Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5933

Datum uitspraak2009-07-30
Datum gepubliceerd2009-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/423
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om planschadevergoeding terecht afgewezen wegens het ontbreken van causaal verband. Toename van verkeersbewegingen ter hoogte van eisers woning kan niet worden toegerekend aan een in casu relevante planologische maatregel.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 08/423 Uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juli 2009 inzake [eiser], te [woonplaats], eiser, gemachtigde mr. O.V. Wilkens, tegen de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder, gemachtigde mr. I. de Leeuw. Procesverloop Bij besluit van 17 april 2007 heeft verweerder eisers verzoek om planschadevergoeding van 16 januari 2005 afgewezen. Bij besluit van 18 december 2007 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De zaak is behandeld ter zitting van 19 juni 2009, waar eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Overwegingen 1. Aan de orde is of verweerder terecht en op goede gronden heeft besloten om eisers verzoek om planschadevergoeding af te wijzen. 2. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden. 3. Eiser is sinds 2001 woonachtig aan de [adres] te [plaats]. De [weg] is een overwegend smalle weg welke langs de rivier de Maas loopt vanaf de Hedelseweg ongeveer tot aan de kern Empel. 4. Op 16 januari 2005 heeft eiser verweerder verzocht om vergoeding van schade die hij lijdt vanwege het uitblijven van de voorgenomen maatregel tot vermindering van de verkeersdruk op de dijk, te weten het afsluiten van de aansluiting van de Maasdijk op de Hedelsweg (kruispunt Treurenburg) voor gemotoriseerd verkeer, welke schade wordt vergroot door het bestemmingsplan dat een nieuw bedrijventerrein bij Empel mogelijk maakt, alsmede door het bestemmingsplan dat woningbouw bij Empel mogelijk maakt, omdat uitvoering van deze bestemmingsplannen tot gevolg heeft dat het sluipverkeer op de [weg] toeneemt. Volgens eiser is ten gevolge van deze plannen het (sluip)verkeer dat gebruik maakt van de [weg] en de Maasboulevard richting Empel aanzienlijk toegenomen. Hierdoor is de waarde van zijn woning verminderd. 5. Verweerder heeft eisers verzoek van 16 januari 2005 aangemerkt als verzoek om planschade die eiser ten gevolge van de vaststelling van de bestemmingsplannen “Uitbreiding Empel 1e fase” en “Uitbreiding Empel 2e fase”, heeft geleden en/of nog zal lijden. 6. Het bestemmingsplan “Uitbreiding Empel 1e fase” is door de raad vastgesteld in september 1996 en door gedeputeerde staten (gedeeltelijk) goedgekeurd op 18 april 1997. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een bedrijventerrein, gelegen in het noordwesten van de kern Empel en ten oosten van de rijksweg A2. Tevens voorziet dit plan in de realisering van een woonwijk ten oosten van het geplande bedrijventerrein. Het bestemmingsplan “Uitbreiding Empel 2e fase” is door de raad vastgesteld op 25 september 1997 en door gedeputeerde staten goedgekeurd op 18 december 1997. Dit plan voorziet in de ontwikkeling van een woonwijk sluitend aan de eerste uitbreiding en ligt ten noordoosten van de kern Empel. 7. Partijen verschillen met elkaar van mening over de vraag of de toegenomen verkeersdruk op de Maasboulevard en de [weg] het gevolg is van de vaststelling van de bestemmingsplannen “Uitbreiding Empel 1e fase” en “Uitbreiding Empel 2e fase”. Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend en verweerder, in navolging van de door de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) en de Commissie van advies voor de bezwaarschriften uitgebrachte adviezen, ontkennend. 8. Eiser stelt dat de schade die hij lijdt een gevolg is van de vaststelling van de bestemmingsplannen “Uitbreiding Empel 1e fase” en “Uitbreiding Empel 2e fase” omdat deze plannen een verkeersontsluiting van bedrijventerrein en woonwijk via de [weg] niet uitsluiten. Bovendien is, anders dan staat vermeld in de toelichting op het bestemmingsplan “Maaspoort 5e fase, deelgebieden V en Z”, de aansluiting van de Maasdijk op de Hedelseweg (kruispunt Treurenburg) niet opgeheven voor gemotoriseerd verkeer. Hierdoor is de verkeersdruk op de [weg] aanzienlijk toegenomen, aldus eiser. 9. Eiser stelt voorts dat het primaire besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen omdat hij, voordat het primaire besluit is genomen, ten onrechte niet is gehoord. 10. In beroep stelt eiser tevens schade te hebben geleden ten gevolge van het bestemmingsplan “Maaspoort-Oud Empel” omdat daarin voor de Maasboulevard en de [weg] de bestemming “verkeer en verblijf (Vv)” is opgenomen. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor onder andere wegen, straten en paden, terwijl deze voorheen (ingevolge het bestemmingsplan “Maaspoort 5e fase, deelgebieden V en Z”) bestemd waren voor langzaam verkeer. 11. Het wettelijk kader luidde ten tijde hier van belang als volgt. 12. Ingevolge artikel 49, eerste lid, aanhef en sub a, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) kent de gemeenteraad een belanghebbende, voor zover blijkt dat deze ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. 13. Voor de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding krachtens artikel 49 van de WRO dient te worden onderzocht of de verzoeker als gevolg van de desbetreffende wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dienen de planologische maatregelen, waarvan gesteld wordt dat deze schade hebben veroorzaakt, te worden vergeleken met het voordien geldende planologische regime. Daarbij is wat betreft het oude planologische regime niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking heeft plaatsgevonden. Slechts wanneer realisering van de maximale mogelijkheden van het planologische regime met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten, kan daarin aanleiding worden gevonden om te oordelen dat van voormeld uitgangspunt moet worden afgeweken. 14. De rechtbank oordeelt als volgt. 15. De vraag of eiser schade heeft geleden ten gevolge van het bestemmingsplan “Maaspoort-Oud Empel” dient in de onderhavige procedure buiten beschouwing te worden gelaten, omdat het planschadeverzoek van eiser van 16 januari 2005 hierop geen betrekking heeft. 16. De aan het verzoek ten grondslag gelegde planologische maatregelen, te weten de bestemmingsplannen “Uitbreiding Empel 1e fase” en “Uitbreiding Empel 2e fase” hebben geen betrekking op de gronden aan de [adres] en evenmin op de gronden ter hoogte van het kruispunt Treurenburg, zodat een vergelijking van die plannen met het voordien geldende planologische regime niet aan de orde is. Of de door eiser gestelde schade door genoemde bestemmingsplannen is veroorzaakt, dient te worden beoordeeld aan de hand van feiten en omstandigheden zoals deze zich voordeden ten tijde van het van kracht worden van deze bestemmingsplannen. 17. De verkeersstructuur binnen de bestemmingsplannen “Uitbreiding Empel 1e fase” en “Uitbreiding Empel 2e fase” is opgezet aan de hand van een tangentiaal verkeersstelsel. De hoofdontsluitingsas loopt van het westelijk deel van het totale plangebied dwars door dit plangebied tot aan het zuidoostelijk deel van het plangebied. Op deze hoofdontsluitingsas wegen diverse woonstraten uit. De ontsluitingsstructuur is zo ingericht dat het verkeer via de Burgemeester Godschalkstraat en de Proosdijstraat zich van en naar de betreffende woongebieden begeeft. Beide bestemmingsplannen voorzien derhalve in een ontsluiting van de wijken via de kern Empel zelf en niet via de noordelijk van de kern gelegen [weg]. Het verkeersprofiel van de [weg] en Maasboulevard leent zich ook niet voor een dergelijke ontsluiting. Het dijklichaam, althans het wegdek, is smal en niet specifiek ingericht op afwikkeling van doorgaand verkeer. Verweerder heeft zich dan ook in navolging van de adviezen van de SAOZ en de Commissie van advies voor de bezwaarschriften terecht op het standpunt gesteld dat hoewel wellicht sprake is van een toename van verkeersbewegingen op de [weg], deze toename van verkeersbewegingen niet kan worden toegerekend aan een in casu relevante planologische maatregel. 18. Blijkens de toelichting op het bestemmingsplan “Maaspoort 5e fase, deelgebieden V en Z” fungeert de Maasdijk op het ogenblik voornamelijk als ontsluiting vanaf de Hedelseweg naar Oud Empel. Omdat verkeer uit de Maaspoort op de Maasdijk zoveel mogelijk moet worden vermeden wordt overwogen in de toekomst de Maasdijk gedeeltelijk voor gemotoriseerd verkeer af te sluiten. Bij reconstructie van het kruispunt Treurenburg zal de aansluiting van de Maasdijk op de Hedelseweg worden verwijderd, aldus de toelichting. Hieraan is tot op heden geen uitvoering gegeven. Het niet effectueren van hetgeen in de toelichting van een bestemmingsplan staat opgenomen vormt echter geen grondslag voor een planschadevergoeding (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 1 december 2004, LJN: AR6751). Hetzelfde geldt voor het al dan niet treffen van een maatregel op grond van de Wegenverkeerswet zoals het niet opheffen van de aansluiting van de Maasdijk op de Hedelseweg (vergelijk ABRS 6 oktober 2004, LJN: AR3368). 19. Gelet op het voorgaande is geen sprake van voor vergoeding op grond van artikel 49 van de WRO in aanmerking komende planschade. Ter voorlichting van partijen hecht de rechtbank er aan op te merken dat ook vanwege het feit dat eiser pas sinds 2001 woonachtig is aan de [adres] te [plaats], de gestelde schade niet kan zijn veroorzaakt door de bestemmingsplannen “Uitbreidingsplan Empel 1e fase” en “Uitbreidingsplan 2e fase”, nu deze plannen reeds in 1997 in werking zijn getreden. 20. De stelling van eiser dat het bestreden besluit niet in rechte kan worden gehandhaafd omdat hij voorafgaand aan het nemen van het primaire besluit niet is gehoord, kan de rechtbank niet volgen. Eiser is namelijk wel in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Weliswaar niet individueel, maar op een bijeenkomst waarvoor ook andere indieners van een planschadeverzoek zijn uitgenodigd. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt omdat hij op vakantie was. Dit behoort voor risico van eiser te blijven. Ter zitting heeft eiser medegedeeld dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op zijn verzoek apart te worden gehoord. Hieraan gaat de rechtbank - wat hiervan ook zij - voorbij nu niet gebleken is dat eiser hierdoor is benadeeld. 21. Anders dan eiser meent, brengt het enkele feit dat de SAOZ in november 2005 in opdracht van verweerder een planschaderisicoanalyse heeft uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling van het bestemmingsplan “Maaspoort-Oud Empel”, niet met zich dat de SAOZ niet geacht kan worden aan verweerder onafhankelijk advies te hebben uitgebracht in de onderhavige zaak. Gesteld noch gebleken is dat de op 18 oktober 2005 en 14 juni 2006 door de SAOZ uitgebrachte adviezen naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen dat verweerder deze niet aan zijn oordeel ten grondslag heeft mogen leggen. 22. Nu geen andere feiten en omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat het bestreden besluit in rechte niet kan worden gehandhaafd, zal het beroep ongegrond worden verklaard. 23. De rechtbank ziet geen aanleiding één der partijen te veroordelen in de proceskosten dan wel verweerder op te dragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. 24. Beslist wordt als volgt. Beslissing De rechtbank, verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. T. van de Woestijne als voorzitter en mr. M.L.P. van Cruchten en mr. F.P.J.M. Otten als leden in tegenwoordigheid van mr. M.P.C. Anssems als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2009. Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Afschriften verzonden: