
Jurisprudentie
BJ6009
Datum uitspraak2009-08-21
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/719 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/719 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het Uwv verklaard dat de voormelde FML niet juist is ingevuld en dat bij het berekenen van de resterende verdiencapaciteit van appellante het maatmanloon ten onrechte is gemaximeerd. Dit betekent dat het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in rechte geen stand kan houden. Dat besluit dient dan ook te worden vernietigd, evenals de aangevallen uitspraak waarbij dat besluit in stand is gelaten. proceskosten veroordeling.
Uitspraak
08/719 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 4 januari 2008, 06/9380 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.H. Samama, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2009, waar namens appellante is verschenen mr. Samana, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante is tuinbouwmedewerkster geweest en is op 11 september 1995 uitgevallen wegens rechterschouderklachten. Na afloop van de wachttijd is haar een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling is appellante op 7 februari 2006 onderzocht door de verzekeringsarts. In zijn rapport van dezelfde datum is hij tot de conclusie gekomen dat appellante als gevolg van lichamelijke en psychische klachten beperkingen heeft. Met inachtneming van uit deze klachten voortvloeiende beperkingen heeft hij een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld. Vervolgens is de arbeidsdeskundige tot de conclusie gekomen dat appellante niet meer geschikt is voor haar eigen werk maar nog wel voor andere functies. Op basis van drie van deze functies heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op minder dan 15%. In overeenstemming met dit rapport heeft het Uwv appellante bij besluit van 8 maart 2006 meegedeeld dat haar uitkering met ingang van 9 mei 2006 wordt ingetrokken.
2.1. Het door appellante tegen dat besluit gemaakte bezwaar is, na rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige, bij besluit van 27 oktober 2006 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.2. Het door appellante tegen het bestreden besluit ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het Uwv verklaard dat de voormelde FML niet juist is ingevuld en dat bij het berekenen van de resterende verdiencapaciteit van appellante het maatmanloon ten onrechte is gemaximeerd. Dit betekent dat het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in rechte geen stand kan houden. Dat besluit dient dan ook te worden vernietigd, evenals de aangevallen uitspraak waarbij dat besluit in stand is gelaten.
4. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal derhalve op € 1.288,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,--, te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van € 147,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2009.
(get.) A.T. de Kwaasteniet.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
KR