
Jurisprudentie
BJ5646
Datum uitspraak2009-08-19
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers428714 / HA ZA 09-1670
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers428714 / HA ZA 09-1670
Statusgepubliceerd
Indicatie
In dit incidentele vonnis van de meervoudige kamer is afgewezen de vordering van de Staat om deze zaak wegens de nauwe samenhang te voegen met de zaak die tegen de Staat is aangebracht door de Stichting FortisEffect en anderen. Weliswaar is sprake van enige samenhang tussen de beide zaken, maar dat weegt niet op tegen het risico dat de behandeling van de gevoegde zaken onaanvaardbaar zou worden vertraagd, dat de zaken onnodig complex zouden worden en dat het proces onhanteerbaar zou worden. De Staat is veroordeeld in de kosten van het incident. De bodemzaak staat nu op de rol van 16 september 2009 voor conclusie van antwoord.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Meervoudige civiele kamer
zaaknummer / rolnummer: 428714 / HA ZA 09-1670
Vonnis van 19 augustus 2009
in de zaak van
1. de vereniging
VERENIGING VEB NCVB,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. de vennootschap naar Belgisch recht
DEMINOR INTERNATIONAL CVBA,
gevestigd te Brussel (België),
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. J.M.K.P. Cornegoor,
tegen
1. DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. A.R.J. Croiset van Uchelen,
en
2. de naamloze vennootschap
FORTIS N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de vennootschap naar Belgisch recht
FORTIS SA/NV,
gevestigd te Brussel (België),
4. de naamloze vennootschap
FORTIS INSURANCE N.V.,
gevestigd te Utrecht,
5. de naamloze vennootschap
FORTIS INSURANCE INTERNATIONAL N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. H.J. de Kluiver,
en
6. de vennootschap naar Belgisch recht
FORTIS BANK SA/NV,
gevestigd te Brussel (België),
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk VEB c.s. genoemd. Gedaagde onder 1 wordt hierna de Staat genoemd. Gedaagden onder 2 tot en met 5 worden hierna gezamenlijk Fortis c.s. genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 24 en 27 april 2009, met producties,
- de conclusie van antwoord aan de zijde van Fortis Bank SA/NV,
- de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 222 Rv aan de zijde van de Staat, met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord aan de zijde van VEB c.s.,
- de incidentele conclusie van antwoord aan de zijde van Fortis c.s.,
- de incidentele conclusie van antwoord aan de zijde van Fortis Bank SA/NV.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling
in het incident
2.1. De Staat vordert dat de hoofdzaak (hierna: de zaak van VEB c.s.) wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 426224 / HA ZA 09-1362 (hierna: de zaak van FortisEffect).
De Staat stelt daartoe, samengevat, dat dezelfde feiten, verwijten en schade in de beide zaken aan de orde zijn en dat hij belang heeft bij een doelmatige procesvoering waarbij het risico van tegenstrijdige beslissingen wordt uitgesloten, zodat de zaak van VEB c.s. en de zaak van FortisEffect moeten worden gevoegd. De Staat wijst ook op de mogelijkheid van tijdrovende bewijslevering in de beide zaken met het betoog dat afstemming doelmatig en gewenst is.
2.2. VEB c.s. en Fortis c.s. voeren verweer. Fortis Bank SA/NV heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3. Voorop moet worden gesteld dat de zaak van VEB c.s. tot op zekere hoogte verknocht is met de zaak van FortisEffect, nu in de beide zaken de overname van de Nederlandse onderdelen van het Fortis-concern door de Staat op 3 oktober 2008 en de voorgeschiedenis daarvan aan de orde zijn.
2.4. Daartegenover staat dat in de zaak van FortisEffect wezenlijk andere vorderingen zijn ingesteld dan in de zaak van VEB c.s. In de zaak van FortisEffect is gevorderd voor recht te verklaren dat besluiten nietig zijn in het licht van artikel 2:107a van het Burgerlijk Wetboek en gedaagden te veroordelen tot ongedaanmaking van die besluiten. In de zaak van VEB c.s. zijn daartoe strekkende vorderingen niet ingesteld en is het (primair) gevorderde toegespitst op een verklaring voor recht dat de Staat misbruik heeft gemaakt van omstandigheden en aldus onrechtmatig heeft gehandeld en schadeplichtig is.
Bovendien is de grondslag van het gevorderde in de zaak van VEB c.s. toegespitst op het gestelde misbruik van omstandigheden, terwijl in de zaak van FortisEffect (ook) de gestelde misleiding van het publiek in september en oktober 2008 een rol speelt.
Verder voert de Staat in de zaak van FortisEffect formele verweren, bijvoorbeeld met betrekking tot artikel 3:305a BW en de geldigheid van de cessies waarop de eisende partijen zich beroepen. Deze verweren zien specifiek op elke eisende partij en kunnen voor iedere eisende partij nopen tot onderzoek. Onzeker is of soortgelijke verweren in de zaak van VEB c.s. zullen worden gevoerd.
Ten slotte is een door FortisEffect ingediend verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor aanhangig, waarover nog geen eindbeslissing is gegeven. Indien dit verzoek wordt toegewezen en de eisende partijen in de zaak van FortisEffect de uitkomst van de te houden getuigenverhoren wensen af te wachten alvorens voort te procederen, dan kan dit leiden tot (ernstige) vertraging in de zaak van FortisEffect.
2.5. Al met al wegen de door de Staat gestelde belangen niet op tegen het risico, in het geval van voeging van de beide zaken, dat de behandeling van de gevoegde zaken onaanvaardbaar wordt vertraagd, dat de zaken onnodig complex worden en dat het proces onhanteerbaar wordt.
2.6. Het voorgaande betekent dat de incidentele vordering zal worden afgewezen.
2.7. De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld. Die kosten worden aan de zijde van VEB c.s., Fortis c.s. en Fortis Bank SA/NV telkens begroot op € 452,00 aan salaris advocaat.
in de hoofdzaak
2.8. Fortis SA/NV heeft reeds van antwoord gediend. De zaak zal naar de rol van 16 september 2009 worden verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de Staat en van Fortis c.s.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt de Staat in de kosten van het incident, aan de zijde van VEB c.s. tot op heden begroot op € 452,00,
3.3. veroordeelt de Staat in de kosten van het incident, aan de zijde van Fortis c.s. tot op heden begroot op € 452,00,
3.4. veroordeelt de Staat in de kosten van het incident, aan de zijde van Fortis Bank SA/NV tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
3.5. verwijst de zaak naar de rol van 16 september 2009 voor conclusie van antwoord aan de zijde van de Staat en van Fortis c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzitter, en mrs. K.A. Brunner en L.S. Frakes, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2009.?