Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6652

Datum uitspraak2009-08-27
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903145/2/R1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 23 februari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oosterhout (hierna: de raad) bij besluit van 1 juli 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Reparatieherziening bestemmingsplan Buitengebied" (hierna: de reparatieherziening).


Uitspraak

200903145/2/R1. Datum uitspraak: 27 augustus 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: de raad van de gemeente Oosterhout, verzoeker, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 23 februari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oosterhout (hierna: de raad) bij besluit van 1 juli 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Reparatieherziening bestemmingsplan Buitengebied" (hierna: de reparatieherziening). Tegen dit besluit heeft onder meer de raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2009, beroep ingesteld. De raad heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 19 mei 2009. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2009, heeft de raad de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De raad heeft zijn verzoek aangevuld bij brief van 19 mei 2009. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 augustus 2009, waar de raad, vertegenwoordigd door H.J.J.M. Hoppenbrouwers, ambtenaar in dienst van de gemeente Oosterhout, en het college, vertegenwoordigd door A.J.A.M. van de Laar, ambtenaar in dienst van de provincie Noord-Brabant, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het college heeft, voor zover thans van belang, goedkeuring onthouden aan de zinsnede "tot een maximale netto glasopstand van 3 hectaren" in artikel 20, twaalfde lid, van de planvoorschriften voor zover het betreft het met groene lijnen op de plankaart aangegeven gebied ten zuiden van Oosteind. 2.3. De raad betoogt dat het college in zoverre ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan de reparatieherziening. De onthouding van goedkeuring brengt volgens hem voor het gebied ten zuiden van Oosteind met zich dat de op artikel 20, twaalfde lid, van de planvoorschriften gebaseerde wijzigingsbevoegdheid in oppervlakte onbegrensd is met als gevolg dat hij initiatieven voor grootschaligere ontwikkelingen van glastuinbouw dan drie hectare in dit gebied niet zelf kan toetsen. Teneinde ongewenste ontwikkelingen tot de uitspraak in de bodemprocedure te voorkomen, verzoekt de raad een voorlopige voorziening te treffen. Ter nadere onderbouwing van het verzoek heeft de raad ter zitting gewezen op een voorliggende principeaanvraag van een glastuinbouwer in het gebied ten zuiden van Oosteind voor een uitbreiding tot vijf hectare. Over enige maanden zal moeten worden besloten of hieraan medewerking zal worden verleend. Door de onthouding van goedkeuring aan de zinsnede kunnen volgens de raad complicaties optreden inzake de vraag welk gemeentelijk bestuursorgaan hier bevoegd is. 2.4. Artikel 19 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied Oosterhout" is met de reparatieherziening hernummerd in artikel 20. Dit artikel bevat het toetsingskader voor de toepassing van onder meer wijzigingsbevoegdheden. Ingevolge het twaalfde lid, voor zover van belang, mogen de glastuinbouwbedrijven in "AHS-landschap" uitbreiden tot een maximale netto glasopstand van 3 hectaren mits dit in overeenstemming is met de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische kwaliteiten van het gebied. 2.5. De door het college bedoelde zinsnede maakt op zichzelf beschouwd geen deel uit van de reparatieherziening zodat daaraan geen goedkeuring kon worden onthouden. De voorzitter verstaat het besluit van het college aldus dat goedkeuring is verleend aan het groen omlijnde plandeel ten zuiden van Oosteind behoudens voor zover daarmee de in artikel 20, twaalfde lid, van de planvoorschriften bedoelde zinsnede van toepassing zou worden. Uit de omstandigheid dat voor het gebied ten zuiden van Oosteind met het buiten werking blijven van de zinsnede geen maximering geldt voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid en het college van burgemeester en wethouders in zoverre ook bevoegd moet worden geacht een wijzigingsplan vast te stellen voor een uitbreiding van een bestaand glastuinbouwbedrijf groter dan drie hectare volgt naar het oordeel van de voorzitter niet dat de door een glastuinbouwer gewenste oppervlaktemaat niet meer van belang is bij de vraag of al dan niet toepassing zal worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid en het college van burgemeester en wethouders verplicht zou zijn een uitbreiding van meer dan drie hectare toe te staan. Ook met het buiten werking blijven van de zinsnede zal het college van burgemeester en wethouders de gewenste omvang van de uitbreiding in zijn afweging moeten betrekken. Daarbij blijft de raad, ook met het buiten werking blijven van de zinsnede, bevoegd terzake een planherziening vast te stellen. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat geen sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Hij ziet daarom aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat. w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Bechinka voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2009 371.