Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6025

Datum uitspraak2009-08-18
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200905489/2/H3
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 11 april 2008 heeft de burgemeester van Amsterdam (hierna: de burgemeester) een aanvraag van [verzoekster] om verlenging van de geldigheidsduur van de haar ten behoeve van Bar Meerzicht aan de Middenweg 398 te Amsterdam (hierna: Meerzicht) verleende exploitatievergunning afgewezen. Voorts heeft de burgemeester haar op straffe van bestuursdwang gelast de exploitatie van Meerzicht binnen vier weken te beëindigen.


Uitspraak

200905489/2/H3. Datum uitspraak: 18 augustus 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoekster], wonend te Amsterdam, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2009 in zaak nr. 09/43 in het geding tussen: verzoekster en de burgemeester van Amsterdam. 1. Procesverloop Bij besluit van 11 april 2008 heeft de burgemeester van Amsterdam (hierna: de burgemeester) een aanvraag van [verzoekster] om verlenging van de geldigheidsduur van de haar ten behoeve van Bar Meerzicht aan de Middenweg 398 te Amsterdam (hierna: Meerzicht) verleende exploitatievergunning afgewezen. Voorts heeft de burgemeester haar op straffe van bestuursdwang gelast de exploitatie van Meerzicht binnen vier weken te beëindigen. Bij besluit van 18 december 2008 heeft de burgemeester het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 8 juli 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2009, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoekster] heeft toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, om mede op basis van de door de burgemeester met het verzoek dat alleen de Afdeling daarvan kennis kan nemen ingezonden stukken uitspraak te doen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 augustus 2009, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E. Pans en mr. R.M.S. Horst, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Aan de in bezwaar gehandhaafde weigering om de geldigheidsduur van de aan [verzoekster] verleende exploitatievergunning te verlengen heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat hij op basis van de adviezen van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur heeft geoordeeld dat ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare, voordelen te benutten, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, en om strafbare feiten te plegen, als bedoeld in die aanhef en onder b. 2.2. [verzoekster] dient de exploitatie van Meerzicht vanaf 19 augustus 2009 te staken en het pand daarna gesloten te houden. Het verzoek is erop gericht dit te voorkomen. 2.3. Genomen besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt te meer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden. Voor het treffen van een voorziening, als verzocht, kan onder die omstandigheden aanleiding bestaan, indien op voorhand valt aan te nemen dat de desbetreffende uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven en tevens het desbetreffende besluit in rechte geen stand zal houden. Hetgeen [verzoekster] naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans uiteindelijk zal blijken dat de burgemeester niet heeft mogen weigeren de geldigheidsduur van de aan [verzoekster] verleende vergunning te verlengen en haar ten onrechte heeft gelast de exploitatie van Meerzicht te beëindigen, als hij heeft gedaan. Voor het betoog van verzoekster dat de rechtbank heeft miskend dat er geen zakelijk samenwerkingsverband is tussen haar en [persoon], bestaan naar voorlopig oordeel onvoldoende aanknopingspunten. Voorts heeft de rechtbank naar voorlopig oordeel met juistheid overwogen dat de burgemeester, behalve de veroordeling van verzoekster van 3 november 2008 wegens schuldwitwassen, de veroordeling van voornoemde [persoon] op diezelfde dag wegens gewoontewitwassen en medeplegen van gewoontewitwassen, valsheid in geschrifte meermalen gepleegd, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, handelen in strijd met de Opiumwet en opzet en schuldheling, in de beoordeling mocht betrekken. 2.4. Het verzoek dient te worden afgewezen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Van der Smissen voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2009 419.