
Jurisprudentie
BJ5540
Datum uitspraak2009-08-19
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808702/1/H2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808702/1/H2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 14 juli 2007 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) het voorschot zorgtoeslag ingevolge de Wet op de zorgtoeslag van [appellant] voor 2006 herzien en daarmee op nihil vastgesteld alsmede € 403,00 teruggevorderd.
Uitspraak
200808702/1/H2.
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 oktober 2008 in zaak nr. 07/7922 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2007 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) het voorschot zorgtoeslag ingevolge de Wet op de zorgtoeslag van [appellant] voor 2006 herzien en daarmee op nihil vastgesteld alsmede € 403,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 11 september 2007 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 oktober 2008, verzonden op 21 oktober 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 december 2008.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.P. Sanchez Montoto, advocaat te Wassenaar, en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. Schütz, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) heeft, indien aan een vreemdeling tijdens een rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e, en l, van de Vreemdelingenwet 2000 een tegemoetkoming is toegekend, de omstandigheid dat hij aansluitend aan dit verblijf rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdeel g of h, van die wet niet tot gevolg dat hij daardoor zijn aanspraak verliest op eenzelfde tegemoetkoming gedurende de periode van laatstgenoemd verblijf.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de Belastingdienst de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge het vijfde lid kan een herziening van het voorschot leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, kan de Belastingdienst een toegekende tegemoetkoming herzien op grond van feiten of omstandigheden waarvan de Belastingdienst bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming vermoedelijk tot een te hoog bedrag is toegekend, of indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist op behoorde te weten.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst het voorschot zorgtoeslag mocht herzien en het door hem ontvangen bedrag mocht terugvorderen. In dit verband voert [appellant] aan dat de Belastingdienst, hoewel hij ten tijde van belang geen rechtmatig verblijf had en de Belastingdienst daarvan op de hoogte had kunnen zijn, hem in strijd met artikel 21, eerste lid, van de Awir, een voorschot zorgtoeslag heeft toegekend en dat de Belastingdienst in strijd handelt met het vertrouwensbeginsel door het voorschot zorgtoeslag te herzien en terug te vorderen.
2.3. Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 juli 2009 in zaak nr. 200808882/1), vloeit uit het bepaalde in artikel 16, eerste lid, gelezen in samenhang met het vierde lid, van de Awir, voort dat aan de verlening van een voorschot geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van voormelde bepaling (Kamerstukken II, vergaderjaar 2004/05, 29 764, nr. 3, p. 48 en 49) kan worden afgeleid dat bedoeld is dat een verleend voorschot kan worden herzien, indien na de verlening blijkt dat dit tot een hoger of lager bedrag is toegekend, dan dat waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld. Dat is in dit geval niet anders. Het beroep van appellant op artikel 21, eerste lid, Awir, kan niet slagen omdat dit artikel ziet op toegekende tegemoetkomingen en niet op voorschotten. Voorts leidt artikel 9, eerste lid, van de Awir er niet toe dat de Belastingdienst gehouden was de verblijfsstatus van [appellant] vast te stellen alvorens hij over toekenning van een voorschot zorgtoeslag kon besluiten. Dat [appellant] een voorschot is toegekend betekent dan ook niet dat [appellant] erop mocht vertrouwen dat zijn onrechtmatig verblijf hem niet meer zou worden tegengeworpen. Voorts kan [appellant] ook aan zijn stelling dat hij een WAO-uitkering ontvangt geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat een met het voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009
47-616.