Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6498

Datum uitspraak2009-09-01
Datum gepubliceerd2009-09-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/987269-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Met 'opdrachtgever' in de zin van artikel 18 van de EG-verordening voor overbrenging van afvalstoffen (2006R1013, EVOA), wordt bedoeld de feitelijke opdrachtgever. Dit hoeft niet de persoon te zijn die in het kader van de onderliggende civielrechtelijke overeenkomst de opdrachtgever is.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector strafrecht Economische politierechter Parketnummer : 05/987260-08 Datum zitting : 18 augustus 2009 Datum uitspraak : 1 september 2009 Verstek In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: naam : [verdachte], gevestigd : [adres], plaats : [woonplaats]. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: zij op of omstreeks 25 februari 2008 te Beek, gemeente Montferland, in elk geval in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, al dan niet opzettelijk handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35 onder g iii van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen, immers heeft verdachte samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, afvalstoffen (oud papier) overgebracht van Duitsland naar Nederland, terwijl de overbrenging geschiedde op een wijze die niet feitelijk was gespecificeerd in het in bijlage Vll van voornoemde Verordening opgenomen document, aangezien op bedoeld document de feitelijke hoeveelheid niet was ingevuld en/of de verklaring van de opdrachtgever betreffende datering niet was ingevuld en/of niet door de opdrachtgever was ondertekend; 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 18 augustus 2009 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 600,00. 3. De beslissing inzake het bewijs De economische politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte is tenlastege¬legd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De economische politierechter overweegt als volgt. Verdachte wordt verweten dat zij als opdrachtgever afvalstoffen heeft laten overeenbrengen van Duitsland naar Nederland, terwijl de bij de overbrenging gevoegde transportdocumenten niet voldeden aan de vereisten van EG-verordening overbrenging van afvalstoffen (2006R1013, EVOA). De eerste vraag die beantwoordt dient te worden, is of verdachte aangemerkt kan worden als ‘opdrachtgever’ in de zin van voornoemde EG-verordening. De economische politierechter is van oordeel dat zulks niet het geval is. Uit het dossier volgt dat verdachte vanuit Nederland een in Duitsland gevestigd afvalbedrijf opdracht heeft gegeven om, door middel van een derde transportbedrijf, oud papier aan haar te leveren. Dit is een civielrechtelijke overeenkomst en in die zin kan verdachte als opdrachtgever worden aangemerkt. Daarmee is niet gezegd dat verdachte ook als opdrachtgever in de zin van de EG-verordening kan worden aangemerkt. Artikel 18, eerste lid aanhef onder a van de EG-verordening bepaalt immers dat de onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende opdrachtgever voor de overbrenging er zorg voor draagt dat de afvalstoffen vergezeld gaan van op juiste wijze ingevulde transportdocumenten. In deze zaak is dat het in Duitsland gevestigde bedrijf. Uit artikel 18 van voormelde EG-verordening volgt derhalve dat niet de opdrachtgever in civielrechtelijke zin, maar de feitelijke opdrachtgever, gevestigd in het land van verzending, verantwoordelijk is voor een juiste invulling van de transportdocumenten. Laatstgenoemde moet dan ook als normadressaat van de betreffende verplichtingen worden aangemerkt. Verdachte kan dan ook niet als pleger worden aangemerkt van het tenlastegelegde strafbare feit. Vervolgens komt nog de vraag aan de orde of verdachte als medepleger van het Duitse afvalbedrijf kan worden gekwalificeerd. Naar het oordeel van de economische politierechter blijkt uit het dossier niet van een bewuste en nauwe samenwerking tussen het Duitse afvalbedrijf en verdachte, die gericht was op tenlastegelegde strafbare gedraging, zodat dit onderdeel niet bewezen kan worden. 4. De beslissing De economische politierechter, rechtdoende: Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit. Aldus gewezen door: mr. M. Jurgens, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. H.G. Eskes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 september 2009.