Jurisprudentie
BJ5784
Datum uitspraak2009-08-21
Datum gepubliceerd2009-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002779-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002779-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een parkeerbeheerder die hem aansprak op zijn rijgedrag in de parkeergarage. Omdat de in eerste aanleg opgelegde en de in hoger beroep opnieuw gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit zal het hof een hogere straf opleggen. Verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 340 subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet van eenvoudige aard is. Beroep op noodweer wordt verworpen.
Uitspraak
Parketnummer: 24-002779-07
Parketnummer eerste aanleg: 18-652531-07
Arrest van 21 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 25 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft het op de zitting van 28 juli 2008 jegens verdachte verleende verstek vervallen verklaard.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geldboete van € 150,-. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 100,-, de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), (met kracht) heeft geduwd ten gevolge waarvan deze tegen een aantal winkelwagentjes ten val kwam, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 31 maart 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), met kracht heeft geduwd ten gevolge waarvan deze tegen een aantal winkelwagentjes ten val kwam, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Door verdachte is aangevoerd dat hij handelde uit noodweer. Hiertoe heeft verdachte aangevoerd dat hij zich geïntimideerd voelde en, ter bescherming van zichzelf en om ruimte te krijgen, [benadeelde] een duw heeft gegeven.
Het hof verwerpt het verweer. Niet aannemelijk is geworden dat gedurende het treffen tussen verdachte en aangever op 31 maart 2007 zich een situatie heeft voorgedaan waarin er ten opzichte van verdachte sprake was van een (dreigende) wederrechtelijke aanranding als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de straf gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte heeft zich op 31 maart 2007 schuldig gemaakt aan mishandeling van een parkeerbeheerder, die hem aansprak op zijn rijgedrag in de parkeergarage. Verdachte heeft de parkeerbeheerder een harde duw gegeven, waardoor deze tegen een aantal winkelwagens ten val kwam en zich bezeerde. Vervolgens is hij met zijn vriendin zijns weegs gegaan en heeft hij boodschappen gedaan, zonder zich om het welzijn van de parkeerbeheerder te bekommeren. Verdachte heeft met zijn handelen op een respectloze wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de parkeerbeheerder.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2009. Voorts heeft het hof rekening gehouden met verdachtes financiële draagkracht, voor zover daarvan ter zitting is gebleken.
Omdat de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep opnieuw gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit zal het hof een hogere straf opleggen. Het hof heeft daarbij aansluiting gezocht bij de door dit hof gehanteerde oriëntatiepunten straftoemeting, waarin ter zake van een mishandeling van onderhavige orde als uitgangspunt een geldboete van € 340,- wordt gehanteerd. Het hof acht een geldboete van € 340,- subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis niet alleen gerechtvaardigd, maar ook geboden. Het hof zal die straf aan verdachte opleggen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat de benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Daarom duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van driehonderdveertig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.