Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5655

Datum uitspraak2009-08-19
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/2938 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag.


Uitspraak

08/2938 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante] wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 april 2008, 07/2136 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 19 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. A.H.H. Fuchs, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift, met bijlagen, ingediend. Bij schrijven van 26 juni 2009 zijn namens appellante medische stukken in geding gebracht, waarop door het Uwv, onder toezending van een bezwaarverzekeringsgeneeskundige rapportage, is gereageerd. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2009. Appellante is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M. Laseur, kantoorgenoot van mr. Fuchs, en H. Simoniah als tolk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M. Snijders. II. OVERWEGINGEN 1. Het Uwv heeft bij besluit van 16 oktober 2006, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 28 februari 2007 (hierna: het bestreden besluit), de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, ingaande 17 december 2006 ingetrokken, omdat de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder is dan 15 %. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust naar het oordeel van de rechtbank op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. De rechtbank heeft, in hetgeen appellante in beroep heeft gesteld, geen aanknopingspunten gevonden voor de juistheid van de stelling van appellante dat het Uwv de ernst van haar lichamelijke en psychische klachten heeft miskend. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de verzekeringsartsen op basis van eigen onderzoek, weging van informatie van behandelaars en na raadpleging van orthopedisch chirurg dr. C.F.A. Bos voor een expertise, hebben aangenomen dat er bij appellante als gevolg van spondylolysis L5-S1 sprake is van een verminderde rugbelastbaarheid en dat de geclaimde pijnklachten aan de rug geen reden geven verdergaande beperkingen aan te nemen, omdat deze klachten naar hun mening geen relatie hebben met de door Bos vastgestelde spondylolysis. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat blijkens de verklaring van de neuroloog dr. R.S. Rundervoort van 18 september 2007, dient te worden aangenomen dat appellante eerst in september 2007, ruim na de datum in geding, bekend is geraakt met een Carpaal Tunnel Syndroom (CTS). Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank als haar oordeel uitgesproken dat het Uwv genoegzaam heeft toegelicht dat de voor appellante geduide functies passend zijn. 3. Appellante heeft in hoger beroep de juistheid van de aangevallen uitspraak betwist. De rechtbank heeft naar de mening van appellante ten onrechte aangenomen dat appellante ten tijde in geding geen beperkingen ondervond van een CTS. Appellante heeft aangevoerd dat de functionaliteit van het hand- en vingergebruik ten tijde in geding reeds aanzienlijk was aangetast en dat zij om deze reden de voor haar geduide functies niet kan verrichten. Appellante heeft ter onderbouwing van haar stelling verscheidene medische stukken in geding gebracht. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit en onderschrijft de aan de aangevallen uitspraak ten grondslag liggende overwegingen. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft gesteld, brengt de Raad niet tot een ander oordeel. De Raad overweegt met betrekking tot de geclaimde beperkingen ten aanzien van hand- en vingergebruik, dat appellante bij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door drs. R. Ponsioen geen melding heeft gemaakt van handklachten. Noch uit de medische stukken van de neuroloog Rundervoort noch uit de brief van appellantes huisarts T.H. Tjiook van 12 januari 2007, en de aan deze gerichte verklaring van de behandelend fysiotherapeut M. van Erkel-Hellings, blijkt dat appellante reeds ten tijde in geding beperkingen ondervond ten gevolge van een CTS of zich voor deze klachten onder behandeling heeft gesteld. De in hoger beroep in geding gebrachte medische stukken maken dit niet anders. De Raad onderschrijft dienaangaande het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts F.L. van Duijn, zoals neergelegd in zijn rapportage van 2 juli 2009. Het Uwv heeft naar het oordeel van de Raad derhalve terecht kunnen aannemen dat appellante ten tijde in geding niet beperkt was ten aanzien van hand- en vingergebruik. Appellante heeft in hoger beroep verder geen objectieve medische gegevens ingebracht die haar stelling ondersteunen dat zij vanwege rugklachten zwaarder beperkt is dan is aangenomen door het Uwv, en dat zij tevens psychisch beperkt is te achten. 4.2. De Raad is voorts, evenals de rechtbank, van oordeel dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in overeenstemming is met de voor appellante vastgestelde belastbaarheid in de Functionele Mogelijkheden Lijst van 13 september 2006, zodat er van moet worden uitgegaan dat appellante deze functies kan verrichten. 4.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 4.4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009. (get.) C.P.M. van de Kerkhof. (get.) M.A. van Amerongen. TM