
Jurisprudentie
BJ5556
Datum uitspraak2009-08-26
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers844814 / CV EXPL 09-2617
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers844814 / CV EXPL 09-2617
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Beding in algemene voorwaarden dat overeenkomst stilzwijgend met vijf jaar wordt verlengd, tenzij twaalf maanden voor het einde van de overeenkomst wordt opgezegd, is, gelet op de omstandigheden van het geval, ook jegens professionele wederpartij onredelijk bezwarend.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Leiden
HJS
Rolnr.: 844814 / CV EXPL 09-2617
Datum: 26 augustus 2009
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap Vitrina B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eisende partij,
gemachtigde: J. van der Kwaak (Rechtskundig Adviesbureau Hoorn),
tegen
de besloten vennootschap [bedrijf] B.V.,
gevestigd te [plaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr.drs. M. de Beijer (DAS Rechtsbijstand).
Partijen worden aangeduid als "Vitrina" en "[gedaagde]".
Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 1 april 2009 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties.
Na conclusie van antwoord is een inlichtingen- en schikkingscomparitie gelast.
De comparitie is gehouden op 28 juli 2009; van het verhandelde is aantekening gehouden.
Feiten
Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken gaat de kantonrechter van het volgende uit.
Vitrina verhuurt reclamepanelen op rolstoelen in ziekenhuizen. Op een rolstoel bevinden zich drie panelen: één op de rug en één aan elke zijkant van de rolstoel.
Eind augustus 2002 heeft Vitrina met [gedaagde] een overeenkomst gesloten tot verhuur van de reclamepanelen op één rolstoel in het Diaconessenziekenhuis te Leiden. De overeenkomst is ingegaan op 11 december 2002.
Artikel 2 van de overeenkomst bepaalt, voor zover van belang: "De reclameovereenkomst wordt aangegaan voor een periode van vijf jaar (...). De reclameovereenkomst wordt telkenmale stilzwijgend verlengd voor een periode van vijf jaar, tenzij een van beide partijen de overeenkomst bij aangetekende brief twaalf maanden voor het verstrijken van de huurperiode heeft opgezegd".
De huurprijs voor de reclamepanelen bedraagt € 1.100,00 per jaar exclusief BTW. Omdat [gedaagde] de huur voor vijf jaar in één keer vooruit heeft betaald, heeft zij een korting op de huurprijs gekregen van één jaar.
Partijen hebben gedurende de eerste vier jaren van de overeenkomst geen contact met elkaar gehad.
In januari 2007 heeft Vitrina telefonisch contact opgenomen met [gedaagde] om te informeren of [gedaagde] voor de komende periode van vijf jaar een wijziging van de reclamepanelen wenste. Zij heeft [gedaagde] daarna per brief van 31 januari 2007 geïnformeerd over de kosten van een eventuele wijziging.
Op 13 februari 2007 heeft [gedaagde] Vitrina het volgende geschreven: "Volgens onze medewerker de heer [A.] blijken de reacties op de gebruikte reclamewijze zeer minimaal te zijn. Wij menen dan ook dat het wederom starten van een periode van 5 jaar niet wenselijk is voor ons bedrijf. Conform onze evaluatie-afspraak met de heer [B.] verzoeken wij u dan ook om onze reclamepanelen m.i.v. september 2007 beschikbaar te stellen voor andere bedrijven of instanties en zullen wij ook geen gebruik maken van uw nieuwe voorstel".
Vitrina heeft hierop bij brief van 20 februari 2007 als volgt gereageerd: "Conform artikel 2 van de onderhavige standaard vijfjarige overeenkomst is deze verlengd met een periode van vijf jaar. Uw huidige contractstermijn is van kracht tot 11 december 2012".
Partijen hebben vervolgens uitvoerig gecorrespondeerd over deze kwestie.
Bij brief van 22 mei 2007 heeft de gemachtigde van [gedaagde], met inachtneming van een opzegtermijn van een jaar, de overeenkomst opgezegd per 11 december 2008. Vitrina heeft vastgehouden aan opzegging per 11 december 2012.
[gedaagde] heeft de huur over de periode van 11 december 2007 tot 11 december 2008 voldaan.
Op 1 oktober 2008 heeft Vitrina [gedaagde] een factuur gestuurd voor huur over de periode van 11 december 2008 tot 11 december 2009. De huur bedraagt € 1.100,00 exclusief BTW, of te wel € 1.309,00. [gedaagde] heeft deze factuur, ook na aanmaning door de gemachtigde van Vitrina, niet voldaan.
Vordering
Vitrina vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.309,00, te vermeerderen met de contractuele rente van 1 % per maand vanaf 1 november 2008, een bedrag van € 300,00 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Vitrina baseert haar vordering op de feiten en vordert nakoming van de (stilzwijgend verlengde) overeenkomst.
Verweer
[gedaagde] voert verweer, dat hierna zal worden besproken.
Beoordeling
Tussen partijen is niet in geschil dat artikel 2 van de overeenkomst een algemene voorwaarde is in de zin van artikel 231, aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Volgens [gedaagde] is artikel 2 onredelijk bezwarend en daarom vernietigbaar. Ter onderbouwing van haar verweer heeft [gedaagde] onder andere een beroep gedaan op artikel 6:236, aanhef en onder j BW en artikel 6:237, aanhef en onder l BW. Vitrina heeft betwist dat deze bepalingen van toepassing zijn, omdat [gedaagde] geen consument is.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De bepalingen waarop [gedaagde] een beroep doet, zijn van dwingend recht voor de rechtsverhouding tussen bedrijven en consumenten. Indien de wederpartij van de gebruiker van de algemene voorwaarden geen consument is, maar een met de consument vergelijkbare positie inneemt, komt aan deze bepalingen zogenaamde reflexwerking toe, zodat de wederpartij toch een beroep kan doen op deze bepalingen.
[gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat het optiekbedrijf dat zij in 2002 voerde was gevestigd in een huurpand, dat zij destijds 3 FTE in dienst had en dat de winst voor belastingen over 2002 € 27.077,00 bedroeg. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt hieruit weliswaar dat [gedaagde] een kleine ondernemer was, maar niet dat [gedaagde] in de verhouding tot Vitrina een met een consument vergelijkbare positie innam. In dat verband is allereerst de rechtsvorm van [gedaagde] van belang; een besloten vennootschap staat immers op grotere afstand van een consument dan bijvoorbeeld een eenmanszaak. Voorts is van belang dat de onderhavige overeenkomst de huur van reclameruimte betreft, wat voor een middenstandsbedrijf een gebruikelijke, maar voor een consument een zeer ongebruikelijke transactie is. Gelet op die omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] geen beroep kan doen op genoemde bepalingen.
Dat betekent dat de vraag of artikel 2 onredelijk bezwarend is, moet worden beantwoord aan de hand van de open norm van artikel 6:233, aanhef en onder a BW. Op grond van deze bepaling is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij.
[gedaagde] heeft in dit verband aangevoerd dat een opzegtermijn van een jaar mogelijk verdedigbaar is, maar dat een dergelijke opzegtermijn in combinatie met een verlenging met vijf jaar onredelijk bezwarend is. Bovendien is het beding onredelijk bezwarend omdat Vitrina pas na het verstrijken van de opzegtermijn contact met [gedaagde] heeft opgenomen over de verlenging en omdat [gedaagde] met haar opzeggingen in februari en in mei 2007 een afdoende opzegtermijn in acht heeft genomen.
Vitrina heeft aangevoerd dat haar belang bij een opzegtermijn van een jaar is dat zij tijd nodig heeft om een nieuwe huurder te zoeken. Haar belang bij een verlenging met vijf jaar is het volgende. Vitrina verhuurt reclamepanelen in tachtig ziekenhuizen door heel Nederland. De vertegenwoordigers van Vitrina werken een bepaalde periode in een regio en gaan daarna door naar een volgende regio. Zo komt ééns in de vijf jaar elke regio aan bod. Volgens Vitrina is het toeval dat zij pas na het verstrijken van de opzegtermijn contact met [gedaagde] heeft opgenomen. Voor hetzelfde geld had zij dit enkele weken voor het verstrijken van de opzegtermijn gedaan. Met de ene klant heeft Vitrina gedurende de looptijd van een overeenkomst nou eenmaal meer contact dan met de andere.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een overeenkomst voor huur van reclameruimte is in beginsel niet van dien aard dat daarvoor noodzakelijkerwijs een lange opzegtermijn en een lange termijn van stilzwijgende verlenging moet gelden. Immers, reclame is een middel dat over het algemeen flexibel wordt ingezet. Een dergelijke huurovereenkomst wijkt wat dat betreft af van bijvoorbeeld een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte, die juist stabiliteit en zekerheid moet bieden, en waarvoor dus langere termijnen gelden.
Met betrekking tot de opzegtermijn geldt het volgende. Artikel 6:237, aanhef en onder l BW bepaalt dat een beding dat de wederpartij aan een opzegtermijn bindt die langer is dan drie maanden, jegens een consument wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Hoewel dit artikel, zoals hiervoor is overwogen, niet rechtstreeks van toepassing is, geeft het wel een indicatie van een redelijke opzegtermijn. Met de onderhavige opzegtermijn van een jaar wordt de in dit artikel genoemde termijn fors overschreden. Vitrina heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij belang heeft bij een lange opzegtermijn. [gedaagde] heeft dit erkend. [gedaagde] heeft echter bij haar opzegging in februari 2007 een opzegtermijn van tien maanden in acht genomen en bij haar opzegging in mei 2007 zelfs een opzegtermijn van meer dan negentien maanden. Deze termijnen moeten naar het oordeel van de kantonrechter ruimschoots voldoende worden geacht om een nieuwe huurder te vinden.
In verband met de opzegtermijn is voorts het volgende van belang. [gedaagde] heeft gedurende de eerste vier jaar van de overeenkomst niets van Vitrina vernomen. Doordat zij de huur voor vijf jaar in één keer vooruit had betaald, ontving [gedaagde] bijvoorbeeld geen jaarlijkse facturen. Aldus was er voor [gedaagde] niet elk jaar een moment waarop zij aan de overeenkomst en de bijbehorende opzegtermijn werd herinnerd. Vitrina was zich kennelijk wel bewust van het moment waarop de opzegtermijn zou verstrijken. Zij heeft immers kort na dit moment contact met [gedaagde] opgenomen over de komende periode van vijf jaar. De kantonrechter acht het weinig aannemelijk dat het inderdaad toeval is dat Vitrina pas na het verstrijken van de opzegtermijn contact met [gedaagde] heeft opgenomen. Vitrina heeft wat dat betreft, gelet op het tijdsverloop, de schijn tegen. Echter, indien wel sprake is van toeval, heeft dat tot gevolg dat de ene klant van Vitrina nog wel de mogelijkheid krijgt om op tijd op te zeggen en de andere niet. In dat geval is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een onaanvaardbare willekeur.
Wat betreft de termijn van verlenging overweegt de kantonrechter als volgt. Artikel 6:236, aanhef en onder j BW bepaalt dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van zaken of tot het geregeld doen van verrichtingen, een beding in de algemene voorwaarden dat leidt tot een verlenging met meer dan een jaar, jegens een consument onredelijk bezwarend is. Hoewel ook dit artikel, zoals hiervoor is overwogen, niet rechtstreeks van toepassing is, en bovendien niet ziet op huurovereenkomsten, geeft het wel een indicatie van een redelijke termijn van stilzwijgende verlenging. Met de onderhavige verlenging met vijf jaar wordt de in dit artikel genoemde termijn fors overschreden. Ook voor huurovereenkomsten, anders dan die betreffende bedrijfsruimte, geldt dat een verlenging met vijf jaar ongebruikelijk lang is.
De kantonrechter verwerpt het beroep van Vitrina op haar belang bij een verlenging met vijf jaar. Niet is gesteld of gebleken dat dit belang van Vitrina voor [gedaagde] kenbaar was, zodat dit belang reeds om die reden niet kan meewegen.
Gelet op al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat artikel 2 van de overeenkomst onredelijk bezwarend is jegens [gedaagde]. De stelling van Vitrina dat zij [gedaagde] voor het aangaan van de overeenkomst uitdrukkelijk op het beding heeft gewezen - welke stelling door [gedaagde] is betwist - kan daar niet aan afdoen. Voor zover de juistheid van deze stelling al zou komen vast te staan, geldt immers dat dit slechts één van de relevante omstandigheden is die moet worden afgewogen tegen alle overige hierboven genoemde omstandigheden. Dit betekent dat het beroep van [gedaagde] op vernietiging van het beding, slaagt.
Hieruit volgt dat de overeenkomst niet met vijf jaar is verlengd en dat [gedaagde] de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd per 11 december 2008. Nu [gedaagde] de huur tot deze datum heeft voldaan, heeft Vitrina niets meer van [gedaagde] te vorderen. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Vitrina wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde].
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Vitrina in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 300,00 voor gemachtigdensalaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. H.J. Schaberg en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2009