
Jurisprudentie
BJ6015
Datum uitspraak2009-08-21
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/6804 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/6804 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het is vaste jurisprudentie dat de bestuursrechter het oordeel van een door hem inge-schakelde deskundige volgt, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is geboden.
Uitspraak
08/6804 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 22 oktober 2008, 06/1105 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.C.M. Peper, advocaat te Almelo, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2009, waar appellante is verschenen samen met mr. Peper, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.L.P. ter Laak.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante is op 10 september 1999 wegens hoofdpijnklachten en evenwichtsproblematiek uitgevallen uit haar functie van medewerkster inpak van CD-hoesjes. Appellante ontving per einde wachttijd een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2.1. Het beroep van appellante is gericht tegen het besluit van 15 augustus 2006 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 28 april 2006 tot intrekking van de WAO-uitkering per 29 juni 2006, op de grond dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.
2.2. De rechtbank heeft de zenuwarts H.L.S.M. Busard als deskundige benoemd om haar te informeren over de medische situatie van appellante op 29 juni 2006. Nadat Busard rapport had uitgebracht en door de bezwaarverzekeringsartsen was gereageerd op dit rapport, heeft de rechtbank aanleiding gezien om een tweede deskundige, psychiater
L. Timmerman, in te schakelen voor een nieuwe expertise. Deze deskundige heeft in zijn rapportage van 7 april 2008 geconcludeerd dat de belastbaarheid van appellante juist is vastgesteld en dat zij in staat is de geduide functies te vervullen. De rechtbank heeft onvoldoende reden gevonden om deze conclusies van deskundige Timmerman niet te volgen en heeft aan de andersluidende conclusies van deskundige Busard geen doorslaggevende betekenis toegekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is, maar heeft het besluit onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen omdat de motivering van de geschiktheid van de geduide functies eerst in beroep is gegeven.
3. Appellante heeft zich gemotiveerd gekeerd tegen de aangevallen uitspraak. Daarbij heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte de onderzoeksbevindingen van de tweede ingeschakelde deskundige Timmerman heeft gevolgd en dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd aan het deugdelijke en grondige onderzoek van de eerste ingeschakelde deskundige Busard is voorbijgegaan. Appellant heeft haar verzoek herhaald om een derde, onafhankelijke deskundige in te schakelen. Tenslotte heeft appellante haar gronden herhaald met betrekking tot de geschiktheid van de geduide functies en het medicijngebruik.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In ’s Raads vaste jurisprudentie ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige volgt, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is geboden. In dit verband overweegt de Raad dat de rechtbank op goede gronden het oordeel van de eerste ingeschakelde deskundige Busard niet heeft gevolgd en meer waarde heeft toegekend aan de rapportage van de door haar als tweede ingeschakelde deskundige Timmerman. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat door de (bezwaar)verzekeringsartsen E. Khoe en J.P. Voogd in hun rapportage van 20 december 2007 (met bijlagen) onder verwijzing naar onder andere een uitspraak van de Raad van 13 december 2000, gepubliceerd in RSV 2001/42, overtuigend is verwoord waarom aan de onderzoeksbevindingen van Busard voorbijgegaan moet worden. Voorts onderschrijft de Raad de overwegingen van de rechtbank dat het door de deskundige Timmerman verrichte onderzoek niet onzorgvuldig is geweest en dat de conclusies in zijn rapport overtuigend zijn gemotiveerd. Daarbij merkt de Raad op dat Timmerman in reactie op het aanvullende beroepschrift zijn conclusies nader heeft onderbouwd en kennis heeft genomen van de informatie van de behandelend psychiater. De Raad verwijst voorts naar zijn uitspraak van 9 juni 2009 (LJN BI9085). Vastgesteld kan worden dat de belastbaarheid van appellante niet door het Uwv is onderschat. Gelet op het voorgaande, ziet de Raad geen aanleiding om het verzoek van appellante in te willigen om een derde deskundige in te schakelen.
5. Aldus ervan uitgaande dat de beperkingen van appellante juist zijn gewaardeerd, heeft de Raad voorts geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan de in aanmerking genomen functies niet passend zijn voor appellante.
6. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.L. de Gier.
TM