Jurisprudentie
BJ6128
Datum uitspraak2009-08-26
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers09/1197
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers09/1197
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Belanghebbende, afstand tot en ruimtelijke uitstraling van bedrijf, verzoek voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Wetsverwijzingen: Awb 1:2, 7:1, 8:1, 8:81
Verzoekers zijn naar voorlopig oordeel geen belanghebbende bij verleende ontheffing en bouwvergunning industriële installatie, gezien de aard van het uitzicht, de (kortste) afstand van ongeveer 400 meter en de hoogte van het gebouw. Eveneens geen belanghebbende op grond van de maximaal te verwachten milieu- en omgevingseffecten. Voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet–ontvankelijk.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummer: Awb 09/1197
Uitspraak betreffende het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen:
[verzoeker],
[verzoeker],
[verzoeker],
[verzoeker],
[verzoeker],
[verzoeker],
[verzoeker],
[verzoeker],
wonende te Steenwijk, verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
verweerder,
en
[belanghebbende]., vergunninghouder/belanghebbende
gemachtigde: mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2009 heeft verweerder aan belanghebbende bouwvergunning met ontheffing van het geldende bestemmingsplan verleend voor het oprichten van een industriële installatie aan de Dolderweg 40 te Steenwijk.
Door verzoekers is tegen dit besluit bezwaar gemaakt, waarbij tevens is verzocht om de bouwwerkzaamheden direct te stoppen. Dit laatste verzoek is door verweerder doorgezonden aan de rechtbank als een kennelijk verzoek om een voorlopige voorziening.
Op 28 juli 2009 is een reactie ontvangen namens belanghebbende.
Op 30 juli 2009 zijn namens verweerder de stukken alsmede een verweerschrift ingezonden.
Op 1 augustus 2009 hebben verzoekers het verzoek om een voorlopige voorziening bevestigd.
Op 6 augustus 2009 zijn namens belanghebbende en door verzoekers nog stukken ingezonden.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 11 augustus 2009. De verzoekers J.G. Meij, [verzoeker], [verzoeker], [verzoeker], [verzoeker] en [verzoeker] zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door G. Holtjer, J. Popping en A. Waning, ambtenaren in dienst van de gemeente. Namens belanghebbende zijn verschenen gemachtigde voornoemd, alsmede Y. Galema en G.J.W. Timmermans.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Verzoekers hebben verzocht om onmiddellijke stillegging van de werkzaamheden ten behoeve van de bouw van een industriële installatie aan de Dolderweg 40 te Steenwijk (bedrijventerrein Hooidijk). Het betreft hier een biomassa-stroomcentrale en een installatie waarin biomassa door middel van torrefactie wordt omgezet in een grondstof voor bijvoorbeeld kolencentrales.
De voorzieningenrechter begrijpt het verzoek aldus dat verzoekers vragen om schorsing van de verleende bouwvergunning.
In deze zaak dient allereerst te worden beoordeeld of verzoekers als belanghebbende bij het aangevochten besluit kunnen worden aangemerkt.
De wet, artikel 8:1, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid van de Awb, bepaalt immers dat alleen belanghebbenden bezwaar kunnen maken tegen een besluit. Als de conclusie in deze zaak zou moeten zijn, zoals door verweerder en belanghebbende betoogd, dat geen van de verzoekers belanghebbende is, zal hun bezwaar niet-ontvankelijk moeten worden verklaard en kunnen zij ook niet in hun verzoek om schorsing van de bouwvergunning worden ontvangen.
Op grond van artikel 1: 2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Verweerder heeft gesteld dat alle verzoekers op ten minste 400 meter van het bouwplan wonen en dat geen van hen zicht heeft op dat plan. Dit laatste houdt verband met de aanwezigheid van de twee hoge woontorens van het complex D’Waterpoort en van flats aan de Capellestraat.
Ter zitting is stilgestaan bij de feitelijke situering van het bouwplan ten opzichte van de woningen van verzoekers.
Op grond van de stukken alsmede het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat verzoekers niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt.
Weliswaar is aannemelijk geworden dat verzoeker [verzoeker], vanuit zijn zijtuin en vanuit het raam van een kinderslaapkamer zicht krijgt op het bouwwerk, maar gelet op de aard van dit uitzicht, gerelateerd aan de afstand van ongeveer 400 meter en de hoogte van het gebouw van 13,20 meter (met daarbovenop 3 schoorstenen van ongeveer 7 meter), wordt dit onvoldoende geacht om verzoeker [verzoeker] als belanghebbende aan te merken. Uit de door verweerder getoonde situatieschets blijkt dat de andere verzoekers vanaf hun percelen in het geheel geen zicht hebben op het bouwwerk. Ter zitting is dit verder ook niet bestreden.
Gelet op de genoemde afstand en de maximaal te verwachten milieu- en omgevingseffecten, zoals die naar voren komen uit de rapportage ten behoeve van de verleende milieuvergunning, alsmede op verweerders beoordeling van het bouwplan in het kader van de categorie-indeling volgens de bedrijvenlijst van het vigerende bestemmingsplan, bestaat voor de voorzieningenrechter verder geen aanleiding om op grond dáárvan aan te moeten nemen dat de belangen van verzoekers rechtstreeks worden geraakt door het voorliggende bouwplan. De voorzieningenrechter verwijst, in navolging van verweerder, hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 mei 2006, 200506521/1 (LJN: AX4425)
Gelet hierop zullen verzoekers niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek.
Zoals ter zitting aan de orde is geweest staat bovengenoemde beoordeling overigens los van de vraag of verzoekers als belanghebbende zouden kunnen worden aangemerkt in een eventuele planschadeprocedure.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Landstra als griffier, op
Afschrift verzonden op: