
Jurisprudentie
BJ5908
Datum uitspraak2009-08-18
Datum gepubliceerd2009-08-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersAR-343/06-H-282/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersAR-343/06-H-282/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Arubaanse zaak. Vraag is of het hypotheekkantoor gehouden is om door een notaris aangeleverde meetbrieven vooraf te controleren. Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de meetbrieven volledig bij de aanbieder ligt. De eventuele controleplicht van het hypotheekkantoor is bovendien niet geschreven om te voorkomen dat notaris herstelaktes dient op te maken.
Uitspraak
UITSPRAAK: 18 augustus 2009
ZAAKNR.: AR-343/06-H-282/08
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap NOTARISPRAKTIJK [notarispraktijk]. (hierna [notarispraktijk]),
gevestigd in Aruba,
voorheen eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon HET LAND ARUBA (hierna het Land),
zetelend in Aruba,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.D. Langerak.
1. Het verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: het GEA), wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gewezen vonnissen van 21 maart 2007 en 31 oktober 2007. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
[notarispraktijk] is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 31 oktober 2007 door indiening op 10 december 2007 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij op 21 januari 2008 ingediende memorie van grieven heeft [notarispraktijk] twee grieven aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beslissing(en) zal vernietigen en de vordering van [notarispraktijk] zal toewijzen met veroordeling van het Land in de kosten van de procedure in beide instanties.
Het Land heeft geen memorie van antwoord genomen.
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen schriftelijke pleitnotities overgelegd, waarna vonnis is gevraagd, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
[notarispraktijk] is tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen van het bestreden vonnis, zodat zij daarin kan worden ontvangen.
3. Grieven
Voor de inhoud van de grieven verwijst het Hof naar de memorie van grieven.
4. Beoordeling
4.1 Mede gelet op hetgeen [notarispraktijk] onder 2 van haar pleitnota heeft vermeld, zijn de grieven niet gericht tegen de door het GEA in het tussenvonnis van 21 maart 2007 onder 2 vastgestelde feiten. Het Hof heeft ambtshalve geen bezwaren tegen deze vaststelling, zodat van die feiten zal worden uitgegaan.
4.2 Gelet op hetgeen [notarispraktijk] in haar verzoekschrift onder 10 heeft vermeld, heeft zij aan haar vordering ten grondslag gelegd de stelling dat er jegens haar onrechtmatig is gehandeld. In haar inleidend verzoekschrift heeft zij ter zake gesteld dat het hypotheekkantoor haar verkeerd heeft geïnformeerd. Uit hetgeen [notarispraktijk] in haar conclusie van repliek onder 11 tot en met 13 en haar memorie van grieven onder 9 heeft vermeld, trekt het Hof de conclusie dat [notarispraktijk] stelt dat het hypotheekkantoor, kort gezegd, jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld omdat het kantoor in strijd met de regels van het ongeschreven recht niet de juistheid heeft gecontroleerd van de gegevens op de meetbrieven die door [notarispraktijk] aan dat hypotheekkantoor zijn aangeboden, en daardoor onjuiste informatie heeft verstrekt.
4.3 De te beantwoorden vraag is daarmee of het hypotheekkantoor inderdaad gehouden is om door een derde gemaakte en vervolgens door een notaris aangeleverde meetbrieven vooraf te controleren. Daaruit vloeit de vraag voort op welke wijze de huidige praktijk inhoudende dat de notaris meetbrieven aanbiedt, is ontstaan.
Uit de memorie van toelichting op de Landsverordening tot wijziging van de Landsverordening op het notarisambt, enz, zoals deze aan de Staten van Aruba is ingediend in het zittingsjaar 1994-1995, blijkt dat de regering in die tijd constateerde dat vele stukken domeingrond nog steeds niet zijn opgemeten. Hierdoor wordt het streven van de regering om het bezit van een eigen huis te bevorderen door de uitgifte van domeingrond, bemoeilijkt. Het opmeten van individuele percelen is tijdrovend en houdt geen gelijke tred met de vraag naar erfpachtgronden. De regering is na onderzoek vervolgens tot de slotsom gekomen ”… dat er vanuit zakenrechtelijk oogpunt geen reden bestaat om dit vereiste (nt Hof: het vereiste van kadastrale of anderszins landmeetkundige aanduiding bij de overdracht of bezwaring van onroerende goederen) te stellen, terwijl er ook vanuit het oogpunt van een goede kadastrale boekhouding geen doorslaggevende argumenten zijn aan te voeren, waarom deze boekhouding niet geheel of ten dele zou kunnen worden gebaseerd op achteraf te verrichten metingen.”
Het Hof leidt uit dit citaat af dat de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de meetbrieven volledig bij de aanbieder ligt. Pas achteraf wordt, op enig moment, door het kadaster zelf gemeten en gecontroleerd. Aldus rust op het hypotheekkantoor niet de door [notarispraktijk] gestelde onderzoeksplicht, zodat het GEA terecht de vordering heeft afgewezen.
4.4 Het overige door [notarispraktijk] ter toelichting op de grieven aangevoerde, heeft betrekking op de zekerheid die de openbare registers van het Hypotheekkantoor aan derden behoren te bieden. Die zekerheid kan alleen maar worden geboden indien hetgeen in de registers is vermeld, ook juist is. Die grondslag kan echter niet tot toewijzing van de vordering leiden, omdat de regels die moeten zorgen voor de juistheid van de ingeschreven feiten, niet zijn geschreven in het belang van de transporterend notaris.
4.5 Veronderstellenderwijze ervan uitgaande dat de betreffende controleplicht wel zou bestaan, dient de vraag te worden beantwoord of voldaan is aan het relativiteitsvereiste. Beoordeeld moet worden of de geschonden norm strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. Hierbij komt het aan op het doel en de strekking van de geschonden norm, aan de hand waarvan moet worden onderzocht tot welke personen en tot welke schade en welke wijzen van ontstaan van schade de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt (zie onder meer HR 7 mei 2004, NJ 2006, 281 en HR 13 oktober 2006, NJ 2008, 527).
De hiervoor genoemde memorie van toelichting houdt wat dat betreft in dat het kadaster werd ingevoerd met het doel een betere en meer rechtvaardige heffing van de grondbelasting te bewerkstelligen. Blijkens de literatuur is daar in de loop van de tijd ook het belang bij gekomen dat het relatief zeker moet zijn wie eigenaar is van een registergoed. Waar dus een controleplicht van het hypotheekkantoor bestaat, is deze er ter bescherming van de belangen van het Land in verband met de grondbelasting en van hen die van plan zijn om eigenaar van een dergelijk goed te worden of een zakelijk recht op een dergelijk goed willen verkrijgen, en eventueel ook voor hen die bijvoorbeeld het goed willen huren of pachten. De controleplicht van het hypotheekkantoor is echter niet geschreven om te voorkomen dat de notaris herstelaktes dient op te maken.
4.6 Al met al heeft het GEA de vordering dan ook terecht afgewezen en wordt het beroep verworpen, met veroordeling van [notarispraktijk] in de aan de zijde van het Land gerezen proceskosten.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [notarispraktijk] in de in dit hoger beroep aan de zijde van het Land gerezen proceskosten, tot op heden begroot op Afl. 4.400,- voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, H.L. Wattel en F.J.P Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 18 augustus 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.