Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5640

Datum uitspraak2009-08-04
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/6496 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aanvraag bijstandsuitkering naar norm alleenstaande afgewezen. Gezamenlijke huishouding.


Uitspraak

08/6496 WWB Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 25 september 2008, 07/9423 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: College) Datum uitspraak: 4 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2009. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.H. van Bolhuis, werkzaam bij de gemeente ’s-Gravenhage. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Bij besluit van 24 juli 2007 heeft het College de aanvraag van appellant van 4 juni 2007 om bijstand naar de norm voor een alleenstaande afgewezen op de grond dat uit onderzoek is gebleken dat appellant een gezamenlijke huishouding voert met [naam partner]. 1.2. Bij besluit van 5 november 2007 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 24 juli 2007 ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 5 november 2007 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat het hoofdverblijf van appellant in de woning van [partner ] niet in geding is, zodat gelet op de in artikel 3, derde lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) genoemde criteria, moet worden beoordeeld of sprake is van wederzijdse zorg. De rechtbank is van oordeel dat de gedingstukken, waaronder de, met behulp van een tolk, afgelegde verklaring van appellant over zijn woon- en leefsituatie een toereikende grondslag bieden voor het standpunt van het College dat appellant een gezamenlijke huishouding in de zin van de WWB voert met [partner ], zodat de aanvraag om bijstand voor een alleenstaande terecht is afgewezen. 3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. 4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. 4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. 4.2. In hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. 4.3. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging op gronden in aanmerking. 5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en J.J.A. Kooijman en O.L.H.W.I. Korte als leden, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2009. (get.) G.A.J. van den Hurk. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip gezamenlijke huishouding. DW