![logo-zwart logo-zwart](/export/ad/ad59329DJKqloqcjh.jpeg)
Jurisprudentie
BJ6643
Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901099/1/R3
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901099/1/R3
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 18 december 2008 heeft de raad van de gemeente Hilvarenbeek (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Kern Esbeek" vastgesteld.
Uitspraak
200901099/1/R3.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2008 heeft de raad van de gemeente Hilvarenbeek (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Kern Esbeek" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 februari 2009, beroep ingesteld.
De raad en [appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2009, waar [naam een der appellanten], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde] en de raad, vertegenwoordigd door J.J.M. Lubbers-Kluijtmans en M.J.M. Morel, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan, dat betrekking heeft op de bebouwde kom van de kern van Esbeek, betreft de actualisering van het bestemmingsplan voor de kern Esbeek. Het plan is consoliderend van aard. Dit houdt in, dat de bestaande planologische situatie, zoals die bij het opstellen van het plan bekend was, er in is vastgelegd.
2.2. [appellanten] verzetten zich ertegen dat aan het plandeel ter plaatse van hun perceel aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), waarop thans een agrarisch bedrijf (varkenshouderij en akkerbouw) met bedrijfswoning is gevestigd, de bestemming "Agrarisch" is toegekend.
Zij beogen een verplaatsing van het agrarische bedrijf teneinde op het perceel woningbouw mogelijk te maken. Zij betogen dat de bestemming "Agrarisch" in ernstige mate de ontwikkelingsmogelijkheden van het perceel beperkt. In dit verband voeren zij aan dat het perceel noch in het voorgaande bestemmingsplan was opgenomen noch in het geldende plan voor het buitengebied van Esbeek. Nu volgens [appellanten] alleen de bouwverordening van de gemeente Hilvarenbeek op het perceel van toepassing is, dient naar zij menen in verband met de beoogde woningbouw aan het perceel de bestemming "Wonen" te worden toegekend.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat in het plan de bestaande situatie opnieuw is vastgelegd, waarbij de feitelijke situatie maatgevend is. Eventuele ontwikkelingen waarvoor (nog) geen vrijstellingsprocedure is doorlopen en waarbij evenmin sprake is van een onherroepelijk besluit, zijn niet in het plan opgenomen. Volgens de raad is bij de gemeente geen concreet plan voor de verplaatsing van het agrarisch bedrijf in combinatie met vervangende woningbouw op het perceel bekend. De raad heeft derhalve in het kader van het voorliggende plan geen mogelijkheid gezien om de bestaande bestemming te wijzigen naar de bestemming "Wonen".
2.4. Het perceel heeft in het plan de bestemming "Agrarisch" en een gedeelte van het perceel heeft daarin mede de functieaanduiding 'bedrijfswoning (bw)'.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder 3.1.1 en onder a, van de planregels zijn - voor zover hier van belang - de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf alsmede voor bedrijfswoningen.
2.5. Anders dan [appellanten] hebben aangevoerd, was in het aan het voorliggende plan voorafgaande bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in hoofdzaak" aan het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden B" toegekend en was niet uitsluitend de bouwverordening van de gemeente Hilvarenbeek van toepassing op het perceel.
De Afdeling stelt verder vast dat de raad blijkens de plantoelichting heeft beoogd een consoliderend plan vast te stellen.
[appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan dan wel ten tijde van de vaststelling van het plan bij het gemeentebestuur een concreet plan hadden ingediend met betrekking tot de verplaatsing van het agrarische bedrijf in combinatie met vervangende woningbouw op het perceel. Weliswaar hebben [appellanten], onder verwijzing naar nader ingediende stukken, naar voren gebracht dat zij reeds sedert 2002 met het gemeentebestuur in onderhandeling zijn geweest over woningbouw ter plaatse, maar deze onderhandelingen betroffen de invulling met woningbouw van meer, deels buiten het plan gelegen gronden, waren niet beperkt tot het in geding zijnde plandeel en hebben niet geleid tot besluitvorming waarbij woningbouw op het perceel werd toegestaan. Het plan voorziet weliswaar in de mogelijkheid van de bouw van twee woningen op het direct ten zuiden van het perceel gelegen perceel Pastoor Jurgensstraat 19, maar ten tijde van de vaststelling van het plan was de voor die woningbouw noodzakelijke procedure reeds doorlopen.
Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan in redelijkheid heeft kunnen aansluiten bij de bestaande feitelijke situatie op het perceel.
2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009
12-602.