Jurisprudentie
BJ6637
Datum uitspraak2009-09-02
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807414/1/M1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807414/1/M1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 8 september 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een inrichting voor het verwerken van puin, bouw- en sloopafval en de opslag van asbesthoudende materialen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 18 september 2008 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200807414/1/M1.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een inrichting voor het verwerken van puin, bouw- en sloopafval en de opslag van asbesthoudende materialen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 18 september 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 29 oktober 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door J. Baas, en het college, vertegenwoordigd door P.M. Witkam, ing. R.H. Priester en B.H. Maring, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] voert aan dat het bestreden besluit moet worden vernietigd, nu het college ten onrechte de door haar over het ontwerp van het besluit ingebrachte zienswijze niet heeft betrokken bij de beslissing omtrent vergunningverlening, omdat deze zienswijze te laat zou zijn ontvangen.
2.1.1. Het college acht het aannemelijk dat [appellante] tijdig een zienswijze heeft ingediend. Deze heeft het college echter niet bereikt, aldus het college, zodat het college de vergunning heeft verleend. Het college acht het beroep van [appellante] ontvankelijk. Het college voert aan dat het besluit inhoudelijk niet anders zou hebben geluid, wanneer het college de zienswijze had gekend.
2.1.2. Ingevolge artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet milieubeheer, voor zover thans van belang, betrekt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval de voor het einde van de in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedoelde termijn overeenkomstig artikel 3:15 van die wet naar voren gebrachte zienswijzen.
2.1.3. [appellante] heeft aannemelijk gemaakt dat zij binnen de in artikel 3:16 van de Awb bedoelde termijn een zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 van die wet naar voren heeft gebracht. Vaststaat verder dat deze zienswijze niet bij de behandelend ambtenaar bekend was toen het bestreden besluit werd genomen, als gevolg waarvan de zienswijze niet bij de beslissing omtrent vergunningverlening is betrokken. Gelet hierop, is het bestreden besluit in strijd met artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet milieubeheer.
2.2. Het beroep is gegrond. Het besluit van 8 september 2008 komt voor vernietiging in aanmerking.
2.3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 8 september 2008, kenmerk 08026300/Wm.08.016;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zeeland aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009
433.