
Jurisprudentie
BJ5690
Datum uitspraak2009-08-13
Datum gepubliceerd2009-08-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1656 WUBO + 09/403 WUBO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1656 WUBO + 09/403 WUBO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Toekenning aanvraag om onder meer een uitkering toe te kennen als vervolgde in de zin van deze wet. De Raadskamer WUV heeft aan appellant op grond van zijn psychische invaliditeit, onder meer, een periodieke uitkering ingevolge de Wuv toegekend. In artikel 4 van de Wet is, voor zover hier van belang, bepaald dat door degene die op grond van zijn invaliditeit aanspraken ontleent aan de Wuv, geen aanspraken kunnen worden ontleend aan de Wet. Gelet op de onder 2.1 genoemde aanspraken van appellant op grond van de Wuv, is deze bepaling hier van toepassing. Dat verweerster en de Raadskamer WUV bij een zogenoemde samenloopaanvraag plegen te bezien - en ook in dit geval daadwerkelijk hebben bezien - op grond van welke wet voor de aanvrager het meest gunstige resultaat wordt bereikt, doet aan de toepasselijkheid van artikel 4 van de Wet niet af.
Uitspraak
08/1656 WUBO + 09/403 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Indonesië (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 13 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 27 november 2007, kenmerk BZ 8079, JZ/T60/2007 (hierna: bestreden besluit), genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet) op grond van een aanvraag van appellant van november 2006.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. In verband met een wijziging van de Wet per 15 mei 2008 heeft verweerster vervolgens over de aanvraag van appellant op 16 oktober 2008, kenmerk BA/2008, een nader besluit genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2009. De zaak is gevoegd behandeld met het beroep van appellant, nr. 08/1655 WUV. Appellant is in persoon verschenen, terwijl verweerster zich ter zitting heeft laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1942 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in november 2006, naast een aanvraag op grond van de Wet, tevens bij de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad een aanvraag ingediend om hem op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: Wuv) onder meer een uitkering toe te kennen als vervolgde in de zin van deze wet.
Deze laatste aanvraag is gehonoreerd bij besluit van 10 augustus 2007, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 december 2007. Tegen dit laatste besluit heeft appellant bij de Raad beroep ingesteld, betreffende de hoogte van de toegekende uitkering. In dit beroep heeft de Raad eveneens heden uitspraak gedaan, nr. 08/1655 WUV.
1.2. In verband met de onder 1.1 genoemde toekenning heeft verweerster de aanvraag van appellant op grond van de Wet afgewezen onder verwijzing naar de in de Wet opgenomen anticumulatiebepaling, inhoudende dat het niet mogelijk is om gelijktijdig een uitkering op grond van de Wet en op grond van de Wuv te verkrijgen. In het in Rubriek I van deze uitspraak genoemde nadere besluit van 16 oktober 2008 heeft verweerster neergelegd dat ook na de wijziging van de Wet per 15 mei 2008 die anticumulatiebepaling in de weg staat aan het toekennen aan appellant van aanspraken op grond van de Wet.
2. De Raad zal op grond van het bepaalde in de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het nader besluit van 16 oktober 2008 mede in zijn beoordeling betrekken. Ter beoordeling staat derhalve de vraag of, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, het bestreden besluit en genoemd nader besluit in rechte kunnen standhouden. Die vraag beantwoordt de Raad op grond van de navolgende overwegingen bevestigend.
2.1. Bij de hiervoor onder 1.1 genoemde besluiten van de Raadskamer WUV is aan appellant op grond van zijn psychische invaliditeit, onder meer, een periodieke uitkering ingevolge de Wuv toegekend.
2.2. In artikel 4 van de Wet is, voor zover hier van belang, bepaald dat door degene die op grond van zijn invaliditeit aanspraken ontleent aan de Wuv, geen aanspraken kunnen worden ontleent aan de Wet. Gelet op de onder 2.1 genoemde aanspraken van appellant op grond van de Wuv, is deze bepaling hier van toepassing. Dat verweerster en de Raadskamer WUV bij een zogenoemde samenloopaanvraag plegen te bezien - en ook in dit geval daadwerkelijk hebben bezien - op grond van welke wet voor de aanvrager het meest gunstige resultaat wordt bereikt, doet aan de toepasselijkheid van artikel 4 van de Wet niet af.
3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat het ingestelde beroep ongegrond dient te worden verklaard.
4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en G.F. Walgemoed als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2009.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD