Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5838

Datum uitspraak2009-07-30
Datum gepubliceerd2009-08-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/16221 AWB 09/16219
Statusgepubliceerd


Indicatie

AC / vovo hangende beroep / asiel / DRC / betrokkenheid bij MLC / ontoereikende motivering

Door verzoeker is terecht betoogd dat hij in het nader gehoor en het aanvullend gehoor nimmer verklaard heeft dat hij een belangrijk c.q. prominent lid van de MLC is geweest. Verwezen wordt naar de verslagen van die gehoren, welke in de uitspraak deels geciteerd zijn. Het bestreden besluit berust in zoverre op een onjuiste feitelijke grondslag. Voor zover verweerders standpunt in het bestreden besluit al zò begrepen zou moeten worden dat uit de verklaringen van verzoeker over de betrokkenheid bij de MLC valt òp te maken dat hij een belangrijke positie in de partij innam, kan verweerder daarin, gelet op de hierboven weergegeven verklaringen, niet zonder nadere motivering worden gevolgd. Gelet op het bestreden besluit is de door verzoeker gestelde belangrijke positie binnen de MLC van grote invloed geweest voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn lidmaatschap van die partij. Nu verweerders standpunt dat verzoeker een belangrijke positie binnen de MLC bekleed heeft onvoldoende is gemotiveerd, berust ook verweerders oordeel over de ongeloofwaardigheid van verzoekers lidmaatschap van de MLC en de daaruit ontstane problemen op een ontoereikende motivering. Beroep gegrond, vovo afgewezen



Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummers: AWB 09 / 16221 (voorlopige voorziening) AWB 09 / 16219 (beroep) uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juli 2009 in de zaak van: [verzoeker], geboren op [geboortedatum], van Congolese nationaliteit, verzoeker, gemachtigde: mr. E.P.A. Zwart, advocaat te Haarlem, tegen: de staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. M. van Andel, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage. 1. Procesverloop 1.1 Verzoeker heeft op 18 maart 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 3 mei 2009 afgewezen. Verzoeker heeft tegen het besluit op 4 mei 2009 beroep ingesteld. 1.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep de werking van het besluit niet opschort. Verzoeker heeft op 4 mei 2009 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist. 1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 9 juli 2009. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. 1.4 Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen te reageren op het schrijven van de gemachtigde van verzoeker van 2 juli 2009. Bij schrijven van 13 juli 2009 heeft verweerder zijn reactie kenbaar gemaakt. De gemachtigde van verzoeker heeft daarop bij schrijven van 13 juli 2009 gereageerd. Vervolgens is het onderzoek, met toestemming van partijen zonder het houden van een nadere zitting, gesloten. 2. Overwegingen 2.1 Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.2 Ingevolge artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. 2.3 In de hoofdzaak toetst de voorzieningenrechter het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde. 2.4 Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend op de in artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) genoemde gronden. 2.5 Ingevolge artikel 31 Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Bij de beoordeling worden de in artikel 31, tweede lid, Vw bedoelde omstandigheden betrokken. 2.6 Verweerder heeft in C14/3 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) beleidsregels neergelegd over zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van verklaringen van asielzoekers. In C14/3.3 Vc heeft verweerder het volgende toetsingskader opgenomen: Voor de toetsing van de geloofwaardigheid van het relaas is van belang of afbreuk wordt gedaan aan die geloofwaardigheid doordat sprake is van een van de omstandigheden als genoemd in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, Vw. Indien zulks niet aan de orde is, wordt het relaas in beginsel geloofwaardig bevonden indien de vreemdeling op alle vragen zo volledig mogelijk heeft geantwoord én het relaas innerlijk consistent én niet onaannemelijk is én strookt met wat over de algemene situatie in het land van herkomst bekend is. 2.7 Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Begin 2006, bij de aankondiging van de landelijke verkiezingen, raakte verzoeker betrokken bij de partij van Jean-Pierre Bemba, de Mouvement pour Liberation du Congo (MLC). Hij was voorzitter van een studentenpartij welke door Bemba werd gesteund en werd gefinancierd door de MLC. De studentenpartij heeft een propagandacampagne gevoerd. Na twee verkiezingsrondes, die volgens verzoeker niet eerlijk zijn verlopen, kwam de tegenstander van Bemba, Kabila, als winnaar uit de bus. Er ontstonden gevechten tussen de partij van Bemba en Kabila. Kabila wilde de oppositie ontwapenen, maar Bemba toonde verzet. Hierop heeft Kabila de residentie van Bemba aangevallen. Een grote groep mensen van verzoekers studentenpartij zijn naar de residentie toegegaan om deze te verdedigen. Hierbij zijn een aantal vrienden van verzoeker gesneuveld. De strijd heeft zich vervolgens verspreid over Kinshasa en duurde ruim een week. Toen het na een week wat rustiger was geworden is verzoeker met zijn studentenpartij bij elkaar gekomen. Bemba was gevlucht naar Zuid-Afrika. Verzoeker hoorde dat er een lijst was opgesteld van mensen die beschuldigd werden van het aanzetten tot geweld tegen het regeringsleger. Op die lijst stond ook verzoekers naam. De regering besloot iedereen op de lijst te laten elimineren omdat deze mensen als staatsvijanden werden gezien. Hierop besloot verzoeker onder te duiken en te vluchten. Hij heeft verschillende mensen omgekocht en is vertrokken naar Zuid-Afrika. In Zuid-Afrika ging hij op hoog niveau judoën. Hij had daar echter veel problemen omdat hij gediscrimineerd werd. Daarom heeft hij van de mogelijkheid gebruik gemaakt om in het buitenland te gaan sporten en heeft hij Zuid-Afrika verlaten. Daarnaast heeft verzoeker aangegeven dat hij zijn land van herkomst heeft verlaten vanwege de verplichte militaire dienstplicht. 2.8 Verweerder heeft in het bestreden besluit, waarin het voornemen is herhaald en ingelast, geloofwaardig geacht dat verzoeker heeft gestudeerd aan de Academie voor Schone Kunsten en als voorzitter actief is geweest binnen de studentenvereniging van de academie. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat verzoeker niet geloofwaardig heeft gemaakt dat hij in zijn hoedanigheid als voorzitter van de studentenvereniging contacten heeft gelegd binnen de MLC, hij daarvan lid is geworden en hij gedurende de presidentsverkiezingen in 2006 voor deze partij activiteiten heeft verricht. Daartoe is overwogen dat verzoeker op de hem over de MLC gestelde vragen vage, onjuiste of onvolledige antwoorden heeft gegeven. Bij dit oordeel hebben vooral de verklaringen van verzoeker over zijn gestelde belangrijke positie binnen de MLC en de mate waarin hij stelt betrokken te zijn geweest bij de verkiezingscampagne grote invloed gehad. Van hem had vanwege zijn gestelde belangrijke positie binnen de MLC verwacht mogen worden dat hij meer zou hebben verklaard dan hij heeft gedaan. Nu verzoeker niet geloofwaardig heeft gemaakt dat hij lid is geweest van de MLC, is niet geloofwaardig dat hij als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Verzoeker komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op een van de gronden genoemd in artikel 29 Vw. 2.9 Verzoeker heeft hiertegen het volgende aangevoerd. Verzoeker gaat er van uit dat artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw niet aan hem wordt tegengeworpen en dat verweerder uitgaat van de authenticiteit van zijn rijbewijs, studentenpas en kiezerspas. Het niet overleggen van de MLC-lidmaatschapskaart mag verweerder daarom niet als argument gebruiken voor de conclusie dat het asielrelaas niet geloofwaardig is. Verweerder heeft het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd wat betreft de tegenwerping dat verzoeker ondanks zijn belangrijke positie binnen de MLC weinig zou kunnen verklaren over deze partij. Verzoeker heeft nimmer gesteld dat hij een belangrijke positie had binnen de partij. Verweerder heeft daarnaast niet aan verzoeker kunnen tegenwerpen dat hij de exacte data van de verkiezingen niet heeft kunnen noemen en dat zijn verklaringen over de verkiezingsuitslag en de lijst waarop zijn naam zou staan bevreemdend zijn. De verklaringen over de door verzoeker te verrichten dienstplicht zijn geloofwaardig; hoewel de dienstplicht officieel niet bestaat, vindt gedwongen rekrutering wel plaats. Verzoeker heeft met het overleggen van verschillende rapportages aannemelijk gemaakt dat in Congo sprake is van een binnenlands gewapend conflict als bedoeld in artikel 15, onder c, Definitierichtlijn. Verweerder heeft verzoeker ten onrechte niet in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, dan wel b, Vw. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. 2.10 De voorzieningenrechter stelt vast dat blijkens het bestreden besluit het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw, niet aan verzoeker is tegengeworpen. Artikel 31, tweede lid, aanhef en onder k, Vw, is weliswaar in het bestreden besluit genoemd, maar daaraan is door verweerder, zoals ook ter zitting bevestigd, bij de beoordeling van de aanvraag verder geen betekenis toegekend. 2.11 In geschil is of er grond is voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat ongeloofwaardig is dat verzoeker in zijn hoedanigheid als voorzitter van de studentenvereniging contacten heeft gelegd binnen de MLC, hij daarvan lid is geworden en hij gedurende de presidentsverkiezingen in 2006 voor deze partij activiteiten heeft verricht. 2.12 Verweerder is er, gezien het voornemen, bij zijn beoordeling van uit gegaan dat verzoeker gesteld heeft dat hij een belangrijke positie heeft gehad binnen de MLC. 2.13 De voorzieningenrechter stelt in dit verband het volgende vast. In het nader gehoor heeft verzoeker in zijn vrije relaas, voor zover hier van belang, verklaard dat alles begonnen is met de verkiezingen (pagina 4) en de studenten moesten kiezen tussen Jean-Pierre Bemba en Kabila, de zittende president. Sommige studenten hadden de oorlog van dichtbij meegemaakt. Zij hadden hun ouders en vrienden zien doodgaan zonder dat de huidige regering iets deed. Dat was de sfeer dus toentertijd. Verder in het nader gehoor (pagina 7) is verzoeker de vraag gesteld wanneer voor hem duidelijk was dat de MLC de partij was waarvoor hij wilde stemmen. Verzoeker heeft daarop aangegeven dat niet meer precies te weten, omdat er veel meetings zijn geweest. Wel herinnert hij zich dat hij na een bepaalde meeting, die hem is bijgebleven, een beslissing heeft genomen. Daarin was gesproken over concrete veranderingen die ze in het beleid wilden brengen. Dat waren ook punten die door de regering van al die jaren totaal waren genegeerd. Later in het nader gehoor (pagina 8) heeft verzoeker verklaard dat hij en zijn medestudenten in ruil voor financiële steun zouden helpen bij de verkiezingscampagne door het maken van campagnemateriaal, zoals het ontwerpen van logo’s en teksten voor spandoeken. Verder in het nader gehoor (10) heeft verzoeker verklaard dat hij mensen wilde overtuigen zich bij de MLC aan te sluiten of voor die partij te kiezen. Dat gebeurde op universiteiten en voetbalvelden. Zijn voornaamste boodschap aan mensen was om te gaan stemmen en mensen te motiveren op de MLC te stemmen zodat Bemba president zou worden. In het aanvullend gehoor, voor zover hier van belang, heeft verzoeker verklaard (pagina 10) dat hij geen echte politicus was maar een student die zijn best deed. Hij wilde bijdragen aan de verkiezingen, maar dat was niet zijn prioriteit. Hij wilde ook geen politicus worden, vooral niet in de DRC. Voor hem was het allerbelangrijkste niet de geschiedenis, maar de naam van de MLC, want dat betekent Mouvement pour Liberation du Congo. Het woord bevrijding sprak hem zeer aan, omdat tot dan toe de presidenten dictators waren. Op de vraag waarom hij niet zo veel details weet te vertellen over de partij die hij steunde, heeft verzoeker verklaard dat voor hem de doelen van de partij niet zo belangrijk waren, maar het verdwijnen van de huidige dictator. 2.14 In de zienswijze op het voornemen is namens verzoeker opgemerkt dat hij in het nader gehoor en het aanvullend gehoor nimmer heeft verklaard dat hij een belangrijke positie binnen de MLC bekleed heeft. Integendeel, uit het nader gehoor en aanvullend gehoor blijkt dat hij slechts een korte tijd actief is geweest voor de MLC en deze activiteiten hoofdzakelijk bestonden uit het maken van t-shirts, logo’s en spandoeken en het bijwonen van bijeenkomsten. Verzoeker heeft ook tijdens de gehoren opgemerkt zich te hebben aangesloten bij de MLC uit onvrede over Kabila en zich niet te hebben verdiept in de achtergronden van de MLC. 2.15 In het bestreden besluit heeft verweerder op dit punt overwogen dat “uit de verklaringen van betrokkene valt op te maken dat hij volgens zijn zeggen een actief en prominent lid moet zijn geweest, dat zich op allerlei wijzen heeft gemanifesteerd. “ Voorts overweegt verweerder dat uit de verklaringen van verzoeker wel degelijk valt op te maken dat hij een belangrijke positie binnen de MLC heeft ingenomen en dat hij dit slechts korte tijd heeft gedaan daar niets aan af doet. Vervolgens wordt verwezen naar het voornemen. 2.16 De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat verweerder met het vorenstaande niet in voldoende mate is ingegaan op de zienswijze. Verweerder heeft, zij het in iets andere woorden, feitelijk volhard in zijn in het voornemen ingenomen standpunt zonder deugdelijk te reageren op de opmerkingen in de zienswijze. Zo is niet aangegeven waar verzoeker in de gehoren verklaard c.q. gezegd zou hebben dat hij een belangrijk c.q. prominent lid van de MLC is. Daarnaast is niet ingegaan op de opmerkingen in de zienswijze dat verzoeker zich slechts gedurende korte tijd bij de MLC heeft aangesloten en wat zijn beweegredenen daarvoor waren. Hierom al lijdt het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek. 2.17 Maar ook om andere redenen is het bestreden besluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd. Door verzoeker is terecht betoogd dat hij in het nader gehoor en het aanvullend gehoor nimmer verklaard heeft dat hij een belangrijk c.q. prominent lid van de MLC is geweest. Verwezen wordt naar de verslagen van die gehoren, welke hierboven deels geciteerd zijn. Het bestreden besluit berust in zoverre op een onjuiste feitelijke grondslag. 2.18 Voor zover verweerders standpunt in het bestreden besluit al zò begrepen zou moeten worden dat uit de verklaringen van verzoeker over de betrokkenheid bij de MLC valt òp te maken dat hij een belangrijke positie in de partij innam, kan verweerder daarin, gelet op de hierboven weergegeven verklaringen, niet zonder nadere motivering worden gevolgd. 2.19 Gelet op het bestreden besluit is de door verzoeker gestelde belangrijke positie binnen de MLC van grote invloed geweest voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn lidmaatschap van die partij. Nu verweerders standpunt dat verzoeker een belangrijke positie binnen de MLC bekleed heeft onvoldoende is gemotiveerd, berust ook verweerders oordeel over de ongeloofwaardigheid van verzoekers lidmaatschap van de MLC en de daaruit ontstane problemen op een ontoereikende motivering. 2.20 Het beroep zal om die reden gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 Awb. De overige beroepsgronden hoeven geen bespreking meer. 2.21 Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen. 2.22 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt en de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) en € 322,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1). 3. Beslissing De voorzieningenrechter: 3.1 verklaart het beroep gegrond; 3.2 vernietigt het bestreden besluit; 3.3 draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag; 3.4 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af; 3.5 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt de Staat der Nederlanden op € 644,- te betalen aan verzoeker in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening en € 322,- in verband met het beroep. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, voorzieningenrechter, en op 30 juli 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. S. Rabbering, griffier. Afschrift verzonden op: Coll: Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak. Van deze uitspraak staat, voor zover deze de voorlopige voorziening betreft, geen hoger beroep open.