
Jurisprudentie
BJ5546
Datum uitspraak2009-08-19
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901469/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901469/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college) [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de voorgevel van het pand aan de [locatie] te Enschede (hierna: het pand).
Uitspraak
200901469/1/H1.
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Enschede,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 21 januari 2009 in zaak nr. 08/639 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Enschede.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college) [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de voorgevel van het pand aan de [locatie] te Enschede (hierna: het pand).
Bij besluit van 15 mei 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 januari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 maart 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 maart 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en het college, vertegenwoordigd door M.H.J. Hassink, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In het pand is een autopoetsbedrijf gevestigd. Het bouwplan voorziet in het vervangen van een in de voorgevel van het pand aanwezige overheaddeur door een grotere.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat het bouwplan in strijd is met de bouwverordening van de gemeente Enschede (hierna: de bouwverordening).
[appellant] voert daartoe aan dat ten gevolge van het bouwplan het bestaande tekort aan parkeerplaatsen in strijd met artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening toeneemt. Tevens voert [appellant] aan dat ten gevolge van het bouwplan de bestaande hinder die hij van het autopoetsbedrijf ondervindt in strijd met artikel 7.3.2 van de bouwverordening wordt vergroot en dat er in strijd met de artikelen 6.2.2. en 6.4.1. van de bouwverordening auto's met benzinetanks en lpg-installaties in de nabijheid van het pand zijn geparkeerd zodat sprake is van brandgevaar voor de omwonenden.
2.2.1. Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Ingevolge artikel 7.3.2. van de bouwverordening is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken waardoor:
a. overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;
b. op voor omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein;
c. instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt.
Niet van toepassing is het vorenstaande, indien en voor zover het betreft nadelige gevolgen voor het milieu waarop de Wet milieubeheer of enig in deze wet genoemde wet van toepassing is.
Ingevolge artikel 6.2.2., eerste lid, van de bouwverordening is in, op of nabij een bouwwerk geen in bijlage 5 aangewezen brandgevaarlijke stof aanwezig.
Ingevolge artikel 6.4.1., van de bouwverordening is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:
a. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid
b. brandgevaar wordt veroorzaakt;
c. het vluchten wordt belemmerd.
Niet van toepassing is het vorenstaande, indien en voor zover het betreft nadelige gevolgen voor het milieu waarop de Wet milieubeheer of enig in deze wet genoemde wet van toepassing is.
2.2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 22 november 2006 in zaak nr. 200606965/1), dient bij de beantwoording van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de realisering van het bouwplan. Een reeds bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten.
2.2.3. Gelet op de aard van het bouwplan is niet gebleken dat als gevolg van de realisering ervan de parkeerbehoefte zal toenemen. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening. Voorts betoogt [appellant] tevergeefs dat het bouwplan in strijd is met het bepaalde in de artikelen 7.3.2., 6.2.2., eerste lid, en 6.4.1. van de bouwverordening. Dit betreffen geen voorschriften omtrent bouwen waaraan een bouwaanvraag moet worden getoetst.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de in het bouwplan voorziene gevelwijziging niet in strijd is met de bouwverordening.
2.3. Ten slotte is, anders dan [appellant] stelt, niet gebleken dat het bouwplan in strijd is met het Bouwbesluit 2003, dan wel dat het college voor de gronden waarop het perceel is gelegen een voorbereidingsbesluit heeft genomen. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college ten onrechte bouwvergunning heeft verleend.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009
17-543.