Jurisprudentie
BJ6651
Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901711/1/H2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901711/1/H2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) een aanvraag van de gemeente Grootegast (hierna: de gemeente) om verlening van een subsidie voor het project 'Interne en externe aanpassing en herverdelen functies Opende' (hierna: het project), afgewezen.
Uitspraak
200901711/1/H2.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de gemeente Grootegast,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 27 januari 2009 in zaak nr. 07/885 in het geding tussen:
de gemeente Grootegast
en
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) een aanvraag van de gemeente Grootegast (hierna: de gemeente) om verlening van een subsidie voor het project 'Interne en externe aanpassing en herverdelen functies Opende' (hierna: het project), afgewezen.
Bij besluit van 13 juli 2007 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris) het door de gemeente daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het bestreden besluit herroepen en de aanvraag op een andere grond afgewezen.
Bij uitspraak van 27 januari 2009, verzonden op 28 januari 2009, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door de gemeente daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de gemeente bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2009, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2009, waar de gemeente, vertegenwoordigd door mr. M.R. Broekema, werkzaam bij PNO Consultants B.V., en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door A. de Zeeuw-van der Bijl en mr. M.Y. van Hattum, werkzaam bij de Centrale Financiën Instellingen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1 van de Regeling stimulering aanpassing huisvesting brede scholen en aanpassing sportaccommodaties in verband met multifunctioneel gebruik 2006 (hierna: de Regeling), verstaat deze regeling onder:
(…)
project: een activiteit in de vorm van een aanpassing aan de huisvesting van een brede school of sportaccommodatie;
aanpassing: een ingreep in een bestaand gebouw of een bestaande sportaccommodatie waardoor dat gebouw of die sportaccommodatie beter geschikt wordt gemaakt voor multifunctioneel gebruik (…).
Ingevolge artikel 2, eerste lid, kan de minister een specifieke uitkering verstrekken voor de stimulering van de aanpassing van de huisvesting van brede scholen en de aanpassing van sportaccommodaties waardoor gebouwen en sportaccommodaties meer geschikt worden gemaakt om voor verschillende doeleinden en door verschillende doelgroepen te worden gebruikt (multifunctioneel gebruik).
Ingevolge artikel 6, aanhef en onder c, dient uit de aanvraag duidelijk te blijken om welke aanpassing het gaat, wat het totale bedrag is dat met de aanpassing gemoeid is en voor welk bedrag een specifieke uitkering wordt gevraagd.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, vindt, bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de specifieke uitkering, selectie plaats op basis van een evenwichtige spreiding van de toekenningen over de grote gemeenten (100.000+), de middelgrote gemeenten (50.000-100.000), de kleinere gemeenten (20.000-50.000) en de plattelandsgemeenten (minder dan 20.000) alsmede binnen deze groepen gemeenten.
Ingevolge het tweede lid vindt, bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de specifieke uitkering, na toepassing van het selectiecriterium genoemd in het eerste lid, verdere selectie plaats op basis van een eigen bijdrage in de financiering; de aanvraag geniet meer voorrang naarmate de eigen bijdrage procentueel hoger is.
2.2. Bij brief van 7 juli 2006 heeft de gemeente een aanvraag om verstrekking van een specifieke uitkering van € 500.000,- ingediend ten behoeve van het project, bestaande uit de bouw van een sporthal, aanpassingen aan multifunctioneel centrum "De Veste" en aanpassingen aan de gymzaal in Opende. In de aanvraag is vermeld dat de totale projectkosten € 3.079.299,- bedragen en dat het percentage eigen financiering van het project door de gemeente 84% bedraagt.
De staatssecretaris heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat de kosten die zijn gemoeid met de bouw van de sporthal zijn gericht op het realiseren van nieuwbouw en daarom niet op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling voor subsidiëring in aanmerking komen. Alleen de kosten, gemoeid met de aanpassingen aan het multifunctioneel centrum en de gymzaal, ten bedrage van € 825.000,- komen voor subsidiëring in aanmerking. Uitgaande van de aangevraagde specifieke uitkering van € 500.000,- betekent dit volgens de staatssecretaris dat de gemeente 39,4% bijdraagt in de kosten. Met dat percentage komt de aanvraag van de gemeente in de rangschikking als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Regeling, uit op positie 47, terwijl het beschikbaar gestelde budget voor de categorie gemeenten, waartoe de gemeente behoort, reeds bij de negende positie was uitgeput.
2.3. De gemeente betoogt, samengevat weergegeven, dat de rechtbank - door te overwegen dat zich met het in artikel 9, tweede lid, van de Regeling neergelegde beoordelingssysteem niet verhoudt dat hangende bezwaar de aanvraag wordt gewijzigd - heeft miskend dat zij nimmer heeft verzocht de aanvraag te wijzigen. De gemeente voert ter onderbouwing aan dat de staatssecretaris bij besluit van 13 juli 2007 eenzijdig de kosten van het project naar beneden heeft bijgesteld. Nu zij in de bij brief van 7 juli 2006 ingediende aanvraag heeft vermeld 84% van de kosten van het project zelf te zullen financieren, had het volgens de gemeente in de rede gelegen dat de staatssecretaris tevens de gevraagde specifieke uitkering naar rato naar beneden had bijgesteld.
2.3.1. Uit artikel 9 van de Regeling volgt dat de beoordeling van de aanvragen om projectsubsidies verloopt volgens een zogenoemd tendersysteem, hetgeen inhoudt dat de ingediende aanvragen onderling inhoudelijk worden beoordeeld en ten opzichte van elkaar worden gerangschikt in het licht van de doelstelling en de in artikel 9 genoemde criteria. Van het beschikbare budget hangt vervolgens af welke aanvragen kunnen worden gehonoreerd. Niet in geschil is dat het beschikbaar gestelde budget voor de categorie gemeenten, waartoe de gemeente behoort, bij de negende positie reeds was uitgeput en dat de gemeente die op die positie stond 75% van het door haar te realiseren project zelf financierde. Evenmin is in geschil dat van de op het aanvraagformulier vermelde totale projectkosten € 825.000,- voor subsidiëring in aanmerking kwamen.
2.3.2. De staatssecretaris kon bij de beoordeling van de aanvraag, gelet op artikel 2, eerste lid, van de Regeling, de daarin vermelde niet-subsidiabele projectkosten buiten beschouwing laten. Voor het oordeel dat de staatssecretaris in dat geval tevens de in het aanvraagformulier gevraagde specifieke uitkering naar rato had dienen te verlagen, bestaat geen grond, nu de gemeente zelf verantwoordelijk is voor het juist invullen van het aanvraagformulier, waaronder de gevraagde specifieke uitkering. Evenmin kon de gevraagde specifieke uitkering op verzoek van de gemeente naar rato worden verlaagd, nu het zich, naar de rechtbank terecht heeft overwogen, niet met het tendersysteem verhoudt om als blijkt dat de subsidiabele kosten lager uitvallen dan vermeld in het aanvraagformulier, hangende bezwaar de aanvraag te wijzigen. De staatssecretaris heeft derhalve in redelijkheid aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag kunnen leggen dat de gemeente een specifieke uitkering van € 500.000,- had gevraagd en derhalve 39,4% bijdroeg in de projectkosten. Het betoog faalt.
2.4. Hetgeen de gemeente voor het overige heeft aangevoerd behoeft geen bespreking, omdat het niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009
85-502.