van de doorzoeking van de woning van verdachte. Op het moment van doorzoeking van de woning van verdachte - op 22 januari 2009 rond 16.00 uur - beschikte de politie in ieder geval over de bovengenoemde anonieme melding. Daarnaast was bij de fouillering van verdachte gebleken dat hij geen wapens bij zich had, zoals in de anonieme melding was opgenomen. Wel had hij een zogenaamde showbol bij zich. De rechtbank overweegt dat het aantreffen van een dergelijke bol, in combinatie met de gedetailleerde melding, in beginsel voldoende redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet opgeleverd zou hebben om de doorzoeking te rechtvaardigen. Nu de bewijzen verkregen door de fouillering echter buiten beschouwing dienen te blijven beschikte de politie ten tijde van de doorzoeking slechts over de anonieme melding. Zoals reeds vermeld betrof het hier een zeer gedetailleerde anonieme melding.
Uit het dossier wordt echter niet duidelijk of de politie zich op het moment van doorzoeking op enigerlei wijze een beeld had gevormd over de betrouwbaarheid van de melding. Uit het dossier blijkt dat onderzoek naar de bromfiets waar verdachte op reed heeft uitgewezen dat verdachte inderdaad een neef had die op de [Rweg]te Maastricht woont (zoals in de melding wordt vermeld), maar niet duidelijk is of deze informatie voor of na de doorzoeking bekend is geworden. Daar komt bij dat deze neef niet op nr. [..a], maar op nr. [..b] bleek te wonen. Dit betekent dat ook op het moment van doorzoeking geen zelfstandige betekenis aan de anonieme melding kon worden toegekend, zodat ook de doorzoeking onrechtmatig was. De bij verdachte aangetroffen wapens en verdovende middelen zijn derhalve op onrechtmatige wijze verkregen. Bij deze verkrijging is inbreuk gemaakt op het huisrecht van verdachte. Dit is een zodanige inbreuk op de rechten van de verdachte dat de aangetroffen voorwerpen niet als bewijs in deze zaak mogen dienen.
Nu er geen ander bewijs tegen verdachte is aangetroffen zal de rechtbank verdachte van alle hem verweten feiten vrijspreken.
4 Het beslag
De rechtbank overweegt dat, gelet op artikel 36b eerste lid, aanhef en onder 4° van het Wetboek van Strafrecht, onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan.
Het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne levert overtredingen op van artikel 2, aanhef en onderdeel C van de Opiumwet, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 10 van de Opiumwet. Het voorhanden hebben van wapens en munitie levert overtredingen op van de artikelen 13, eerste lid en 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zowel het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne als het voorhanden hebben van wapens en munitie, strafbare feiten oplevert.
Dat verdachte wegens onrechtmatig verkregen bewijs wordt vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, doet hieraan niet af.
De verdovende middelen en de wapens en munitie kunnen worden aangemerkt als voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan. Daar komt bij dat de in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen dan ook onttrekken aan het verkeer. Zij heeft bij haar beslissing deze voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevat, waarop het voorgaande van toepassing is.
5 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 15.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. A.J. Hazen en
mr. E.B.A. Ferwerda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 173,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2009 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Auto-Ordnace Corp., type .38 SUPER, kaliber 9mm Luger voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet, te weten een (alarm)pistool van het merk BBM BRUNI, type MOD. 85., waaraan de volgende wijziging(en) was/waren aangebracht:
- de loop werd vervangen door een geheel open loop, waardoor het (alarm)pistool werd getransformeerd tot een scherp vuurwapen,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 22 januari 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 22 januari 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, munitie in de zin van art. 1, lid 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2, lid 2, Categorie III, te weten
- 8 kogelpatronen, kaliber 9mm Luger en/of
- 14 kogelpatronen, kaliber 7,65 mm en/of
- 5 kogelpatronen, kaliber onbekend,
voorhanden heeft gehad, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
BIJLAGE II: De beslaglijst
2009009218 1 94 gram verdovende middelen
cocaïne
bol in wit plastic negatief getest 470.889
2009009218 2 148 gram verdovende middelen
cocaïne
358.921/358.922/358.923/358.924/358.942
2009009218 3 16 gram verdovende middelen
cocaïne
nficode: 358.919
2009009218 4 17 gram verdovende middelen
heroïne
nficode: 358.918
2009009218 5 2 gram verdovende middelen
heroïne
nficode: 288.576
2009009218 6 1 gram verdovende middelen
cocaïne
nficode: 288.585
2009009218 7 4 gram verdovende middelen
cocaïne
nficode: 358.916
2009009218 8 4 gram verdovende middelen
cocaïne
nficode: 358.917
2009009218 9 1 pistool Kl: zwart
THOMPSON .38/9 mm
geen serienr, niet doorgeladen
2009009218 10 1 tas
AXE
bruin/zwarte tas waarin vuurwapen en verdomi zaten
2009009218 11 8 stuks munitie
9 mm, wapennr. 00055 00066
2009009218 12 14 stuks munitie
14 patronen 7.65 mm
2009009218 13 1 pistool
BBM BRUNI Mod.85
regnr. 00055 00064; doorgeladen / 7.65 mm
2009009218 14 5 stuks munitie
incl. houder behoort bij bbm brunimod. 85
2009009218 15 1 wapen Kl: zwart
geluiddemper 7.65 mm.