Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5963

Datum uitspraak2009-08-25
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000338-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling tot twee maanden gevangenisstraf ter zake van verkoop van cocaïne, in de directe omgeving van methadonpost, alsmede voor het aanwezig hebben van cocaïne, bij de strafmaat rekening houdend met omvangrijke documentatie.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000338-09 Parketnummer eerste aanleg: 18-653600-08 Arrest van 25 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 januari 2009 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1961] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen, niet ter terechtzitting verschenen. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een beslissing genomen over het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en voorts dat het hof van het onder verdachte in beslaggenomen geldbedrag ad € 29,50 een bedrag van € 20,- verbeurd zal verklaren en de teruggave aan verdachte zal bevelen van het resterende bedrag van € 9,50. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 10 juni 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,6 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 0,3 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. hij op of omstreeks 10 juni 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,6 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 0,3 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat: 1. hij op 10 juni 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft verkocht ongeveer 0,3 gram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op 10 juni 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,6 gram heroïne en ongeveer 0,3 gram cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: 1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod; 2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Verdachte heeft zich op tweeërlei wijze schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet. Hij heeft twee bolletjes cocaïne verkocht aan een bezoeker van de methadonpost in [plaats], naar welke plaats hij zich vermoedelijk welbewust had begeven, wetende dat zich daar potentiële klandizie ophoudt. Toen verdachte, evenals zijn afnemer, aldaar na de transactie werd aangehouden, bleek hij twee bolletjes heroïne en twee bolletjes cocaïne bij zich te hebben. Uit het dossier blijkt dat verdachte reeds vele jaren verslaafd is aan harddrugs en dealt om - naar eigen zeggen - in zijn gebruik te voorzien. Het behoeft geen betoog dat verdachte hiermee de gezondheid van anderen schaadt. Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 14 mei 2009, waaruit naar voren komt dat verdachte zich bij herhaling schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet en - vermoedelijk met zijn verslaving samenhangende - vermogensdelicten. Verdachte, thans uit anderen hoofde gedetineerd, heeft afstand gedaan van zijn recht ter terechtzitting te verschijnen, een beslissing die hem rechtens toekomt. Dit brengt evenwel mee dat het hof zich geen oordeel kan vormen over de persoon van verdachte en zijn huidige levensomstandigheden, anders dan uit het dossier naar voren komt. Gelet op de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting in combinatie met verdachtes documentatie, ziet het hof - ondanks de enigszins beperktere bewezenverklaring in hoger beroep - geen aanleiding om af te wijken van hetgeen in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Aan verdachte zal dan ook een gevangenisstraf worden opgelegd van na te melden duur. Verbeurdverklaring Het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 29,50 is vatbaar voor verbeurdverklaring voor zover het gaat om een bedrag van € 20,-, nu laatstgenoemd bedrag is verkregen door middel van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Teruggave Het hof zal de teruggave aan verdachte bevelen van het na verbeurdverklaring van het hiervoor genoemde bedrag van € 20,- resterende bedrag van € 9,50. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden; gelast de teruggave aan verdachte van: een geldbedrag van € 9,50; verklaart verbeurd: een geldbedrag van € 20,-. Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.