Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6650

Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901532/2/H2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij vijf besluiten van 6 september 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage (hierna: de raad) de vergoeding voor de op basis van vijf toevoegingen door [appellant sub 1] verleende rechtsbijstand aan [appellant sub 2] vastgesteld.


Uitspraak

200901532/2/H2. Datum uitspraak: 2 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: 1. [appellant sub 1], gevestigd te [plaats], 2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 januari 2009 in zaak nr. 08/1266 in het geding tussen: appellanten en de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage. 1. Procesverloop Bij vijf besluiten van 6 september 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage (hierna: de raad) de vergoeding voor de op basis van vijf toevoegingen door [appellant sub 1] verleende rechtsbijstand aan [appellant sub 2] vastgesteld. Bij besluit van 7 januari 2008, verzonden op 21 januari 2008, heeft de raad het door [appellant sub 1], voor zover nodig mede namens [appellant sub 2], daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de besluiten van 6 september 2007 herroepen en bepaald dat alsnog een vergoeding wordt toegekend van 31 punten, waarbij de aan de rechtzoekende opgelegde eigen bijdrage van € 405,00 in mindering wordt gebracht. Bij uitspraak van 12 januari 2009, verzonden op 19 januari 2009, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover bij het besluit van 7 januari 2008 een dubbele aftrek van de eigen bijdrage heeft plaatsgevonden, dat besluit in zoverre vernietigd, de aftrek vastgesteld op € 315,00 en bepaald dat het aldus opnieuw vastgestelde besluit in de plaats treedt van het deels vernietigde besluit. Het beroep van [appellant sub 1] is voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 maart 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 maart 2009. De raad heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. Bij brief van 8 juli 2009 heeft de Afdeling partijen om een nadere toelichting verzocht. [appellant sub 1] heeft daarop bij brief van 14 juli 2009 gereageerd en de raad bij brief van 16 juli 2009. Partijen hebben de Afdeling desgevraagd toestemming gegeven de zaak met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) zonder zitting af te doen. 2. Overwegingen 2.1. Het betoog van [appellant sub 2] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen belanghebbende, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, is bij het besluit van 7 januari 2008, waarbij de hoogte van de aan de rechtshulpverlener toekomende vergoeding ingevolge de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) is vastgesteld, faalt. Het belang van [appellant sub 2] is niet rechtstreeks betrokken bij dit besluit. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de rechtsbijstand op basis van toevoeging al is verleend en dat [appellant sub 2] daarvoor een eigen bijdrage die voortvloeit uit draagkracht verschuldigd is aan de rechtsbijstandverlener. Niet gebleken is dat deze eigen bijdrage beïnvloed zal worden door de uitkomst van deze procedure. Het hoger beroep van [appellant sub 2] is ongegrond. 2.2. Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb schrijft voor dat indien de rechtbank het beroep gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat aan de indiener het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door het bestuursorgaan. Aangezien de rechtbank het door [appellant sub 1] ingestelde beroep gegrond heeft verklaard, had zij derhalve tevens overeenkomstig genoemde bepaling de vergoeding van het betaalde griffierecht dienen te gelasten. Dat in beroep € 39,00 is betaald, is, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen reden daarvan af te zien. Het hoger beroep is in zoverre gegrond en de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd voor zover daarbij is nagelaten de vergoeding van het griffierecht te gelasten. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling gelasten dat de raad [appellant sub 1] het griffierecht vergoedt. 2.3. Nu de raad geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, komt de Afdeling niet toe aan het betoog in het verweerschrift van 2 april 2009 dat de vergoeding, zoals deze in het besluit van 21 januari 2008 heeft plaatsgevonden, geheel correct is, nu er, anders dan de raad ter zitting bij de rechtbank heeft betoogd, geen dubbele aftrek van de eigen bijdrage heeft plaatsgevonden. 2.4. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of de raad de vergoedingen voor de op basis van de toevoegingen door [appellant sub 1] verleende rechtsbijstand terecht heeft vastgesteld met inachtneming van artikel 11, derde lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: het Bvr 2000), omdat er naar het oordeel van de raad sprake is van samenhangende procedures. 2.5. Ingevolge artikel 37, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb verstrekt de raad aan een rechtsbijstandverlener een subsidie, genoemd vergoeding, voor de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Bvr 2000 worden als samenhangende procedures beschouwd zaken die gevoegd, gelijktijdig, aansluitend of nagenoeg aansluitend ter zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 7, zijn behandeld, en waarvoor één rechtsbijstandverlener is toegevoegd of meer dan één rechtsbijstandverlener mits zij deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en voor zover de zaken naar hun aard verknocht zijn. Ingevolge het derde lid wordt in samenhangende procedures, waarbij één rechtzoekende meer dan één procedure voert, in afwijking van het eerste lid van artikel 5, aan de procedures gezamenlijk het aantal punten toegekend dat wordt verkregen door het aantal punten dat in de bijlage is bepaald voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak met het hoogste aantal punten te verhogen met 50% voor elke procedure, met uitzondering van de eerste. 2.6. [appellant sub 1] heeft op basis van toevoeging rechtsbijstand verleend in vijf procedures bij de familiesector van het Gerechtshof 's-Gravenhage (hierna: het Hof). Het betrof hoger beroepen tegen beschikkingen van de rechtbank Dordrecht die zien op (verlenging van) de uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van de minderjarige kinderen van [appellant sub 2]. Vast staat dat het Hof de zaken gezamenlijk heeft behandeld op de zitting van 20 juni 2007. De vraag is derhalve of de zaken naar hun aard verknocht zijn als bedoeld in artikel 11, eerste lid, Bvr. Blijkens de toelichting op dit artikel dient er daarvoor sprake te zijn van inhoudelijke samenhang in die zin dat de procedures betrekking hebben op dezelfde problematiek (Staatsblad 1999, 580, p. 26-28). Blijkens de overgelegde beschikkingen van het Hof van 11 juli 2007 met rekestnummers 444-D-07, 1655-D-06, 480-D-07, 477-D-07 en 479-D-07 is die inhoudelijke samenhang inderdaad aanwezig in die zin dat de procedures betrekking hebben op dezelfde problematiek. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de raad op goede gronden heeft geconcludeerd dat sprake is van samenhangende procedures en terecht op basis daarvan de vergoeding heeft vastgesteld. 2.7. Het hoger beroep is in zoverre ongegrond. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden bevestigd. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep van [appellant sub 2] ongegrond; II. verklaart het hoger beroep van [appellant sub 1] gegrond; III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 januari 2009 in zaak nr. 08/1266, voor zover daarbij is nagelaten de raad voor de rechtsbijstand te 's-Gravenhage te gelasten het door [appellant sub 1] voor de behandeling van zijn beroep betaalde griffierecht € 39,00 te vergoeden; IV. bevestigt de uitspraak voor het overige; V. gelast dat de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage het onder III. bedoelde griffierecht vergoedt. VI. gelast dat de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage aan [appellant sub 1] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van Staat. w.g. Polak w.g. Planken lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009 299.