Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5792

Datum uitspraak2009-07-03
Datum gepubliceerd2009-08-21
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers110918 / JE RK 09-544
Statusgepubliceerd


Indicatie

De kinderrechter is van oordeel dat zich in dit geval de uitzondering ex artikel 29c, lid 4, WJZ voordoet. Bjz en de gedragswetenschapper hebben voldoende ondernomen om een gesprek tussen de minderjarige en de onderzoeker te initiëren. Dat het niet gelukt is om de minderjarige te horen, is, naar het oordeel van de kinderrechter, niet veroorzaakt door omstandigheden die binnen de risicosfeer van de gedragswetenschapper zelf lagen, maar door de onbereidheid hiertoe en weigerachtige houding van de minderjarige.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Civielrecht zaaknr.: 110918 / JE RK 09-544 beschikking kinderrechter d.d. 3 juli 2009 inzake * [minderjarige], geboren in de gemeente [***] [in 1993], kind van: [vader], en [moeder], beiden wonende te [adres]. De ouders zijn belast met het gezag over voornoemde minderjarige. PROCESGANG Op 24 juni 2009 heeft het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) een verzoekschrift ingediend, gedateerd 24 juni 2009, strekkende tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van vier weken. De kinderrechter heeft op dit verzoek op 24 juni 2009 een afwijzende beschikking gegeven. Op 24 juni 2009 heeft bjz verzocht een machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen voor de duur van drie maanden, gedateerd 24 juni 2009. Nu het een verzoek tot machtiging tot gesloten plaatsing van de minderjarige betreft, is ambtshalve als raadsman toegevoegd mr. R.F.M. Mullaart. Op 26 juni 2009 zijn ter griffie een indicatiebesluit en een verklaring van een gedragswetenschapper ontvangen. Op 26 juni 2009 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: ouders en mevrouw B.S. Mulder, namens bjz. [minderjarige] is, bijgestaan door haar raadsman, afzonderlijk door de kinderrechter gehoord. OVERWEGINGEN Bij beschikking van 18 februari 2009 is de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige uitgesproken voor de duur van een jaar. Bij beschikking van 24 juni 2009 heeft de kinderrechter het verzoek van bjz tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot gesloten jeugdzorg afgewezen. Op grond van de telefonisch ingewonnen informatie, alsmede op grond van de informatie zoals weergegeven in het verzoekschrift en de daarbij gevoegd bijlage, is de kinderrechter van oordeel dat er geen sprake is van omstandigheden waaronder het horen van de minderjarige en (overige) belanghebbenden niet kan worden afgewacht. Standpunt bjz Er bestaan ernstige zorgen over [minderjarige]. Zij blijft nachten achtereen weg zonder dat ouders weten waar zij verblijft. De relatie met ouders is fors verstoord; ouders hebben geen gezag over en grip op haar en voelen zich machteloos. Zij zijn spreekwoordelijk op. [minderjarige] is fysiek dreigend en agressief naar ouders en haar zus. Ouders lijken over voldoende opvoedingsvaardigheden te beschikken. Zij staan achter de hulpverlening. Vaak komt [minderjarige] stoned thuis en is niet aanspreekbaar. Zij gaat sinds februari 2009 niet meer naar school en in haar vrije tijd gaat zij om met oudere jongens die bekend zijn met overmatig gebruik van drugs en alcohol en zich in of op het randje van het criminele circuit bevinden. [minderjarige] wordt door hen negatief beïnvloed; zij blowt regelmatig en drink alcohol. [minderjarige] heeft onveilige seks met een oudere jongen die vastgezeten heeft in verband met mishandeling. In 2008 is [minderjarige] onderzocht bij Accare en is bij haar de diagnose ODD/CD gesteld. Zij weet dat er bij haar sprake is van psychiatrische problematiek, maar wil geen gebruik maken van hulp en medicijnen die daarvoor mogelijk zijn. Begeleiding van de ingezette hulp van Kenter wordt door [minderjarige] geweigerd en ook komt zij afspraken met de gezinsvoogd niet na. Deelname aan één van de projecten van het zeilschip "de Tukker", opdat [minderjarige] tijdelijk uit haar omgeving gehaald wordt, ziet zij evenmin zitten. [minderjarige] wil niet uit huis en dreigt met weglopen en onderduiken bij vrienden als hierover gesproken wordt. Het weglopen van [minderjarige] is ook een grote angst die ouders hebben. Door het niet mee willen werken aan noodzakelijke hulpverlening, is er onvoldoende zicht op de problematiek van [minderjarige] en is de situatie onhoudbaar geworden. Er moet dan ook dringend worden ingegrepen. Om bovengenoemde ontwikkelingsbedreigingen af te wenden is acuut een gesloten plaatsing nodig. Het lukt [minderjarige] niet, dan wel zij weigert, om gebruik te maken van verschillende vormen van hulpverlening. Hierdoor onttrekt zij zich aan noodzakelijke hulpverlening. Het is daarnaast nodig dat [minderjarige] geobserveerd wordt en dat er diagnostiek plaatsvindt om helder te krijgen welke verdere hulpverlening passend en geschikt is. In het verzoek wordt verzocht om een machtiging af te geven voor de duur van drie maanden. Ter zitting stelt bjz dat een termijn van drie maanden in verband met de wachtlijstproblematiek te kort is om [minderjarige] gesloten te kunnen plaatsen en wijzigt bjz het verzoek in die zin dat een machtiging wordt verzocht voor de duur van vier maanden. Verwacht wordt dat [minderjarige] binnen vier tot zes weken geplaatst kan worden. Standpunt (namens) [minderjarige] [minderjarige] is blij dat het eerdere bij deze rechtbank ingediende verzoek d.d. 24 juni 2009 van bjz tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot plaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg is afgewezen. Thuis gaat het niet zo goed; [minderjarige] gaat sinds februari jl. niet meer naar school en heeft geen dagbesteding. Hier heeft zij veel spijt van; [minderjarige] wil gewoon weer naar school. Zij ontkent loverboycontacten te hebben. Wel heeft zij enkele maanden geleden onveilige seksuele contacten gehad. [minderjarige] wil wel hulp, maar niet van vreemden. Begeleiding van de gezinsvoogd kan [minderjarige] accepteren. Mr. Mullaart heeft geen argumenten om de stellingen van bjz te bestrijden en voegt zich naar het standpunt van [minderjarige]. Er is [minderjarige] verschillende mogelijkheden van hulp aangeboden waarop zij afwijzend heeft gereageerd. Zonder medewerking van [minderjarige], is het lastig om de problematische situatie waarin zij verkeert, te keren. Standpunt ouders Ouders zijn ten einde raad. [minderjarige] gaat volkomen haar eigen gang, doet alleen dingen die zij zelf wil en steelt van ouders. Zij heeft een oudere vriend die bekend is bij politie en blowt. Haar vriendengroep bestaat uit personen die alcohol nuttigen en blowen. Ouders proberen met haar te praten om tot oplossingen te komen, maar kunnen niet tot haar doordringen. [minderjarige] heeft kansen genoeg gehad, maar grijpt deze niet aan. Ouders vinden het een zware en ingrijpende maatregel om [minderjarige] gesloten te plaatsen, maar staan achter het verzoek in het belang van [minderjarige] en haar veiligheid. Beoordeling Bjz heeft de kinderrechter verzocht een machtiging te verlenen voor plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van vier maanden. Uit de door bjz ter terechtzitting gegeven toelichting op het verzoek, blijkt dat de situatie rondom [minderjarige] onhoudbaar is geworden en dat zich een acute noodzaak tot gesloten uithuisplaatsing voordoet. [minderjarige] dient volgens de hulpverlening zo spoedig mogelijk geplaatst te worden binnen de gesloten jeugdzorg. Vanwege de wachtlijstproblematiek biedt een voorlopige machtiging hiertoe betere kansen dan een 'gewone' machtiging. De inhoud van het verzoekschrift, gelezen in samenhang met het indicatiebesluit en de verklaring van de gedragswetenschapper, gecombineerd met het onderzoek ter terechtzitting, vat de kinderrechter daarom op als een verzoek tot voorlopige machtiging tot gesloten jeugdzorg. Een machtiging tot plaatsing in een voorziening voor gesloten jeugdzorg kan op grond van artikel 29b Wet op de jeugdzorg (WJZ) - voor zover hier van belang - slechts worden verleend indien de jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt onder toezicht is gesteld (lid 2 onder a) en de jeugdige bovendien ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken (lid 3). Een machtiging kan voorts slechts worden verleend indien de betrokken stichting een besluit als bedoeld in artikel 6, lid 1, WJZ heeft genomen, dat strekt tot verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, en heeft verklaard dat zich een geval als bedoeld in het derde lid voordoet (artikel 29b, lid 4, WJZ). [minderjarige] is onder toezicht gesteld en bjz heeft op 26 juni 2009 een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6, lid 1, WJZ. Bjz heeft voorts verklaard dat zich een geval als bedoeld in artikel 29b, lid 3, WJZ voordoet. Aan de vereisten van artikel 29b, lid 2 en lid 4 WJZ is daarmee voldaan. Nu de kinderrechter het verzoek van bjz opvat als een verzoek tot een voorlopige machtiging tot gesloten jeugdzorg, kan de uitzondering als bedoeld in artikel 29c, lid 4, WJZ, zich voordoen. Deze uitzondering houdt in dat de instemming van een gedragswetenschapper achterwege kan blijven, indien onderzoek van de jeugdige feitelijk onmogelijk is. Ten aanzien van de feitelijke onmogelijkheid vermeldt de verklaring dat [minderjarige] noch het gesprek met de gezinsvoogd noch met de gedragswetenschapper wil aangaan; zij is niet van plan om mee te werken. Op verzoek van de kinderrechter is door de gedragswetenschapper andermaal getracht om een gesprek met [minderjarige] te krijgen. Hiervoor is een huisbezoek afgesproken, maar ten tijde van de komst van de onderzoeker was [minderjarige] niet thuis. Moeder heeft op het mobiele nummer van [minderjarige] getracht contact met haar te krijgen, maar zij had op dat moment haar telefoon uitstaan. Moeder heeft vervolgens via het nummer van een vriend van [minderjarige], contact met haar gekregen en aangegeven dat een gedragswetenschapper met haar wilde spreken. [minderjarige] heeft toen even met moeder gesproken, aangegeven dat zij moeder gestoord vond dat zij via het nummer van een vriend belde en verteld dat zij moest oprotten. Ook de onderzoeker moest maar oprotten. [minderjarige] wilde niets met deze te maken hebben. Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, concludeert de kinderrechter dat bovengenoemde uitzondering ex artikel 29c, lid 4, WJZ zich in onderhavig zaak voordoet. Bjz en de gedragswetenschapper hebben voldoende ondernomen om een gesprek tussen [minderjarige] en de onderzoeker te initiëren. Dat het niet gelukt is om [minderjarige] te horen, is, naar het oordeel van de kinderrechter, niet veroorzaakt door omstandigheden die binnen de risicosfeer van de gedragswetenschapper zelf lagen, maar door de onbereidheid hiertoe en weigerachtige houding van [minderjarige]. Op grond van de overgelegde stukken alsmede het verhandelde ter zitting is de kinderrechter van oordeel, dat [minderjarige] ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en dat de plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg dringend en onverwijld noodzakelijk is om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de benodigde zorg zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. De kinderrechter is voorts van oordeel dat [minderjarige] direct of vlak na de plaatsing alsnog door een gedragswetenschapper dient te worden onderzocht. Bjz wordt verzocht deze verklaring vóór de hierna te bepalen zitting te overleggen. Gelet op de spoedeisendheid van de zaak, is het van belang dat [minderjarige] zo snel mogelijk wordt geplaatst binnen de gesloten jeugdzorg. De kinderrechter heeft bij de beslissing onder meer het volgende in aanmerking genomen. De spanning in de thuissituatie is onhoudbaar; ouders zijn radeloos. [minderjarige] onttrekt zich volledig aan het gezag van ouders en werkt niet mee met bjz. [minderjarige] heeft psychiatrische problematiek (ODD/CD). Gedragsmatig uit deze zich door woedeaanvallen waarbij zij gaat slaan, schoppen, vloeken, dreigen, stelen en dingen kapot maken. Tevens is er sprake van wegloopgedrag. Er zijn meerdere mutaties van [minderjarige] bij de politie bekend in verband met overlast, geweld, huiselijk geweld en weglopen. In emotioneel opzicht is [minderjarige] volgens de gedragswetenschapper te typeren als een meisje met mogelijke gebrekkige agressieregulatievaardigheden. [minderjarige] gaat sinds februari 2009 niet meer naar school en heeft geen dagbesteding. Daarnaast is haar dag- en nachtritme verstoord; overdag ligt zij veel in bed en 's nachts gaat zij vaak weg. Zij gaat om met oudere jongens die haar negatief beïnvloeden. [minderjarige] blowt regelmatig en drinkt af en toe alcohol. Er zijn aanwijzingen dat [minderjarige] mogelijk verstrikt zit in het loverboycircuit. Gelet op het voorgaande is het duidelijk dat [minderjarige] ondersteuning nodig heeft bij haar sociaal-emotionele problematiek, bij het aanbrengen van structuur in de dag, het stimuleren van weer naar school gaan en het creëren van een toekomstperspectief. Het lukt [minderjarige] niet om gebruik te maken van de verschillende vormen van hulpverlening dan wel wordt door haar geweigerd hiervan gebruik te maken. Hiermee onttrekt zij zich aan de noodzakelijke hulpverlening. Om dit patroon te kunnen doorbreken, worden het bieden van structuur en veiligheid als vereisten gesteld, waarbij geen sprake meer is van vrijheid of vrijblijvendheid. Binnen een gesloten setting kan verder gekeken worden welke hulp en instelling aansluiten bij de problematiek van [minderjarige]. De kinderrechter zal de voorlopige machtiging verlenen voor de duur van vier weken en de beslissing over de langer verzochte duur aanhouden in afwachting van de hierna te bepalen zitting. Bjz wordt, naast het overleggen van de verklaring van de gedragswetenschapper, verzocht om de kinderrechter te rapporteren over het verloop van de 'spoeduithuisplaatsing'. Bjz wordt verzocht deze rapportage eveneens vóór de hierna te bepalen zitting te overleggen. BESLISSING verleent een voorlopige machtiging tot plaatsing van voornoemde minderjarige [minderjarige], in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, met ingang van heden, voor de duur van vier weken; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; houdt de beslissing over de langer verzochte duur van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg aan in afwachting van de hierna bepaalde zitting; stelt de minderjarige, de verzoeker en overige belanghebbenden in staat te worden gehoord op de zitting van 29 juli 2009 om 14:30 uur, in een van de zalen van het gerechtsgebouw aan het Guyotplein 1 te Groningen; verzoekt bjz om vóór de hiervoor bepaalde zitting de instemming van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 29b, lid 5, WJZ en de rapportage als hierboven vermeld aan de kinderrechter te overleggen. Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. P.W.Th. Buijtenhuijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2009. WJD Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.