
Jurisprudentie
BJ6050
Datum uitspraak2009-08-26
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900576/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900576/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 6 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal (hierna: het college) [appellant] lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een antennemast op het perceel [locatie a] te Veenendaal (hierna: het perceel).
Uitspraak
200900576/1/H1.
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Veenendaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 december 2008 in zaak nr. 08/963 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal (hierna: het college) [appellant] lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een antennemast op het perceel [locatie a] te Veenendaal (hierna: het perceel).
Bij besluit van 20 februari 2008 heeft het college het door [belanghebbende], wonende [locatie b] te Veenendaal, tegen het besluit van 6 juni 2007 gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen en de gevraagde bouwvergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 9 december 2008, verzonden op 11 december 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]) daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke reactie ingediend
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juli 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. Van Rhenen, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.K.C. van Nijnanten en R. Jager-van Ittersum, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende] ter zitting gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De aanvraag om een lichte bouwvergunning dient ter legalisering van de door [appellant] op het perceel geplaatste antennemast. De aanvraag heeft betrekking op een deels uitschuifbare antenne, waarvan de totale hoogte in uitgeschoven toestand 15 m bedraagt.
2.2. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c en d van de Woningwet mag en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Ingevolge artikel 44, derde lid, van de Woningwet is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op een lichte bouwvergunning.
2.3. Niet in geschil is dat de bouwaanvraag in strijd is met het bestemmingsplan "Veenendaal-West, uitwerkingsplan fase 1ab" en met redelijke eisen van welstand. Het college heeft bij besluit van 20 februari 2008 de gevraagde bouwvergunning geweigerd wegens strijd met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c en d van de Woningwet.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat het college hem de gevraagde bouwvergunning ondanks de strijd met het bestemmingsplan niet kon weigeren, gelet op artikel 10, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
2.4.1. Ingevolge deze bepaling heeft eenieder recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio-, omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van het EVRM kan, daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
2.4.2. [appellant] beschikt over een zendlicentie en stelt dat de 15 m hoge antennemast noodzakelijk is om te kunnen uitzenden op verschillende radiofrequenties. Vaststaat dat de weigering van de bouwvergunning een inmenging in het recht op vrijheid van meningsuiting oplevert. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 4 december 2002 in zaak nr. 200200561/1 is de Afdeling echter van oordeel dat in een geval waarin aan de totstandkoming van een bouwwerk - bezien vanuit een oogpunt van hinder van omwonenden - zwaarwegende bezwaren zijn verbonden, de weigering van de bouwvergunning noodzakelijk kan worden geacht ter bescherming van de rechten van anderen, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het EVRM. Het college heeft zich, gelet op het negatieve advies van de commissie Welstand en Monumenten van 29 januari 2007, waarin is uiteengezet dat de zendmast wat plaatsing, grootte en vormgeving betreft bijzonder nadrukkelijk aanwezig is en niet past bij het karakter van de woonwijk, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de realisering van een dergelijk bouwwerk in de betrokken woonomgeving onevenredig bezwarend is voor omwonenden. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat niet is gesteld of gebleken dat het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan zijn oordeel ten grondslag had mogen leggen. Dat de hinder volgens [appellant] voor [belanghebbende] beperkt is, gelet op de situering van de antennemast ten opzichte van diens perceel en woning, leidt reeds niet tot een ander oordeel, omdat in deze procedure ook de belangen van andere omwonenden dienen te worden meegewogen. Ook het betoog van [appellant] dat de aanvankelijk bij besluit van 6 juni 2007 verleende bouwvergunning in stand zou zijn gebleven indien [belanghebbende] daartegen geen bezwaar had gemaakt, geeft geen grond voor het oordeel dat het college zich in bezwaar niet op het standpunt mocht stellen dat het bouwwerk voor omwonenden onevenredig bezwarend is.
Onder deze omstandigheden heeft het college overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van het EVRM een beperking van de in het eerste lid gewaarborgde rechten gerechtvaardigd kunnen achten, zodat geen grond bestaat om de bepalingen van de Woningwet buiten toepassing te laten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college de aanvraag om bouwvergunning op goede gronden heeft geweigerd.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2009
163-543.