Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6169

Datum uitspraak2009-08-20
Datum gepubliceerd2009-08-27
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers801717 \ CV EXPL 08-9496
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Gemeente (gedeeltelijk) aansprakelijk voor schade ontstaan door pollerinstallaties; vergoedingsplicht gematigd door eigen schuld weggebruikers zie ook LJnrs BJ6170 en BJ6171


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector kanton Locatie Delft JW/THV Rolnr. 801717 CV EXPL 08-9496 20 augustus 2009 (bij vervroeging) Vonnis in de zaak van: de besloten vennootschap [eisende partij] B.V., gevestigd te [woonplaats eisende partij], eisende partij, gemachtigde: P.M.J. Heijboer, tegen de Gemeente Delft, zetelende te Delft, gedaagde partij, gemachtigde: mr. F.P. van der Linden, Partijen worden aangeduid als [eisende partij] BV en De gemeente. Procedure - het tussenvonnis van 14 mei 2009 (bij vervroeging); - de akte uitlaten producties aan zijde van De gemeente van 11 juni 2009; - de comparitie van partijen van 29 juli 2009. Rechtsoverwegingen: 1. Feiten. 1.1. Rondom de (historische) binnenstad van De gemeente Delft zijn door De gemeente op de toegangswegen diverse zogenaamde pollerinstallaties in/op het wegdek aangebracht ter wering van onbevoegde (bestuurders van) auto's. Een poller is een hydraulisch aangedreven paal die in het wegdek kan zakken en weer omhoog kan komen. 1.2. Twee van dergelijke installaties zijn in februari 2008 geplaatst aan de oostzijde van de Oude Langedijk richting de Markt, de ingaande poller, en richting kruising de Nieuwe Langedijk (voorbij de Burgwal), de uitgaande poller. Bestuurders van auto's en autobussen kunnen bij de inkomende poller toegang krijgen door ofwel met een pasje de pollerpaal in de grond te laten zakken, ofwel door via een (intercom)knop een medewerker in de meld- en regelkamer te verzoeken de poller te laten zakken. Bestuurders van Connexxion-bussen kunnen de inkomende poller van een afstand door middel van een zogenaamde transponder laten zakken. 1.3. De pollerinstallatie vanaf de richting van de Markt, voorbij de afslag naar de Burgwal (de uitgaande poller), werkt automatisch door middel van detectielussen in het wegdek. Deze installatie laat telkens bij nadering van een motorvoertuig (auto, bus) automatisch de pollerpaal zakken en laat daarna telkens één voertuig door, waarna de pollerpaal weer omhoog komt. 1.4. Bij de pollerinstallaties zijn aan weerszijden van de weg palen met signaallichten geplaatst. Deze lichten staan op rood als de poller omhoog gaat of staat. Als toegang wordt verkregen gaat de poller omlaag en als deze geheel in de grond gezakt is, verspringt het signaallicht op groen. Als het betreffende voertuig de pollerinstallatie is gepasseerd verspringt het signaallicht op oranje en daarna op rood. Vervolgens komt de pollerpaal weer omhoog. 1.5. Bij de toegang tot de inkomende pollerinstallatie staat onder meer enige meters voor de pollerinstallatie het verkeersbord G11 (met een onderbord "uitgezonderd lijnbussen") dat aangeeft dat sprake is van een verplicht fietspad. Er staan ook andere waarschuwingsborden, waaronder een groot geel bord links op de middenberm waarop een waarschuwingsbord is afgebeeld en dat voorts bestuurders van touringcars (in de Engelse taal) attendeert op de toegangsknop op 15 meter. 1.6. Bij de inrichting van de pollerinstallaties kunnen de richtlijnen van het CROW (Kenniscentrum voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur) en de aanbevelingen van de IVER (Initiatiefgroep van Verkeersregeltechnici van Rijkswaterstaat en Provincies) in acht worden genomen. De CROW en de IVER zijn (louter) ondersteunende en adviserende instanties. Er is geen wettelijke basis/verplichting voor de toepassing van deze richtlijnen. 1.7. In een publicatie van de CROW uit 2001 staat onder meer vermeld: "Bij beweegbare fysieke afsluitingen dienen diverse flankerende maatregelen te worden genomen" (...) "Verkeer dat de afsluiting nadert moet afdoende worden gewaarschuwd voor de beweegbare afsluiting. Met name automobilisten die hun voorganger volgen moet attent gemaakt worden op de afsluiting die stijgt zodra zijn of haar voorganger deze is gepasseerd". 1.8. In een publicatie van de CROW uit 2002 staat onder meer vermeld: "Wel moet in alle situaties ruim van tevoren met (voor)waarschuwingsborden worden gewaarschuwd voor eventuele verkeerslichten, en de beperking 'bij groen één voertuig'" (...) "In minder overzichtelijke situaties waar grote voertuigen het overzicht op de installatie gedeeltelijk wegnemen, is het een overweging om een extra ondersteunende lantaarn met rood licht toe te passen om te attenderen op het volgende rode licht" (...) "Bij toepassing van een VRI (kantonrechter: VerkeersRegelInstallatie) is een stopstreepnoodzakelijk." (...) "Toepassing van een stopstreep wordt aanbevolen, maar is overigens alleen verplicht bij een VRI". 1.9. Ter plaatse van de pollerinstallaties op de Oude Langedijk gold en geldt (evenals in de gehele binnen stad van Delft) een maximumsnelheid van 30 km per uur. 1.10. Op 4 mei 2008 is de heer [eisende partij] (verder: [eisende partij]) als bestuurder van de auto van [eisende partij] BV vanaf de Nieuwe Langedijk over de kruising de noordbaan van de Oude Langedijk opgereden. [eisende partij] reed daarbij achter een (lijn)bus richting de Markt. Bij de Markt is [eisende partij] gekeerd en via de zuidzijde van de Oude Langedijk terug gereden. Bij de Burgwal kwam een auto van rechts welke [eisende partij] voor heeft laten gaan. [eisende partij] is achter deze auto aangereden. Toen [eisende partij] met de auto van [eisende partij] BV naar en over de pollerpaal aldaar reed kwam deze omhoog. Door deze aanrijding is de auto van [eisende partij] BV (ernstig) beschadigd. De pollerpaal bleef onbeschadigd. 1.11. Van de aanrijding en de situatie ter plekke zijn videobeelden gemaakt (door of namens De gemeente en door een medewerker van de gemachtigde van [eisende partij] BV), welke ter gelegenheid van de comparitie van partijen zijn afgespeeld. Ook zijn foto's gemaakt en in het geding gebracht. 1.12. Na de onderhavige aanrijding zijn de pollerinstallaties op de Oude Langedijk enige maanden buiten werking gesteld. In augustus 2008 is door De gemeente op de Nieuwe Langedijk (ongeveer 60 meter voor de inkomende pollerinstallatie op de Oude Langedijk) een voorwaarschuwingsbord geplaatst. Tevens is op een afstand van 15 meter voor zowel de ingaande poller als de uitgaande poller op de Oude Langedijk een waarschuwingsbord geplaatst. Ook is voor de pollerinstallaties een soort streep in het wegdek aangebracht door middel van een afwijkende (lichtere) bestrating. 1.13. Vanaf de plaatsing van de pollerinstallaties in februari 2008 hebben tot het ongeval met de auto van [eisende partij] BV in totaal ongeveer 17 ongevallen met de pollers op de Oude Langedijk plaatsgevonden, waarvan 4 met de uitgaande poller. 1.14. [eisende partij] was eerder met de auto in Delft geweest; toen was er een pollerinstallatie geplaatst op/bij de Markt; de installaties op de Oude Langedijk waren toen nog niet aanwezig. 1.15. Naar aanleiding van vragen van de heer De Wit van de fractie van Leefbaar Nederland heeft het College van B en W van De gemeente Delft onder meer geantwoord, dat de poller op de Nieuwe Langedijk (lees: de Oude Langedijk) met bijbehorende attributen voor wat betreft de uitvoering en vormgeving in Delft is aangelegd conform de landelijke CROW richtlijnen. 1.16. Op de vraag van dit raadslid of het klopt dat er tot en met 24 april 2008 15 wagens tegen de poller Nieuwe Langedijk (lees: Oude Langedijk) zijn gereden en zo neen, hoeveel het er dan zijn geweest, heeft het College geantwoord: "Het aantal van 15 wagens is niet correct is. Het juiste aantal is 11". 1.17. Naar aanleiding van vragen van de heer Van Leeuwen van de VVD-fractie heeft het College van B en W van De gemeente Delft op 25 mei 2008 (verzonden 11 juni 2008) onder meer geantwoord: "Uit analyse van de aanrijdingen is gebleken dat door de fysieke inrichting van de Oude Langedijk en de aanwezigheid van geparkeerde auto's op de middenberm automobilisten onvoldoende geattendeerd worden op het feit dat zij een gebied betreden/verlaten met een ander verkeersregiem. Zij verwachten daarom geen obstakel. De situatie zal verduidelijkt worden door aanpassing van de inrichting rondom de pollers (...)". 1.18. Op de vraag van de heer Van Leeuwen "Is het college het met de VVD eens dat er wel erg veel aanrijdingen bij de nieuwe pollers op de Oude Langedijk gebeuren, zowel bij de inrijd- als bij de uitrijdpoller?" heeft het College geantwoord: "Wij delen de mening van de VVD". 2. Vordering; gronden van de vordering. 2.1. [eisende partij] BV vordert, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: a. te verklaren voor recht dat De gemeente aansprakelijk is voor de door [eisende partij] BV geleden schade; b. De gemeente te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] BV te betalen een vergoeding inzake schade ten bedrage van € 4.214,95, althans een vergoeding welke de kantonrechter redelijk acht, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der voldoening; c. De gemeente te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] BV te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad 15% conform het rapport Voorwerk II; d. De gemeente te veroordelen in de kosten van de procedure. 2.2. [eisende partij] BV legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van voormelde vaststaande feiten, de stellingen ten grondslag zoals weergegeven in de door haar geproduceerde processtukken, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, een en ander zoals nader toegelicht ter gelegenheid van de comparitie van partijen, blijkens het daarvan opgemaakte (concept) proces-verbaal. 2.3. Kort gezegd en zakelijk weergegeven kunnen de stellingen van [eisende partij] BV als volgt worden samengevat. a. [eisende partij] reed op 4 mei 2008 als bestuurder in de aan [eisende partij] BV toebehorende auto vanaf de Nieuwe Langedijk de Oude Langedijk noordzijde op. Hij reed daarbij achter een voor hem rijdende lijnbus of touringcar. [eisende partij] heeft toen de pollerinstallatie niet gezien. De pollerinstallatie aan deze zijde (inkomende poller) was toen niet in werking is later gebleken. Omdat [eisende partij] op/nabij de Oude Langedijk/de Markt niet kon parkeren is hij teruggereden. Ter hoogte van de Burgwal heeft [eisende partij] een andere auto voorrang verleend. Achter deze auto reed [eisende partij] naar het kruispunt tussen de Oude Langedijk en de Nieuwe Langedijk. [eisende partij] was nog immer niet op de hoogte van de aanwezigheid van pollers op de Oude Langedijk. Toen hij over de inkomende poller op de Oude Langedijk reed kwam deze omhoog en ontstond schade aan de auto van [eisende partij] BV. b. [eisende partij] BV heeft zijn schade als volg gespecificeerd: reparatie auto € 3.793,-- wegsleepkosten € 251,95 verloren arbeidstijd € 150,-- extra telefoon- en portikosten € 20,-- Totaal € 4.214,95. Ter onderbouwing van deze schade heeft [eisende partij] BV een tweetal producties in het geding gebracht. c. De gemachtigde van [eisende partij] BV heeft De gemeente aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, maar De gemeente heeft de aansprakelijkheid afgewezen. d. [eisende partij] BV is van mening dat De gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de door [eisende partij] BV geleden schade. [eisende partij] BV baseert die aansprakelijkheid op het gestelde in de artikelen 6:174 lid 1 en 2 en 162 BW. [eisende partij] BV is van mening dat de weg in casu, gelet op de eisen die men daar in de gegeven omstandigheden aan mocht stellen, niet in goede staat verkeerde en daardoor een gevaar voor personen of zaken opleverde, terwijl dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. Gelet op de hoegrootheid van de kans op ongelukken ter plaatse - 17 ongelukken vanaf begin februari 2008 tot en met 16 mei 2008, waarvan 4 op de uitgaande poller - heeft die kans op ongelukken zich in hevige mate verwezenlijkt. e. Dat zich ter plaatse ongewoon veel ongelukken voordeden, was bij De gemeente bekend, maar toch werd er maanden lang niets ondernomen om de veiligheid van de weggebruikers te verbeteren. Ook werd de pollerinstallatie niet buiten gebruik gesteld, althans niet tot kort na het moment van het ongeval van [eisende partij]. Ten langen leste heeft De gemeente toch toegegeven dat de veiligheid voor weggebruikers rond de pollers op de Oude Langedijk onvoldoende was. [eisende partij] BV verwijst daarbij naar de antwoorden van De gemeente op de vragen van de VVD-fractie in de brief van 28 mei 2008 (zie hiervoor sub 1.17. en 1.18). Volgens [eisende partij] BV kunnen die antwoorden niet anders gelezen worden dan als een schuldbekentenis door De gemeente. f. [eisende partij] BV is van mening dat De gemeente bij de inrichting van de pollers op de Oude Langedijk te weinig in aanmerking heeft genomen dat automobilisten wel eens onoplettend of afgeleid kunnen zijn, als gevolg waarvan er op de pollers zo veel ongelukken gebeurden, waaronder [eisende partij] als een van de slachtoffers. Eén van de mogelijkheden om automobilisten te attenderen op een poller is het aanbrengen van een stopstreep op de weg, even voor de installatie. [eisende partij] BV verwijst naar de CROW-richtlijnen. Een stopstreep was echter niet aangebracht. Een andere mogelijkheid is het plaatsen van voorwaarschuwingen, maar ook dat heeft De gemeente niet gedaan. g. [eisende partij] BV is al met al van mening dat de pollers op de Oude Langedijk moeten worden aangemerkt als gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. Onder een gebrekkige toestand in de zin van voormeld artikel kan volgens [eisende partij] BV worden verstaan een gevaarlijke toestand die men, hoewel daarmee bekend, onveranderd laat. [eisende partij] BV verwijst daarbij naar het zogenaamde ZOAB-arrest. De conclusie moet volgens [eisende partij] BV zijn, dat De gemeente dermate onzorgvuldig is geweest wat betreft het beperken van het gevaar dat de pollers op de Oude Langedijk opleverden, dat de schuld van de aanrijding niet bij [eisende partij] BV/[eisende partij] ligt, maar bij De gemeente; geheel ofwel voor het grootste deel. h. [eisende partij] BV heeft ter onderbouwing van haar stellingen verwezen naar diverse rechterlijke uitspraken. 3. Verweer; gronden van het verweer 3.1. De gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd [eisende partij] BV in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans hem de vordering te ontzeggen, met veroordeling van [eisende partij] BV in de kosten van het geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en - voor zover voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn zou plaatsvinden - vermeerderd met de wettelijke rente over de kosten te berekenen vanaf de bedoelde termijn van voldoening. 3.2. De gemeente legt aan haar verweer, tegen de achtergrond van de vast staande feiten, de stellingen ten grondslag zoals weergegeven in de door haar geproduceerde processtukken, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, een en ander zoals nader toegelicht ter gelegenheid van de comparitie van partijen, blijkens het daarvan opgemaakte (concept) proces-verbaal. 3.3. Kort gezegd en zakelijk weergegeven kan het verweer van De gemeente als volgt worden samengevat. a. [eisende partij] is of onvoldoende oplettend geweest in een (alleszins kenbaar aanwezige) ingewikkelde binnenstadsituatie, of heeft - zich geconfronteerd wetende met een autowerend mechanisme - getracht gebruik te maken van een voor hem rijdende auto welke zichtbaar doorgang kreeg van het pollermechanisme. Mitsdien is de onderhavige aanrijding niets anders dan het directe gevolg van het rijgedrag en de daarvan deel uitmakende keuzes van [eisende partij]. b. [eisende partij] BV heeft weliswaar een rekening overgelegd van de reparatie van haar auto, maar daarmee is nog niet gegeven dat de verrichte reparaties en vervangingen van onderdelen direct verband houden met de onderhavige aanrijding. Een rapport van een schade-expert is door [eisende partij] BV niet ingebracht. c. Mocht [eisende partij] BV wel bewijzen dat de schade het direct gevolg is van de aanrijding met de poller, dan kan niet voorbij worden gegaan aan de hoogte van de voorgelegde schaderekening en de opbouw daarvan. Hieruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de auto van [eisende partij] BV met een voor de situatie hoge snelheid op de poller is gereden. [eisende partij] heeft kennelijk getracht door snel achter zijn voorganger aan te rijden, de poller te passeren. Daar de poller sneller omhoog kwam dan [eisende partij] verwachtte, deed de onderhavige aanrijding zich voor. [eisende partij] BV is volledig zelf verantwoordelijk voor het onmiskenbaar risiconemende gedrag van [eisende partij] in een zelfs voor een niet volledig attente bestuurder duidelijk zijnde situatie zoals in concreto aan de orde was. d. De onderhavige aanrijding deed zich voor bij het weer verlaten van het autoluwe gebied. Kort daarvoor was [eisende partij] dit gebied ingereden. Daartoe had [eisende partij] een voorrijdende bus of vrachtwagen gevolgd en kon vanwege de nog niet omhoog gekomen poller passage verkrijgen. Hoe dit ook is verlopen, [eisende partij] kan niet ontgaan zijn - in een voor een bestuurder op zich al ingewikkelde binnenstadsituatie - dat ter plaatse in beide rijrichtingen infrastructureel en met een bepaald mechanisme auto's slechts door het verrichten van passagehandelingen doorgang konden verkrijgen. Mocht dat de bestuurder wel ontgaan zijn, dan kan het niet anders dan dat de consequentie is geweest van onvoldoende oplettendheid in relatie tot de situatie ter plaatse. Dit terwijl De gemeente met een aangepaste infrastructuur en een adequaat functionerend pollermechanisme omstandigheden ter plaatse had geschapen die juist voor bestuurders van auto's de vereiste oplettendheid (waarmee schade kan worden voorkomen) stimuleren. e. Bij het oprijden van de Oude Langedijk (inkomende poller) stonden duidelijke waarschuwingsborden voor de pollers. [eisende partij] heeft deze zelf niet opgemerkt, hoewel deze bij gepast verkeersgedrag goed waarneembaar waren. Er hebben zich tot het moment van de aanrijding van [eisende partij] met de poller, niet dusdanig veel incidenten voorgedaan dat verwacht had mogen worden dat van een onveilige situatie sprake was of is. Daarnaast heeft [eisende partij] BV nagelaten aan te tonen hoeveel incidenten daadwerkelijk (inclusief de mate van ernst) bij De gemeente bekend waren, zodat niet geconcludeerd kan worden dat De gemeente deze kennis ook daadwerkelijk had en op basis daarvan uitdrukkelijk heeft kunnen besluiten om geen extra maatregelen te nemen. f. [eisende partij] heeft de borden pas opgemerkt na het uitstappen. Deze constatering dient echter tijdens het deelnemen aan het verkeer veilig te geschieden. Goed rijgedrag kenmerkt zich door anticipatie en een bijbehorende wijze van waarneming. De door [eisende partij] BV overgelegde foto van de situatie (productie 5) laat zien dat de borden duidelijk zichtbaar zijn en zelfs qua hoogte dusdanig aanwezig zijn, dat - indien een bestuurder van een auto zeer kort (dan wel: te kort) op zijn voorganger rijdt, de waarschuwingen toch goed te zien zijn. Bovendien kan in dit gedeelte van de stad over het algemeen niet harder dan 15 km/u worden gereden en moet voor de poller volledig stil worden gestaan alvorens deze te kunnen passeren, waardoor er ruim voldoende tijd geboden wordt om de aanwijzingen en/of waarschuwingen zorgvuldig te bestuderen. g. [eisende partij] was reeds bij het inrijden van het autoluwe gebied in overtreding. De gemeente acht het onmogelijk dat [eisende partij] zowel bij het inrijden als het uitrijden, alsmede tijdens het berijden van het autoluwe gebied, alle waarschuwingen, aanwijzingen en borden zijn ontgaan. h. De gemeente heeft geen fouten in het systeem op het betreffende moment gevonden. Tenzij [eisende partij] BV kan bewijzen dat er wel sprake was van fouten, staat naar de opvatting van De gemeente de afwezigheid er van vast. Bovendien blijkt uit de videobeelden dat de installatie goed werkte i. Zoals door [eisende partij] BV zelf meermalen is aangegeven, is het voldoen aan de CROW-criteria geen vereiste en bovendien is niet aangetoond of gesteld dat daaraan niet wordt voldaan. Uit de door [eisende partij] BV aangehaalde omschrijvingen van de CROW blijkt niet dat geadviseerd wordt voor waarschuwingen te plaatsen. Er staan en stonden borden met onmiskenbaar duidelijke en voor een ieder die een auto mag besturen direct begrijpelijke tekst "bij groen licht slechts één auto". j. De gemeente is al met al van mening dat er wel degelijk voldoende is gewaarschuwd, maar dat sprake is van onvoldoende oplettendheid bij de bestuurder, die meende vlak achter de bus de poller te kunnen passeren. Bovendien heeft de bus even moeten stoppen om binnen te komen, waardoor er voldoende tijd voor [eisende partij] was om de situatie te bekijken. Dit geldt overeenkomstig voor het uitrijden achter de ervoor rijdende auto. k. Er is geen sprake van onrechtmatigheid aan de zijde van De gemeente. Voorts is er wel bezwaar tegen het plaatsen van extra borden in delftse binnenstad met een status van beschermd stadsgezicht, waarin ook zichtbaar weinig ruimte is om extra voorzieningen te treffen. l. De gemeente beschikt over videobeelden van de onderhavige aanrijding, waaruit duidelijk blijkt dat de pollerinstallatie geen enkele vorm van storing vertoonde en dat [eisende partij] zonder meer het rode licht negeerde en met relatief hoge snelheid doorreed en tegen de zichtbaar omhoog gekomen poller aanreed. m. Er hebben zich tot het moment van de aanrijding van [eisende partij] met de poller, niet dusdanig veel incidenten voorgedaan dat verwacht had mogen worden dat van een onveilige situatie sprake was of is. Daarnaast heeft [eisende partij] BV nagelaten aan te tonen hoeveel incidenten daadwerkelijk (inclusief de mate van ernst) bij De gemeente bekend waren, zodat niet geconcludeerd kan worden dat De gemeente deze kennis ook daadwerkelijk had en op basis daarvan uitdrukkelijk heeft kunnen besluiten om geen extra maatregelen te nemen. n. [eisende partij] heeft verschillende verkeersovertredingen begaan, als gevolg waarvan de schade is ontstaan. [eisende partij] heeft tot tweemaal toe een roodlicht signaal van een verkeerslicht genegeerd en daarbij heeft hij tevens geen gevolg gegeven aan de goed zichtbare aanwezigheid van de nodige waarschuwingsborden. De gemeente heeft voldoende voorzorgsmaatregelen genomen; zij heeft aan haar zorgplicht voldaan. o. De gemeente ontkent elke vorm van aansprakelijkheid. De pollers op de Oude Langedijk kunnen geenszins als gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW worden aangemerkt. De gemeente ontkent niet dat zich incidenten hebben voorgedaan met de pollers, maar De gemeente kan niet anders concluderen dan dat dit niet een gevolg is van de inrichting van de weg; er is slechts sprake van het gevolg van ofwel de roekeloze onvoorzichtigheid van de betrokken automobilisten, ofwel de moedwillige overtreding van de verkeersregels door deze automobilisten. 4. Beoordeling van de standpunten. 4.1. De onderhavige procedure is ingesteld door [eisende partij]. Mede naar aanleiding van het door De gemeente gevoerde verweer en het daarna door de kantonrechter gewezen tussenvonnis, heeft [eisende partij] verzocht - voor zover hijzelf niet als eiser in de onderhavige procedure zou kunnen optreden - [eisende partij] BV als eiseres aan te merken. Nu de kantonrechter met De gemeente van oordeel is dat [eisende partij] in casu niet als eiser kan worden aangemerkt (in die zin, dat door hemzelf geen schade is geleden en hij dus reeds om die reden niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn vordering) en nu De gemeente ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat [eisende partij] BV in de onderhavige procedure als eiseres wordt aangemerkt, zal de kantonrechter dienovereenkomstig beslissen. De procedure wordt mitsdien gevoerd tussen [eisende partij] BV als eiseres en De gemeente als gedaagde; [eisende partij] zelf is bij een en ander geen partij (meer). 4.2. Mede gelet op de ter comparitie getoonde videobeelden is in deze procedure komen vast te staan, dat - anders dan (aanvankelijk) door partijen als uitgangspunt is genomen - de inkomende pollerinstallatie op de Oude Langedijk niet in werking was toen [eisende partij] als bestuurder van de auto van [eisende partij] BV achter een bus het autoluwe gebied richting de Markt van Delft is ingereden. Er kan in zoverre geen sprake zijn van het ge- of misbruik maken door [eisende partij] van de situatie door (snel) achter de bus het autoluwe gebied in te rijden. Het gebied was op dat moment zonder meer voor iedere automobilist feitelijk vrij toegankelijk (er was geen pollerpaal die op dat moment omhoog was of kon komen en de rode signaallichten brandden niet). Het enige dat [eisende partij] er op dat moment van had moeten weerhouden dit gebied in te rijden waren de borden G11 die immers aangaven dat sprake was van een (verplicht) fietspad (behoudens ontheffing). Dat de weg aldaar niet is ingericht als een "standaard" fietspad doet daaraan niet af. 4.3. Uit de videobeelden blijkt voorts dat er geen sprake van is dat [eisende partij] getracht zou hebben snel achter de voor hem rijdende auto (die hij vanaf de Burgwal voorrang had verleend) de uitgaande poller te passeren en dat dat rijgedrag als oorzaak voor de opgetreden schade zou moeten worden aangemerkt. De voorgaande auto is zelfs op de videobeelden in het geheel niet te zien. Wel is op één van de overgelegde foto's die voorganger volgens [eisende partij] nog te zien (productie 5 bij de dagvaarding), maar dat sprake zou zijn geweest van het dicht op elkaar rijden valt daaruit in ieder geval niet af te leiden. Bovendien is er feitelijk geen enkele noodzaak om op die plek snel achter een voorganger aan te rijden; in tegendeel, als de bestuurder rustig afwacht gaat de poller door de signalen van detectielussen vanzelf omlaag (voor ieder motorrijtuig, of dit nu wel of niet bevoegd binnen de autoluwe zone rijdt). 4.4. Uit de videobeelden blijkt verder, dat geen sprake is van een (te) hoge snelheid van de auto van [eisende partij]. Te zien is dat de pollerpaal in de grond is als [eisende partij] deze nadert, dat de signaallichten op rood staan en dat de paal langzaam uit de grond komt en dat deze op het moment dat de auto boven de pollerpaal is aangeland de auto van onderen raakt. Dat daardoor schade is ontstaan aan de auto van [eisende partij] BV is evident en blijkt ook overduidelijk uit de overgelegde foto's. Van een niet correcte werking van de pollerinstallatie is niet gebleken. 4.5. Met betrekking tot de vraag of De gemeente als wegbeheerder op grond van artikel 6:174 lid 1 en 2 BW in casu aansprakelijk kan worden gehouden voor de door [eisende partij] BV geleden schade neemt de kantonrechter als uitgangspunt dat op De gemeente de plicht rust er voor zorg te dragen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en/of zaken niet in gevaar brengt. In dat kader rustte en rust op haar de verplichting om voldoende veiligheidmaatregelen te treffen om dergelijke schade te voorkomen. 4.6. De kantonrechter is van oordeel dat De gemeente in casu niet in voldoende mate aan die verplichting heeft voldaan. Gelet op het relatief grote aantal ongevallen dat zich vanaf de plaatsing van de installaties in februari 2008 tot het tijdstip van de onderhavige aanrijding op 6 mei 2008 heeft voorgedaan, kan moeilijk anders worden geoordeeld dan dat sprake was van een onveilige situatie voor de weggebruikers. Het verweer van De gemeente als sub 3.3. onder l weergegeven - dat zich niet dusdanig veel ongelukken hebben voorgedaan, dat dit tot maatregelen zou nopen - gaat niet op, reeds omdat De gemeente zelf in de gemeenteraad heeft erkend dat er tot april 2008 in ieder geval 11 aanrijdingen hebben plaatsgevonden, terwijl zij op 26 mei 2008 in die raad heeft erkend dat er wel erg veel aanrijdingen op de Oude Langedijk gebeurden. Verder is door [eisende partij] BV voldoende onderbouwd waar en wanneer er precies ongevallen hebben plaatsgevonden en wat daarbij aan de hand was (zie produkties 21 en 22 bij de dagvaarding). 4.7. Wat precies de oorzaak van deze onveiligheid is valt moeilijk vast te stellen, maar in ieder geval is er onvoldoende aanleiding om aan te nemen - en door De gemeente is dienaangaande ook onvoldoende gesteld - dat in een (groot) deel van de voorvallen sprake zou zijn geweest van roekeloos of uiterst onvoorzichtig rijgedrag van desbetreffende bestuurders. De oorzaak van de onveiligheid moet aldus worden gezocht - zoals ook volgt uit de antwoorden dienaangaande van het College van en W in de gemeenteraad - in de inrichting van de weg en/of de beveiliging daarvan. 4.8. Dat sprake was van een onveilige situatie volgt niet alleen uit het vorenstaande, maar kan ook worden afgeleid uit het feit dat De gemeente na het onderhavige ongeval de pollerinstallaties enige tijd buiten werking heeft gesteld en dat er vervolgens extra borden bij de installaties zelf (bord "15 meter stop") zijn geplaatst voor de pollers en dat er een "stopstreep" is aangelegd, alsmede uit het feit dat er op de Nieuwe Langedijk een voorwaarschuwing (let op na 60 meter) is geplaats. Daarmee heeft De gemeente alsnog (gedeeltelijk) de door de CROW geadviseerde maatregelen getroffen (daarvoor voldeden de maatregelen dus - anders dan De gemeente meende - sowieso niet volledig aan de CROW-richtlijnen). 4.9. Gelet op het vorenstaande kan er geen andere conclusie worden getrokken - een en ander in onderling verband en samenhang bezien - dat er ook in de ogen van De gemeente ten tijde van de aanrijding op 6 mei 2008 het nodige schortte aan de veiligheid van de pollers. Dat de getroffen maatregelen nog niet tot een (veel) beter resultaat hebben geleid, zoals De gemeente ter gelegenheid van de comparitie (overigens: ongedocumenteerd) heeft aangevoerd, maakt een en ander niet anders. Hooguit geeft dat aan dat er wellicht (nog) meer maatregelen moeten worden getroffen om de situatie op een aanvaardbaar veiligheidsniveau te brengen. De beantwoording van die vraag gaat echter het bestek van dit geding te buiten. 4.10. Al het vorenstaande leidt tot de (tussen)conclusie dat De gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de door [eisende partij] BV tengevolge van het ongeval geleden schade. 4.11. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden - zoals uit de stellingen van partijen valt af te leiden - of en zo ja in hoeverre de schade mede het gevolg is van aan [eisende partij] BV toe te rekenen omstandigheden en of aldus de vergoedingsplicht van De gemeente op de voet van artikel 6:101 BW dient te worden verminderd. 4.12. Bij de beantwoording van voormelde vraag zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Daartoe behoort in de eerste plaats dat [eisende partij] (als bestuurder van de auto van [eisende partij] BV) eerder in de binnenstad van Delft was geweest en er van op de hoogte was, dat daar gebruik werd gemaakt van pollerinstallaties; dat dit destijds op de Markt was en niet op de Oude Langedijk doet aan die bekendheid met het gehanteerde systeem verder niet af. Verder is van belang dat de ingaande pollerinstallatie op het moment van binnenrijden van het autoluwe gebied niet in werking was; er was dus geen sprake van bijvoorbeeld rood licht uitstralende signaallichten en een omhoogstaande pollerpaal, die [eisende partij] er van hadden moeten weerhouden het gebied in te rijden. Dat is anders met de borden G11 (verplicht fietspad); nu [eisende partij] BV/[eisende partij] geen ontheffing bezat voor de toegang tot het gebied, betekenden deze borden, dat de toegang tot dit gebied voor [eisende partij] BV/[eisende partij] verboden was. Door het gebied toch te betreden pleegde [eisende partij] BV/[eisende partij] mitsdien een overtreding. Dat [eisende partij] die borden (en de gehele pollerinstallatie) mogelijk niet heeft gezien, door de voor hem rijdende bus, pleit hem niet vrij, nu het op de weg van [eisende partij] lag om voldoende afstand te bewaren, zodat hij goed zicht kon hebben op de borden die langs de weg geplaatst waren; dit geldt te meer, nu er geen sprake van is geweest dat de bus voor de pollerinstallatie heeft moeten stoppen om toegang te verkrijgen. Dat het betreffende gebied niet was ingericht als een "normaal" fietspad doet aan het vorenstaande niet af. 4.13. Verder is van belang dat de uitgaande pollerinstallatie - zoals uit de videobeelden volgt en nu ook overigens het tegendeel niet door [eisende partij] BV is bewezen of zelfs maar aannemelijk gemaakt - naar behoren werkte. Dat betekent, dat toen de auto die [eisende partij] voorrang had verleend de pollerinstallatie was gepasseerd, de signaallichten eerst op oranje en daarna op rood zijn gesprongen en vervolgens de pollerpaal omhoog is gekomen. Weliswaar kunnen deze signaallichten niet als verkeerlichten in de strikte zin des woord worden aangemerkt, maar de signaalfunctie die zij beogen te geven - bij rood licht is sprake van gevaar en/of dient men te stoppen - acht de kantonrechter overduidelijk. Dat [eisende partij] desondanks niet is gestopt en hij evenmin het omhoogkomen van de pollerpaal heeft opgemerkt - hoewel hij daar vrij zicht op had - merkt de kantonrechter aan als zeer onvoorzichtig. Dit te meer nu ter hoogte van de pollerinstallatie wel een waarschuwingsbord was geplaatst met daaronder de mededeling "bij groen één auto". Dat sprake is van een relatief groot aantal (verkeers)borden bij elkaar en dat dit onoverzichtelijk is voor een bestuurder moge zo zijn, het doet aan het aanwezig zijn van de borden verder onvoldoende af. Ook wordt een en ander niet anders door het feit dat niet alle verkeersdeelnemers altijd even oplettend zijn en de omstandigheid dat er enig tijdsverschil zit tussen het moment van het besluit om door te rijden en dat van het omhoog komen van de paal/het verspringen van de lichten op oranje/rood (zogenaamde dilemmazone). 4.14. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat de schade in aanzienlijke mate mede het gevolg is van aan [eisende partij] toe te rekenen omstandigheden. De vergoedingsplicht van De gemeente dient daarom te worden verminderd met de aan [eisende partij] BV toe te rekenen omstandigheden die tot de schade hebben bijgedragen. In casu acht de kantonrechter een vergoedingplicht van één (De gemeente) staat tot vier ([eisende partij]) redelijk. Dat betekent dat De gemeente gehouden is de schade van [eisende partij] BV voor 20% dient te vergoeden. De door [eisende partij] BV aangehaalde jurisprudentie van onder meer de kantonrechters te Utrecht en Enschede, maakt dat oordeel niet anders, reeds nu de kantonrechter (te Delft) niet aan die uitspraken gebonden is en bovendien de feiten en omstandigheden in die uitspraken niet (geheel) overeenstemmen met de feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure. 4.15. Met betrekking tot de hoogte van de schade heeft [eisende partij] BV nagelaten een voldoende deugdelijke schadevaststelling in het geding te brengen. De overgelegde opstelling (productie 7 bij dagvaarding) vermeldt niet door wie en wanneer die opstelling is gemaakt en zelfs niet op welke auto die opstelling ziet. Nu De gemeente die opstelling gemotiveerd heeft betwist kan die opstelling niet als onderbouwing van de schade gelden. De kantonrechter zal daarom de schade schatten en deze ex aequo et bono vaststellen - mede aan de hand van de foto's van de beschadigde auto en de toedracht van de aanrijding - op een bedrag van € 2.500,-- exclusief btw, waarbij de kantonrechter er van uit gaat dat de btw door [eisende partij] BV kan worden verrekend. Tevens is toewijsbaar de schade in verband met de berging van de auto ad € 211,72 exclusief btw, nu de factuur dienaangaande (productie 8 bij dagvaarding) niet (voldoende) door De gemeente is betwist. 4.16. Totaal is dus toewijsbaar een bedrag ad (€ 2.500,-- plus € 211,72 =) € 2.711,72 x 20% = € 542,34 exclusief btw. Eveneens is toewijsbaar de gevorderde wettelijke rente daarover. De overige gestelde schadeposten zullen als (in z'n algemeenheid) door De gemeente betwist en als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. 4.17. De buitengerechtelijke kosten kunnen niet worden toegewezen, nu gesteld noch gebleken is dat de werkzaamheden van de gemachtigde van [eisende partij] BV meer hebben ingehouden dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. 4.18. De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren als na te melden. 4.19. Gelet op al het vorenstaande zal de kantonrechter als volgt beslissen. Op hetgeen verder door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter niet nader ingaan, nu een inhoudelijke behandeling daarvan niet tot een andere beslissing zal leiden. Beslissing: De kantonrechter: 1. verklaart voor recht dat De gemeente Delft (gedeeltelijk) aansprakelijk is voor de door [eisende partij] BV geleden schade; 2. veroordeelt De gemeente tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] BV te betalen de som van € 542,34 exclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 november 2008 tot de dag der voldoening; 3. verklaart dit vonnis met betrekking tot voormelde veroordeling onder 2. uitvoerbaar bij voorraad; 4. compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt; 5. wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mr. J. van der Windt, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.