
Jurisprudentie
BJ5820
Datum uitspraak2009-08-19
Datum gepubliceerd2009-08-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5366 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5366 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Geen aanknopingspunten gevonden voor het standpunt van appellante dat zij ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren en haar nek en schouder, zwaarder beperkt is te achten dan is vastgesteld door het Uwv in de Functionele Mogelijkheden Lijst. Genoegzaam gemotiveerd dat de verstoorde energiehuishouding bij appellante niet noodzaakt tot het vaststellen van een urenbeperking. Wat de arbeidskundige grondslag betreft, heeft het Uwv genoegzaam toegelicht dat de voor appellante geduide functies passend zijn.
Uitspraak
08/5366 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2008, 07/1014 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2009, waar appellante in persoon is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. F.A. Steeman.
II. OVERWEGINGEN
1. Het Uwv heeft bij besluit van 26 oktober 2006 de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, ingaande 25 december 2006 ingetrokken, omdat de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder is dan 15%.
2. Bij besluit van 22 maart 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 26 oktober 2006, ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust naar het oordeel van de rechtbank op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. De rechtbank heeft in hetgeen door appellante in beroep is aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden voor het standpunt van appellante dat zij ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren en haar nek en schouder, zwaarder beperkt is te achten dan is vastgesteld door het Uwv in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 oktober 2006. Verder hebben de verzekeringsartsen naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam gemotiveerd dat de verstoorde energiehuishouding bij appellante niet noodzaakt tot het vaststellen van een urenbeperking. Wat de arbeidskundige grondslag betreft, heeft het Uwv naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam toegelicht dat de voor appellante geduide functies passend zijn.
4. Appellante heeft de juistheid van de aangevallen uitspraak betwist en heeft ter onderbouwing van het hoger beroep haar in beroep aangevoerde grieven in essentie herhaald. Appellante acht zich ten gevolge van psychische klachten en vermoeidheidsklachten door medicijngebruik niet in staat fulltime arbeid te verrichten. Appellante heeft verder gesteld dat het niet eenvoudig is om een geschikte functie te vinden.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. De Raad kan zich verenigen met hetgeen in de aangevallen uitspraak is overwogen over de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de in de aangevallen uitspraak vermelde overwegingen en maakt deze tot de zijne. De Raad overweegt hiertoe dat de door appellante in haar hoger beroepschrift genoemde klachten bij de verzekeringsgeneeskundige beoordelingen zijn meegewogen en beoordeeld. De verzekeringsartsen hebben met betrekking tot de verstoorde energiehuishouding van appellante overwogen dat appellante op werkdagen in staat is om acht uur aaneengesloten te werken en dat er op de dagen dat appellante niet werkt, sprake is van een lichte verschuiving van haar dag/nacht ritme, maar dat appellante desondanks in staat is om dertien uur aaneengesloten activiteiten te verrichten. Een urenbeperking is om deze reden volgens de verzekeringsartsen niet geïndiceerd. De Raad acht dit standpunt niet onjuist. Appellante heeft in hoger beroep niet middels medische stukken onderbouwd dat de voor haar in de FML van 9 oktober 2006 vastgestelde beperkingen onjuist zijn.
5.2. De Raad is verder, evenals de rechtbank, van oordeel dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in overeenstemming is met de voor appellante vastgestelde belastbaarheid in de FML van 9 oktober 2006. De Raad onderschrijft het standpunt van het Uwv, dat de omstandigheid dat de functies - zoals appellante stelt - in de praktijk niet eenvoudig te vinden zijn geen rol speelt bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid.
5.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009.
(get.) C.P.M. van de Kerkhof.
(get.) M.A. van Amerongen.
KR