
Jurisprudentie
BJ6018
Datum uitspraak2009-08-21
Datum gepubliceerd2009-08-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6987 TW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/6987 TW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking en terugvordering toeslag. Toeslag dubbel betaald door Uwv. Geen dringende reden aanwezig om van gehele of gedeeltelijke terugvordering af te zien. Het Uwv had eerder dienen te onderkennen dat aan betrokkene een dubbele toeslag werd betaald. Dit vormt echter geen dringende reden als hierboven bedoeld. Wat betreft de bruto terugvordering kan betrokkene zich tot de fiscus wenden.
Uitspraak
07/6987 TW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 november 2007, 07/1000 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene).
en
appellant
Datum uitspraak: 21 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. E. Wolter, advocaat te Amsterdam, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael. Voor betrokkene is mr. Wolter verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hier volstaat de Raad met het volgende.
1.2. Betrokkene ontving een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) als aanvulling op haar uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Na herziening van haar WAO-uitkering is aan betrokkene een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend, alsmede bij besluit van 24 november 2005 een toeslag op die uitkering met ingang van 5 september 2005. Gelet hierop heeft appellant betrokkene bij brief van 19 april 2006 bericht dat de toeslag die zij op haar WAO-uitkering ontving, per 5 september 2005 wordt ingetrokken. Bij besluit van 28 november 2006 heeft appellant van betrokkene de toeslag op haar WAO-uitkering over de periode van 5 september 2005 tot 1 april 2006 als zijnde onverschuldigd betaald van haar teruggevorderd tot een bedrag van € 4.539.78.
1.3. Het bezwaar van betrokkene tegen deze beslissing is bij besluit van 16 maart 2007 ongegrond verklaard, waarbij het teruggevorderde bedrag op € 4.427,57 is gesteld.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het besluit van 16 maart 2007 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op de bezwaren van betrokkene te nemen, met bepalingen omtrent de vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat tussen partijen slechts in geschil is of er sprake is van een dringende reden om van gehele of gedeeltelijke terugvordering af te zien. De rechtbank is van oordeel dat zich zo’n dringende reden voordoet en heeft in dit verband gewezen op het zeer lage inkomen van betrokkene, het gegeven dat het appellant reeds in november 2005 duidelijk moet zijn geweest dat een dubbele toeslag betaald werd en dat betrokkene mede daarom het bedrag nu bruto moet terugbetalen, en voorts de omstandigheid dat de onverschuldigde betaling ook gevolgen heeft voor de hoogte van andere toeslagen waar betrokkene aanspraak op kan maken. Gezien de financiële situatie van betrokkene kan van haar niet worden gevergd dat zij de gevolgen van de traagheid en fouten van appellant draagt.
3.1. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant erkent dat wellicht sneller gehandeld had kunnen worden, maar meent dat daarin geen dringende reden gevonden kan worden. Met de financiële positie van betrokkene wordt rekening gehouden bij de wijze van afbetalen van de schuld, waarbij appellant heeft aangegeven dat haar aflossingscapaciteit bijna twee keer zo groot is dan de € 25,- per maand die betrokkene gevraagd is terug te betalen. Appellant wijst erop dat zij het verschil tussen de bruto en netto bedragen kan terugvragen bij de fiscus en heeft onderbouwd dat niet is gebleken dat de terugvordering gevolgen heeft voor de huurtoeslag van betrokkene.
3.2. Betrokkene onderschrijft de aangevallen uitspraak. Zij heeft aangevoerd dat zij nu ook met de fiscus een terugbetalingsregeling voor te veel ontvangen zorg- en huurtoeslag heeft afgesproken van eveneens respectievelijk € 25,- per maand. Namens betrokkene is er nog op gewezen dat door appellant ook geen rekening is gehouden met twee leningen, waarop zij respectievelijk € 18,07 en € 68,07 maandelijks moet aflossen.
4.1. Ter beoordeling in hoger beroep is de beslissing van de rechtbank dat appellant ten onrechte geen dringende reden aanwezig heeft geacht om van gehele of gedeeltelijke terugvordering van een bedrag van € 4.427,57 aan onverschuldigd aan betrokkene betaalde WAO-toeslag af te zien.
4.2. Vast staat dat dit bedrag onverschuldigd aan betrokkene is betaald en dat appellant verplicht is dit bedrag terug te vorderen. In artikel 40, lid 4 TW is bepaald dat appellant kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Zoals de Raad al meerdere malen heeft overwogen, kunnen deze dringende redenen volgens de wetsgeschiedenis slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de sociale of financiële gevolgen die voor de betrokkene als gevolg van de terugvordering optreden.
4.3. Zoals ook door appellant is erkend, had appellant eerder dienen te onderkennen dat aan betrokkene een dubbele toeslag werd betaald. Dit vormt naar het oordeel van de Raad echter geen dringende reden als in de vorige overweging bedoeld.
4.4. Ook de aangevoerde financiële omstandigheden, waaronder de noodzaak om leningen af te lossen, kunnen niet tot een dringende reden leiden, nu dit aspecten zijn die moeten worden meegewogen bij de vaststelling van de (maandelijkse) aflossingscapaciteit van betrokkene.
4.5. Door betrokkene is gesteld dat zij als gevolg van het enige tijd ontvangen van twee toeslagen tijdelijk een te hoog inkomen heeft ontvangen, wat (tijdelijk) negatieve gevolgen heeft gehad voor haar aanspraken op verstrekkingen op grond van andere regelingen, hetgeen voor de rechtbank mede aanleiding vormde een dringende reden aan te nemen. Nog daargelaten dat onvoldoende is gebleken van dergelijke negatieve gevolgen, is de Raad van oordeel dat deze in het onderhavige geval ook geen dringende reden kunnen opleveren, aangezien de gestelde noodzaak tot terugbetaling van bepaalde bedragen een rol dient te spelen bij de vaststelling van de aflossingscapaciteit van betrokkene.
4.6. Dat het niet tijdig reageren door appellant heeft geleid tot een bruto terugvordering en niet tot terugvordering van hetgeen netto onverschuldigd is betaald, levert evenmin een dringende reden op. Appellant heeft er daarbij al op gewezen dat betrokkene zich desgewenst in verband hiermee tot de fiscus kan richten.
4.7. Nu naar het oordeel van de Raad ook de combinatie van de genoemde omstandigheden niet een dringende reden oplevert als bedoeld in overweging 4.2 van deze uitspraak, slaagt het hoger beroep van appellant. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ten onrechte geconcludeerd dat sprake is van een dringende reden.
5. Het vorenoverwogene leidt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven en dat het inleidend beroep alsnog ongegrond verklaard dient te worden.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 16 maart 2007 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2009.
(get.) A.T. de Kwaasteniet.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
KR