Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6579

Datum uitspraak2009-08-27
Datum gepubliceerd2009-09-02
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5242 WUV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij vervolgaanvraag van maart 2007 heeft appellant verzocht om toekenning van - voor zover nog van belang - een vergoeding van vervoerskosten voor het onderhouden van sociale contacten. Dit verzoek is afgewezen. Wat betreft de gevraagde voorziening voor sociaal vervoer heeft verweerster, overeenkomstig uitgebracht medische adviezen, in aanmerking genomen dat bij appellant weliswaar sprake is van mobiliteitsproblematiek als gevolg van de causale vestibulaire klachten maar dat hij niettemin met enige regelmaat van het vliegtuig gebruik maakt zodat aangenomen mag worden dat hij ook van andere vormen van openbaar vervoer gebruik kan maken. Verder heeft verweerster erop gewezen dat ook in treinen in het algemeen wel een toiletvoorziening aanwezig is. De Raad heeft in de voorhanden zijnde gegevens van medische aard geen aanknopings-punt gevonden om het aldus gemotiveerde standpunt van verweerster onjuist te oordelen. Hierbij acht de Raad mede van belang dat er blijkens de medische gegevens die verweerster bij het nemen van het bestreden besluit ter beschikking stonden - waaronder ook recente gegevens afkomstig uit dossiers van appellant betreffende aanvragen in het kader van andere regelingen voor oorlogsgetroffenen, onder andere de AOR - consistent aandacht is geweest voor de door appellant tevens aangedragen psychische klachten; uit die gegevens komen echter geen met die klachten verband houdende beperkingen voor het gebruik van openbaar vervoer naar voren.


Uitspraak

08/5242 WUV Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K in het geding tussen: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster) Datum uitspraak: 27 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 23 juli 2008, kenmerk BZ 47431, JZ/B70/2008 (hierna: bestreden besluit), genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: Wet). Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2009. Voor appellant is daar verschenen mr. J.C.M. van Berkel, advocaat te Sittard, terwijl verweerster zich ter zitting heeft laten vertegenwoordigen door mr. A. den Held, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant, geboren in 1942, is in 2006 door verweerster erkend als vervolgde in de zin van de Wet; ingaande 1 juli 2005 zijn hem toen ook enige bijzondere voorzieningen toegekend. Hierbij werd aanvaard dat de gehoorklachten en de darmklachten van appellant in het vereiste verband staan met de vervolging; ten aanzien van zijn hartklachten, zijn suikerziekte en zijn neurologische aandoening (status na CVA) is een zodanig causaal verband niet aanvaard. 1.2. Bij vervolgaanvraag van maart 2007 heeft appellant verzocht om toekenning van - voor zover nog van belang - een vergoeding van vervoerskosten voor het onderhouden van sociale contacten. Dit verzoek is afgewezen bij besluit van 21 september 2007, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit. Hiertoe heeft verweerster op basis van aan haar uitgebrachte medische adviezen overwogen dat de voor deze voorziening vereiste medische noodzaak ontbreekt nu de aan de vervolging toe te schrijven medische klachten van appellant hem niet belemmeren om van het openbaar vervoer gebruik te maken. Verweerster heeft hierbij tevens aangegeven dat ook de uit de gehoorklachten voortvloeiende vestibulaire (evenwichts)klachten van appellant alsmede zijn psychische klachten in causaal verband met de vervolging zijn aangemerkt. 1.3. In beroep is namens appellant aangevoerd dat uit de gedingstukken niet blijkt dat zijn psychische klachten daadwerkelijk bij de aan verweerster uitgebrachte medische advisering over zijn aanvraag zijn betrokken. Verder is betoogd dat de evenwichts-klachten van appellant in combinatie met zijn darmklachten, die een direct bereikbare toiletvoorziening vereisen, wel degelijk een ernstige belemmering vormen voor het gebruik van het openbaar vervoer. Ten slotte is gesteld dat verweerster ten onrechte heeft geweigerd de in bezwaar gemaakte proceskosten te vergoeden, nu verweerster eerst na bezwaar de evenwichtsklachten van appellant in causaal verband met de vervolging heeft willen aanvaarden. Verweerster heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. 2. De Raad dient de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden. Hiertoe wordt overwogen als volgt. 2.1. Wat betreft de gevraagde voorziening voor sociaal vervoer heeft verweerster, overeenkomstig uitgebracht medische adviezen, in aanmerking genomen dat bij appellant weliswaar sprake is van mobiliteitsproblematiek als gevolg van de causale vestibulaire klachten maar dat hij niettemin met enige regelmaat van het vliegtuig gebruik maakt zodat aangenomen mag worden dat hij ook van andere vormen van openbaar vervoer gebruik kan maken. Verder heeft verweerster erop gewezen dat ook in treinen in het algemeen wel een toiletvoorziening aanwezig is. De Raad heeft in de voorhanden zijnde gegevens van medische aard geen aanknopings-punt gevonden om het aldus gemotiveerde standpunt van verweerster onjuist te oordelen. Hierbij acht de Raad mede van belang dat er blijkens de medische gegevens die verweerster bij het nemen van het bestreden besluit ter beschikking stonden - waaronder ook recente gegevens afkomstig uit dossiers van appellant betreffende aanvragen in het kader van andere regelingen voor oorlogsgetroffenen, onder andere de AOR - consistent aandacht is geweest voor de door appellant tevens aangedragen psychische klachten; uit die gegevens komen echter geen met die klachten verband houdende beperkingen voor het gebruik van openbaar vervoer naar voren. 2.2. De Raad kan en zal voorts in het midden laten of de met de gehoorklachten samen-hangende evenwichtsklachten pas in het bestreden besluit en niet al eerder (impliciet) door verweerster zijn aanvaard. Zo al sprake is van een bijstelling op dit punt in het bestreden besluit, kan dit toch niet leiden tot het oordeel dat een proceskostenvergoeding ten onrechte is geweigerd. Bepalend daartoe is dat ondanks die (veronderstelde) bijstel-ling de afwijzing van de gevraagde voorziening bij het bestreden besluit is gehandhaafd zodat geen sprake is van een herroeping van het primaire besluit zoals ingevolge artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist. 3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden zodat het ingestelde beroep ongegrond dient te worden verklaard. 4. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2009. (get.) A. Beuker-Tilstra. (get.) I. Mos. HD