Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6170

Datum uitspraak2009-08-20
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers801718 \ CV EXPL 08-9497
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Gemeente (gedeeltelijk) aansprakelijk voor schade ontstaan door pollerinstallaties; vergoedingsplicht gematigd door eigen schuld weggebruikers zie ook LJnrs BJ6169 en BJ6171


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector kanton Locatie Delft JW/THV Rolnr. 801718 CV EXPL 08-9497 20 augustus 2009 (bij vervroeging) Vonnis in de zaak van: [Eisende partij], wonende te [woonplaats eisende partij], eisende partij, gemachtigde: P.M.J. Heijboer, tegen de Gemeente Delft, zetelende te Delft, gedaagde partij, gemachtigde: mr. F.P. van der Linden, Partijen worden aangeduid als [eisende partij] en De gemeente. Procedure - het tussenvonnis van 14 mei 2009 (bij vervroeging); - de akte uitlaten producties aan de zijde van De gemeente van 11 juni 2009; - de comparitie van partijen van 29 juli 2009. Rechtsoverwegingen: 1. Feiten. 1.1. Rondom de (historische) binnenstad van De gemeente Delft zijn door De gemeente op de toegangswegen diverse zogenaamde pollerinstallaties in/op het wegdek aangebracht ter wering van onbevoegde (bestuurders van) auto's. Een poller is een hydraulisch aangedreven paal die in het wegdek kan zakken en weer omhoog kan komen. 1.2. Een dergelijke installatie is in de zomer van 2003 geplaatst aan de westzijde van de Oude Langedijk richting naar de Markt (ingaande poller) en richting vanaf de Markt (uitgaande poller); het betreft (voor de beide richtingen) dezelfde twee pollerpalen op een kleine afstand naast elkaar. De ingaande poller kan door bestuurders van Connexxion-bussen van afstand worden bediend door middel van een zogenaamde transponder; de pollerpalen zakken daardoor (tijdelijk) in de grond. Er is bij de uitgaande of ingaande pollers geen mogelijkheid zich aan te melden door middel van een kaart of drukknop/intercom. De regeling van de werking van de uitgaande poller is in casu niet relevant. 1.3. Bij de pollerinstallatie op de Oude Langedijk west is (gezien vanaf de Koornmarkt) aan de linkerzijde van de weg een paal met signaallichten geplaatst. Deze lichten staan op rood als de pollers omhoog gaan of staan. Als toegang wordt verkregen gaan de pollers omlaag en als deze geheel in de grond gezakt zijn, verspringt het signaallicht op groen. Als het betreffende voertuig de pollerinstallatie is gepasseerd verspringt het signaallicht op oranje en daarna op rood. Vervolgens komen de pollerpalen weer omhoog. 1.4. Bij de inrichting van pollerinstallaties kunnen de richtlijnen van het CROW (Kenniscentrum voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur) en de aanbevelingen van de IVER (Initiatiefgroep van Verkeersregeltechnici van Rijkswaterstaat en Provincies) in acht worden genomen. De CROW en de IVER zijn (louter) ondersteunende en adviserende instanties. Er is geen wettelijke basis/verplichting voor de toepassing van deze richtlijnen. 1.5. In een publicatie van de CROW uit 2001 staat onder meer vermeld: "Bij beweegbare fysieke afsluitingen dienen diverse flankerende maatregelen te worden genomen" (...) "Verkeer dat de afsluiting nadert moet afdoende worden gewaarschuwd voor de beweegbare afsluiting. Met name automobilisten die hun voorganger volgen moet attent gemaakt worden op de afsluiting die stijgt zodra zijn of haar voorganger deze is gepasseerd". 1.6. In een publicatie van de CROW uit 2002 staat onder meer vermeld: "Wel moet in alle situaties ruim van tevoren met (voor)waarschuwingsborden worden gewaarschuwd voor eventuele verkeerslichten, en de beperking 'bij groen één voertuig'" (...) "In minder overzichtelijke situaties waar grote voertuigen het overzicht op de installatie gedeeltelijk wegnemen, is het een overweging om een extra ondersteunende lantaarn met rood licht toe te passen om te attenderen op het volgende rode licht" (...) "Bij toepassing van een VRI (kantonrechter: VerkeersRegelInstallatie) is een stopstreep noodzakelijk." (...) "Toepassing van een stopstreep wordt aanbevolen, maar is overigens alleen verplicht bij een VRI". 1.7. Ter plaatse van de onderhavige pollerinstallatie op de Oude Langedijk gold en geldt (evenals in de gehele binnen stad van Delft) een maximumsnelheid van 30 km per uur. 1.8. Aan het einde van de Koornmarkt dichtbij de afslag naar links over de brug naar de Peperstraat en de andere zijde van de Koornmarkt en naar rechts naar de Oude Langedijk, staat aan de rechterzijde van de weg een bord dat een verplichte rijrichting naar links aangeeft, met als onderbord "uitgezonderde fietsers". In het wegdek is voorts een witte pijl naar links te zien (gemaakt van witte stenen). De Koornmarkt loopt aan het eind enigszins naar links in de richting van de brug over de gracht. 1.9. Een paar meter voor de onderhavige ingaande pollerinstallatie staan op de Oude Langedijk aan weerszijden borden G11 (verplicht fietspad), met als onderbord telkens "uitgezonderd lijnbussen". 1.10. Ter hoogte van de pollerinstallatie staat aan de linkerkant van de weg een gevaar/waarschuwingsbord met daaronder een bord waarop een auto is afgebeeld welke kennelijk aan de voorzijde door een paal omhoog wordt getild; daaronder staat de mededeling "automatische afsluiting". 1.11. Op 7 september 2007 heeft een aanrijding plaatsgevonden met een door de echtgenoot van [eisende partij] bestuurde (huur) auto van Hertz tegen de onderhavige pollerpa(a)l(en) op de Oude Langedijk. De echtgenoot van [eisende partij] kwam daarbij vanaf de Koornmarkt en sloeg rechtsaf de Oude Langedijk op. 1.12. [eisende partij] (en haar echtgenoot) bezit(ten) de Amerikaanse nationaliteit en zij zijn niet eerder in (de binnenstad van) Delft geweest. 1.13. Van de aanrijding en de situatie ter plekke zijn videobeelden gemaakt (door of namens De gemeente), welke ter gelegenheid van de comparitie van partijen zijn afgespeeld. Ook zijn er foto's/stilstaande beelden in het geding gebracht. 1.14. De schade aan de pollerinstallatie is door de verzekeraar van Hertz aan De gemeente vergoed. 1.15. Vanaf de plaatsing van de pollerinstallatie in 2003 hebben tot het ongeval met de (huur) auto van [eisende partij] in totaal ongeveer 17 ongevallen met de onderhavige pollerpalen op de Oude Langedijk plaatsgevonden, waarvan 4 in 2007. In ieder geval 2 ongelukken vonden plaats met de ingaande poller (waaronder het ongeval van [eisende partij]). In ieder geval 3 ongelukken vonden plaats met de uitgaande poller. Met welke poller de overige ongelukken (12) hebben plaatsgevonden, te weten de inkomende of de uitgaande poller, is in deze procedure niet bekend geworden. 1.16. Naar aanleiding van vragen van de heer De Wit van de fractie van Leefbaar Nederland heeft het College van B en W van De gemeente Delft onder meer geantwoord, dat de poller op de Nieuwe Langedijk (lees: de Oude Langedijk, oostzijde) met bijbehorende attributen voor wat betreft de uitvoering en vormgeving in Delft is aangelegd conform de landelijke CROW richtlijnen. 2. Vordering; gronden van de vordering. 2.1. [eisende partij] vordert, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: a. te verklaren voor recht dat De gemeente aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden schade; b. De gemeente te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een vergoeding inzake schade ten bedrage van € 912,85, althans een vergoeding welke de kantonrechter redelijk acht, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der voldoening; c. De gemeente te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad 15% conform het rapport Voorwerk II; d. De gemeente te veroordelen in de kosten van de procedure. 2.2. [eisende partij] legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van voormelde vaststaande feiten, de stellingen ten grondslag zoals weergegeven in de door haar geproduceerde processtukken, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, een en ander zoals nader toegelicht ter gelegenheid van de comparitie van partijen, blijkens het daarvan opgemaakte (concept) proces-verbaal. 2.3. Kort gezegd en zakelijk weergegeven kunnen de stellingen van [eisende partij] als volgt worden samengevat. a. [eisende partij] maakte in september 2007 samen met haar echtgenoot - een professioneel fotograaf - een reis door Nederland. Op 7 september 2007 bezochten zij Delft met een door [eisende partij] bij Hertz in Leiden gehuurde auto. De echtgenoot van [eisende partij] was de bestuurder van de auto. [eisende partij] en haar echtgenoot reden op een bepaald moment over de Koornmarkt te Delft en zij waren op zoek naar een parkeerplek. Omdat [eisende partij] en haar echtgenoot de verkeerssituatie in Delft niet goed kenden reden zij voorzichtigheidshalve zeer langzaam en het leek hen het beste om achter een Nederlandse auto aan te rijden. Daarbij moest nogal wat aandacht worden besteed aan het ontwijken van fietsers. b. Zo doende, rijdend op de Koornmarkt, volgden [eisende partij] en haar echtgenoot de Nederlandse auto, toen die de Oude Langedijk opdraaide; [eisende partij] en haar echtgenoot passeerden daarbij geen enkel bord of teken dat er voor waarschuwde dat op de Oude Langedijk, direct om de bocht, een poller in de weg lag. Omdat de auto die voor hen reed ongehinderd de Oude Langedijk kon oprijden (wellicht was het een automobilist die "vergunninghouder" was voor het autoluwe gebied in Delft) en de pollerpaal (waarvan [eisende partij] en haar echtgenoot het bestaan overigens niet vermoedden) in de grond verzonken was, reden [eisende partij] en haar echtgenoot ook de Oude Langedijk op. Toen zij vlak bij de poller waren kwam deze echter, zonder dat zij dit zagen, omhoog en botsten zij er met de (huur) auto tegen aan. c. [eisende partij] heeft haar schade als volg gespecificeerd: eigen risico gehuurde auto € 550,-- verloren werkdag € 332,85 verloren arbeidstijd € 150,-- extra telefoon- en portikosten € 30,-- Totaal € 912,85. Ter onderbouwing van deze schade heeft [eisende partij] producties (bij dagvaarding en repliek) in het geding gebracht. d. De gemachtigde van [eisende partij] heeft De gemeente aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, maar De gemeente heeft de aansprakelijkheid afgewezen. e. [eisende partij] is van mening dat De gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden schade. [eisende partij] baseert die aansprakelijkheid op het gestelde in de artikelen 6:174 lid 1 en 2 en 162 BW. [eisende partij] is van mening dat de weg in casu, gelet op de eisen die men daar in de gegeven omstandigheden aan mocht stellen, niet in goede staat verkeerde en daardoor een gevaar voor personen of zaken opleverde, terwijl dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. Gelet op de hoegrootheid van de kans op ongelukken ter plaatse heeft die kans op ongelukken zich in hevige mate verwezenlijkt. Volgens [eisende partij] gebeurden er in 2007 minimaal 4 ongelukken (in en uit) met deze pollerinstallatie en vanaf 2003 waren er minimaal 17 ongevallen, waaronder het ongeval van [eisende partij]. f. Dat zich ter plaatse ongewoon veel ongelukken voordeden, was bij De gemeente bekend, maar toch werd er niets ondernomen om de veiligheid van de weggebruikers te verbeteren. Ook werd de pollerinstallatie niet buiten gebruik gesteld. De gemeente houdt zich niet aan de CROW-richtlijnen, hoewel zij zelf zegt dit wel te doen. Zo zijn er geen voorwaarschuwingen aangebracht; ook ontbreekt een waarschuwing - ruim voor de pollerinstallatie - dat er bij groen licht slechts één voertuig doorgang heeft. g. [eisende partij] is voorts van mening dat De gemeente bij de inrichting van de pollers op de Oude Langedijk west te weinig in aanmerking heeft genomen dat automobilisten wel eens onoplettend of afgeleid kunnen zijn, als gevolg waarvan er op de pollers zo veel ongelukken gebeurden, waaronder [eisende partij] als een van de slachtoffers. Eén van de mogelijkheden om automobilisten te attenderen op een poller is het aanbrengen van een stopstreep op de weg, even voor de installatie. [eisende partij] verwijst naar de CROW-richtlijnen. Een stopstreep was echter niet aangebracht. Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van een voorwaarschuwing, maar ook die was niet aangebracht. h. [eisende partij] is al met al van mening dat de pollers op de Oude Langedijk moeten worden aangemerkt als gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. Onder een gebrekkige toestand in de zin van voormeld artikel kan volgens [eisende partij] worden verstaan een gevaarlijke toestand die men, hoewel daarmee bekend, onveranderd laat. [eisende partij] verwijst daarbij naar het zogenaamde ZOAB-arrest. De conclusie moet volgens [eisende partij] zijn, dat De gemeente dermate onzorgvuldig is geweest wat betreft het beperken van het gevaar dat de pollers op de Oude Langedijk opleverden, dat de schuld van de aanrijding niet bij [eisende partij] ligt, maar bij De gemeente; geheel ofwel voor het grootste deel. i. [eisende partij] heeft ter onderbouwing van haar stellingen verwezen naar diverse rechterlijke uitspraken. 3. Verweer; gronden van het verweer 3.1. De gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd [eisende partij] in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans haar de vordering te ontzeggen, met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van het geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en - voor zover voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn zou plaatsvinden - vermeerderd met de wettelijke rente over de kosten te berekenen vanaf de bedoelde termijn van voldoening. 3.2. De gemeente legt aan haar verweer, tegen de achtergrond van de vast staande feiten, de stellingen ten grondslag zoals weergegeven in de door haar geproduceerde processtukken, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, een en ander zoals nader toegelicht ter gelegenheid van de comparitie van partijen, blijkens het daarvan opgemaakte (concept) proces-verbaal. 3.3. Kort gezegd en zakelijk weergegeven kan het verweer van De gemeente als volgt worden samengevat. a. [eisende partij] (en haar echtgenoot als bestuurder), zijn of onvoldoende oplettend geweest in een (alleszins kenbaar aanwezige) ingewikkelde binnenstadsituatie, of zij hebben - zich geconfronteerd wetende met een autowerend mechanisme - getracht gebruik te maken van een voor hen rijdende auto welke zichtbaar doorgang kreeg van het pollermechanisme. Mitsdien is de onderhavige aanrijding niets anders dan het directe gevolg van het rijgedrag en de daarvan deel uitmakende keuzes van [eisende partij], althans de bestuurder van de auto. b. Het is niet toegestaan om vanaf de Koornmarkt rechtsaf de Oude Langedijk op te rijden. Men is aldaar verplicht met de bocht mee links over de gracht te keren, richting de Peperstraat. Dit is tevens, naast de nodige bebording, duidelijk op de weg zelf aangegeven door middel van een witte streep die de automobilist door deze bocht "geleidt". Ook staat er een duidelijke pijl in het wegdek op de Koornmarkt naar links aangegeven. c. De pollers op de Oude Langedijk west kunnen niet als gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW worden aangemerkt. Zoals uit de systemen en de camerabeelden blijkt functioneerden de pollers naar behoren. Bovendien zijn de pollers met duidelijke waarschuwingsborden aangegeven en is er sprake van een situatie waarin automobilisten deze rustig kunnen beoordelen en zij keuzes kunnen maken. d. Het is overigens verboden de Oude Langedijk vanaf deze zijde in te rijden zonder ontheffing; er is sprake van een verplicht fietspad, hetgeen aan beide zijden van de Oude Langedijk west door borden is aangegeven. Voorts blijkt uit de camerabeelden dat het signaal al enige tijd op rood stond en dat de bestuurder van de auto minimaal 5 seconden de tijd heeft gehad om een overwogen keus te maken om te stoppen. De bestuurder heeft ook daadwerkelijk de remlichten doen branden, maar is uiteindelijk toch niet gestopt maar tegen de poller aangereden. e. De gemeente ontkent niet dat zich inderdaad meerdere incidenten met de pollers hebben voorgedaan, maar De gemeente kan gezien het bovenstaande niet anders concluderen dan dat dit niet het gevolg is van de inrichting van de weg maar van de roekeloze onvoorzichtigheid van de betrokken automobilisten of de moedwillige overtreding van de verkeersregels door deze automobilisten. f. De gemeente is van mening dat zij niet aansprakelijk is te achten op grond van artikel 6:174 of 6:162 BW. g. [eisende partij] stelt het eigen risico voor de auto te hebben moeten betalen, maar daarmee is nog niet gegeven dat de schade direct verband houdt met de onderhavige aanrijding. Een rapport van een schade-expert is door [eisende partij] niet ingebracht. Daarmee staat geenszins vast dat de gestelde schade het directe gevolg is van de aanrijding. Het eigen risico valt voorts onder de door [eisende partij] gekozen verzekering en kan daarom niet op een ander verhaald worden. Overigens heeft de verzekeraar van Hertz de schade aan de poller aan De gemeente vergoed, waaruit reeds impliciet blijkt dat niet De gemeente maar [eisende partij] in dit geval onjuist heeft gehandeld. h. De gemeente betwist de kostenposten "verloren werkdag" en "extra telefoon- en portikosten" nu deze niet onderbouwd zijn en reeds daarom niet kunnen worden toegewezen. 4. Beoordeling van de standpunten. 4.1. [eisende partij] bezit de Amerikaanse nationaliteit, zodat allereerst bezien dient te worden of de kantonrechter bevoegd is van de onderhavige vordering kennis te nemen en welk recht alsdan van toepassing is. 4.2. Beide partijen hebben ter zake (gemotiveerd) aangegeven dat de kantonrechter (te Delft) in casu bevoegd is van de vordering van [eisende partij] kennis te nemen, alsmede dat Nederlands recht van toepassing is. 4.3. De kantonrechter sluit zich daarbij aan en acht zich mitsdien bevoegd van de ingestelde vordering kennis te nemen, terwijl daarbij Nederlands recht van toepassing is. 4.4. Mede gelet op de ter comparitie getoonde videobeelden is in deze procedure komen vast te staan, dat geen sprake is geweest van het ge- of misbruik maken door [eisende partij] en haar echtgenoot van de situatie door (snel) achter hun voorganger het autoluwe gebied in te rijden. De voorgaande auto is zelfs op de videobeelden in het geheel niet te zien. Dat sprake zou zijn geweest van het dicht op elkaar rijden is dus niet komen vast te staan. 4.5. Uit de videobeelden blijkt verder, dat geen sprake is van een (te) hoge snelheid van de (huur) auto van [eisende partij]. Te zien is dat de pollerpaal in de grond is als [eisende partij] deze nadert, dat de signaallichten op rood staan en dat de paal langzaam uit de grond komt en dat de (huur) auto van [eisende partij] - nadat de remlichten kort waren opgelicht - daarna tegen de pollerpaal botst. Dat daardoor schade is ontstaan aan de (huur) auto van [eisende partij] en de pollerpaal is evident. Van een niet correcte werking van de pollerinstallatie is niet gebleken. 4.6. Met betrekking tot de vraag of De gemeente als wegbeheerder op grond van artikel 6:174 lid 1 en 2 BW in casu aansprakelijk kan worden gehouden voor de door [eisende partij] geleden schade neemt de kantonrechter als uitgangspunt dat op De gemeente de plicht rust er voor zorg te dragen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en/of zaken niet in gevaar brengt. In dat kader rustte en rust op haar de verplichting om voldoende veiligheidmaatregelen te treffen om dergelijke schade te voorkomen. 4.7. De kantonrechter is van oordeel dat De gemeente in casu niet in voldoende mate aan die verplichting heeft voldaan. Gelet op het relatief grote aantal ongevallen dat zich vanaf de plaatsing van de installaties in 2003 tot het tijdstip van de onderhavige aanrijding op 7 september 2007 heeft voorgedaan - zowel inkomend als uitgaand -, kan moeilijk anders worden geoordeeld dan dat sprake was van een onveilige situatie voor de weggebruikers. Het verweer van De gemeente dat de situatie niet dusdanig onduidelijk is, dat dit tot maatregelen zou nopen, gaat niet op. Immers, het enkele feit dat zich relatief veel ongevallen ter plekke hebben voorgedaan impliceert dat kennelijk sprake is van een gevaarlijke, onveilige situatie. Bij welke poller (inkomend of uitgaand) de ongelukken precies allemaal hebben plaats gevonden is in deze procedure niet komen vast te staan. Het had op de weg van De gemeente gelegen te stellen - en zonodig te bewijzen - dat slechts een beperkt aantal van de ongevallen zou hebben plaats gevonden bij de ingaande poller (en dat het gevaar zich mitsdien aldaar slechts in - zeer - beperkte mate heeft voorgedaan), maar dat heeft De gemeente nagelaten. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de ongevallen min of meer verdeeld over de beide pollers (zowel ingaand als uitgaand) hebben plaatsgevonden. 4.8. Wat precies de oorzaak van deze onveiligheid is valt moeilijk vast te stellen, maar in ieder geval is er onvoldoende aanleiding om aan te nemen - en door De gemeente is dienaangaande ook onvoldoende gesteld - dat in een (groot) deel van de voorvallen sprake zou zijn geweest van roekeloos of uiterst onvoorzichtig rijgedrag van de desbetreffende bestuurders. In casu is daarvan ook niet gebleken; het enkele feit dat [eisende partij] en haar echtgenoot een verplichte rijrichting hebben genegeerd acht de kantonrechter daarvoor in de omstandigheden van het geval onvoldoende. De oorzaak van de onveiligheid moet daarom worden gezocht in de inrichting van de wegen en/of de beveiliging daarvan. 4.9. Kennelijk zijn aldus de tot op heden door De gemeente getroffen maatregelen niet toereikend om het gevaar dat de pollerinstallatie oplevert afdoende af te wenden. In dat verband acht de kantonrechter niet goed begrijpelijk dat De gemeente - die stelt dat zij de CROW-richtlijnen naleeft en zelfs, dat die richtlijnen leidend zouden zijn bij de beoordeling of een pollerinstallatie aan de daaraan te stellen eisen voldoet - tot op heden niet alle, althans een groot of groter aantal van de door de CROW geadviseerde (flankerende) maatregelen heeft toegepast. Gelet op die richtlijnen zou in ieder geval de plaatsing van een voorwaarschuwingsbord op de Koornmarkt en een stopbord en/of stopstreep voor de pollerinstallatie voor de hand hebben gelegen. Het mag immers wel duidelijk zijn dat men als automobilist vanaf de Koornmarkt niet rechtsaf mag slaan en de Oude Langedijk niet mag inrijden, maar men hoeft dan nog niet bedacht te zijn op een installatie op/in de rijbaan waardoor men - als er tegenaan gereden wordt - een buitenproportionele schade kan lijden. In dat verband wijst de kantonrechter er op dat de schade in een enigszins vergelijkbare zaak (zaak [XXX}; aanrijding met de inkomende poller op de Oude Langedijk oostzijde) blijkens de door [eisende partij] overgelegde factuur een bedrag beliep van meer dan € 15.000,- (zie productie R08). 4.10. Gelet op het vorenstaande kan er geen andere conclusie worden getrokken - een en ander in onderling verband en samenhang bezien - dat er tijde van de aanrijding op 7 september 2007 het nodige schortte aan de veiligheid van de onderhavige pollerinstallatie. Dit leidt tot de (tussen)conclusie dat De gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de door [eisende partij] tengevolge van het ongeval geleden schade. De omstandigheid dat de verzekeraar van Hertz de schade aan de pollerinstallatie aan De gemeente heeft vergoed maakt dat oordeel niet anders, nu dat feit buiten deze procedure staat en niets zegt over de aansprakelijkheid van De gemeente jegens [eisende partij]. 4.11. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden - zoals uit de stellingen van partijen valt af te leiden - of en zo ja in hoeverre de schade mede het gevolg is van aan [eisende partij] toe te rekenen omstandigheden en of aldus de vergoedingsplicht van De gemeente op de voet van artikel 6:101 BW dient te worden verminderd. 4.12. Bij de beantwoording van voormelde vraag zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Daartoe behoort in de eerste plaats dat [eisende partij] en haar echtgenoot niet eerder in (de binnenstad van) Delft waren geweest en dat zij beiden de Nederlandse taal niet machtig zijn. Zij waren er voorts niet van op de hoogte, dat daar gebruik werd gemaakt van pollerinstallaties. Voorts is van belang dat het voor [eisende partij] en haar echtgenoot verboden was met de (huur)auto rechtsaf te slaan; dat werd niet alleen door meerdere (verkeers)aanwijzingen (verplichte rijrichtingsbord, pijl op de weg, de rijrichting/bocht van de weg) duidelijk gemaakt, maar volgt ook uit het feit dat bij het begin van de Oude Langedijk west de borden G11 waren geplaatst (verplicht fietspad). Nu [eisende partij] en haar echtgenoot (vanzelfsprekend) geen ontheffing bezaten voor de toegang tot het gebied, betekenden deze borden, dat de toegang tot dit gebied voor [eisende partij] verboden was. [eisende partij] en haar echtgenoot pleegden dus niet alleen een overtreding door rechtsaf te slaan, maar ook door toch het gebied te betreden dat uitsluitend voor fietsers (en voertuigen met een ontheffing) en voetgangers toegankelijk was. Dat [eisende partij] en haar echtgenoot die borden (en de gehele pollerinstallatie) mogelijk niet hebben gezien pleit hen niet vrij, nu dat bij een normale oplettendheid niet had kunnen en mogen gebeuren. Dat het betreffende gebied niet was ingericht als een "normaal" fietspad doet aan het vorenstaande niet af. 4.13. Verder is van belang dat de pollerinstallatie - zoals uit de videobeelden volgt en nu ook overigens het tegendeel niet door [eisende partij] is bewezen of zelfs maar aannemelijk gemaakt - naar behoren werkte. De signaallichten stonden op rood. Weliswaar kunnen deze signaallichten niet als verkeerlichten in de strikte zin des woords worden aangemerkt, maar de signaalfunctie die zij beogen te geven - bij rood licht is sprake van gevaar en/of dient men te stoppen - acht de kantonrechter overduidelijk. Dat [eisende partij] en haar echtgenoot desondanks niet zijn gestopt en zij evenmin het omhoogkomen van de pollerpaal hebben opgemerkt - hoewel zij daar vanaf het omgaan van de hoek gedurende ongeveer 5 of 6 seconden vrij zicht op hadden - merkt de kantonrechter aan als zeer onvoorzichtig. Dit te meer nu ter hoogte van de pollerinstallatie wel een waarschuwingsbord was geplaatst met daaronder de mededeling "automatische afsluiting". Dat sprake is van een relatief groot aantal (verkeers)borden bij elkaar en dat dit onoverzichtelijk is voor een bestuurder moge zo zijn, het doet aan het aanwezig zijn van de borden verder onvoldoende af. Ook wordt een en ander niet anders door het feit dat niet alle verkeersdeelnemers altijd even oplettend zijn en de omstandigheid dat er enig tijdsverschil zit tussen het moment van het besluit om door te rijden en dat van het omhoog komen van de paal/het verspringen van de lichten op oranje/rood (zogenaamde dilemmazone). Tenslotte kan ook het feit dat [eisende partij] en haar echtgenoot als Amerikanen niet in staat zouden zijn een in het Nederlands gesteld onderbord te lezen, [eisende partij] en haar echtgenoot niet baten, nu dat een omstandigheid is die voor hun rekening en risico dient te komen. 4.14. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat de schade in zeer aanzienlijke mate mede het gevolg is van aan [eisende partij] en haar echtgenoot toe te rekenen omstandigheden. De vergoedingsplicht van De gemeente dient daarom te worden verminderd met de aan [eisende partij] toe te rekenen omstandigheden die tot de schade hebben bijgedragen. In casu acht de kantonrechter een vergoedingplicht van één (De gemeente) staat tot negen ([eisende partij]) redelijk. Dat betekent dat De gemeente gehouden is de schade van [eisende partij] voor 10% te vergoeden. De door [eisende partij] aangehaalde jurisprudentie van onder meer de kantonrechters te Utrecht en Enschede, maakt dat oordeel niet anders, reeds nu de kantonrechter (te Delft) niet aan die uitspraken gebonden is en bovendien de feiten en omstandigheden in die uitspraken niet (geheel) overeenstemmen met de feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure. 4.15. Met betrekking tot de hoogte van de schade is de kantonrechter van oordeel, dat daartoe het door [eisende partij] betaalde eigen risico behoort. [eisende partij] heeft immers door het ongeval een deel van de aan de (huur) auto aangerichte schade, welke is ontstaan door de botsing met de poller, niet vergoed gekregen en zij kan mitsdien terecht dit bedrag - ter hoogte van het eigen risico - als door haar geleden schade van De gemeente vorderen. Die schade is, anders dan De gemeente meent, wel degelijk het direct gevolg van de aanrijding. De stelling dat het eigen risico niet op De gemeente verhaald zou kunnen worden omdat dit onder de door [eisende partij] gekozen verzekering valt acht de kantonrechter - zonder deugdelijke toelichting, welke echter ontbreekt - niet houdbaar; immers dit deel van de schade wordt nu juist niet door de verzekering gedekt, maar dient voor haar eigen rekening/risico te komen; [eisende partij] lijdt dus zonder meer schade tot dit bedrag. 4.16. De overige door [eisende partij] gestelde schadeposten zijn gemotiveerd door De gemeente betwist. Het had vervolgens op de weg van [eisende partij] gelegen die posten deugdelijk te onderbouwen, hetgeen zij echter in onvoldoende mate heeft gedaan; dat de opgevoerde posten alleszins redelijk zouden zijn, zoals [eisende partij] in dat verband heeft gesteld, acht de kantonrechter daarvoor onvoldoende. Deze posten zullen mitsdien worden afgewezen. Ten overvloede: op welke juridische grondslag De gemeente gehouden zou zijn de kennelijk door de echtgenoot van [eisende partij] gestelde schade in verband met een verloren werkdag te vergoeden valt - zonder nadere toelichting, welke ontbreekt - niet in te zien; ook daarom dient deze post te worden afgewezen. 4.17. De buitengerechtelijke kosten kunnen niet worden toegewezen, nu gesteld noch gebleken is dat de werkzaamheden van de gemachtigde van [eisende partij] meer hebben ingehouden dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. 4.18. Totaal is aldus toewijsbaar een bedrag ad (10% van € 550,-- =) € 55,-- Tevens is de wettelijke rente toewijsbaar. 4.19. De kantonrechter ziet aanleiding - nu beide partijen gedeeltelijk in het (on)gelijk zullen worden gesteld - de proceskosten te compenseren als na te melden. 4.20. Gelet op al het vorenstaande zal de kantonrechter als volgt beslissen. 4.21. Op hetgeen verder door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter niet nader ingaan, nu een inhoudelijke behandeling daarvan niet tot een andere beslissing zal leiden. Beslissing: De kantonrechter: 1. verklaart voor recht dat De gemeente Delft (gedeeltelijk) aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden schade; 2. veroordeelt De gemeente tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen de som van € 55,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 november 2008 tot de dag der voldoening; 3. verklaart dit vonnis met betrekking tot voormelde veroordeling onder 2. uitvoerbaar bij voorraad; 4. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt; 5. wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mr. J. van der Windt, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.