
Jurisprudentie
BJ5515
Datum uitspraak2009-08-19
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808589/1/H2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808589/1/H2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij afzonderlijke besluiten van 6 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college) verzoeken van [appellanten A] en van [appellanten B] om vergoeding van planschade afgewezen.
Uitspraak
200808589/1/H2.
Datum uitspraak:19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten A], [appellanten B], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 november 2008 in de zaken nrs. 08/2409 en 08/2410 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom.
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 6 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college) verzoeken van [appellanten A] en van [appellanten B] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij afzonderlijke besluiten van 25 april 2008 heeft het college de door [appellanten A] en [appellanten B] (hierna ook: [appellanten]) daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) de door [appellanten] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 januari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2009, waar [appellant A] in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J.W.P. Rampaart-Verbeek en drs. G.C. Kosters, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente Bergen op Zoom, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals die bepaling tot 1 juli 2008 luidde en voor zover thans van belang, kennen burgemeester en wethouders, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. [appellanten A] hebben op 15 april 1996 het perceel, kadastraal bekend [gemeente], sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie 1] te [plaats], gekocht. [appellanten B] hebben op 16 september 1995 het perceel, kadastraal bekend [gemeente], sectie […], nummer […], plaatselijk bekend [locatie 2] te [plaats], gekocht.
Aan de verzoeken om vergoeding van planschade hebben zij ten grondslag gelegd dat het bestemmingsplan 'De Schans 2000' dat op 28 juni 2001 door de raad der gemeente Bergen op Zoom is vastgesteld, het realiseren van een appartementengebouw van vijf bouwlagen met een kap op de gronden ten oosten van de Zoutendamseweg, op korte afstand van de woonhuizen, mogelijk heeft gemaakt en dat dit appartementengebouw hun woongenot heeft aangetast en de waarde van hun perceel heeft verminderd.
2.3. Niet in geschil is dat [appellanten] door de planologische wijziging in een planologisch nadeliger situatie zijn komen te verkeren en dientengevolge schade lijden.
Het college heeft de door de planologische wijziging veroorzaakte schade, in navolging van uitgebrachte adviezen van Adviesbureau bestuursrechtelijke schadevergoedingen [appellant B] van 10 mei 2007 en 8 januari 2008, voor hun rekening gelaten, omdat de wijziging op grond van het bestemmingsplan 'De Schans 1983' van 19 september 1985 ten tijde van de aankoop van de percelen voorzienbaar was, zodat zij daarmee rekening hebben kunnen houden.
2.4. [appellanten] betogen dat de rechtbank, door te overwegen dat zij op grond van het bestemmingsplan 'De Schans 1983' van 19 september 1985 rekening hadden moeten houden met de kans dat de planologische situatie in negatieve zin zou gaan veranderen, heeft miskend dat de gronden ten oosten van de Zoutendamseweg in het bestemmingsplan 'De Schans, partiële herziening 1989' van 21 februari 1989 en het bestemmingsplan 'De Schans 3e en 4e fase' van 27 oktober 1991 niet als mogelijke toekomstige uitbreidingslocatie voor woonwijk De Schans zijn vermeld en dat woningbouw op die gronden volgens het door de raad der gemeente Halsteren op 28 november 1996 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Halsteren' is uitgesloten.
2.4.1. Ingevolge artikel 11, onder A, van de voorschriften bij laatstgenoemd bestemmingsplan zijn de gronden die op plankaart 1 voor 'agrarische hoofdstructuur' zijn aangewezen, bestemd voor een duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening, behoud en/of herstel van ruimtelijk-structurele, landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden of recreatief medegebruik. Voor zover deze gronden van de aanduiding 'kernrandzone' zijn voorzien, zijn deze tevens van belang als overgangszone tussen buitengebied en bestaand of in de naaste toekomst te realiseren stedelijk gebied.
Ingevolge artikel 11, onder B, mogen op de tot 'agrarische hoofdstructuur' bestemde gronden enkel worden gebouwd bouwwerken van beperkte omvang ten behoeve van een agrarisch bedrijf, zoals een veldschuur of schuilgelegenheid, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal tweeënhalve meter en agrarische erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal twee meter.
2.4.2. Vaststaat dat het gebied ten oosten van de Zoutendamseweg in het bestemmingsplan 'Buitengebied Halsteren' voor 'agrarische hoofdstructuur' is bestemd en van de aanduiding 'kernrandzone' is voorzien. In artikel 11, onder A, van de voorschriften bij dat bestemmingsplan is bepaald dat gronden met deze aanduiding overgangszone tussen buitengebied en in de naaste toekomst te realiseren stedelijk gebied zijn, maar daaruit kan, anders dan de rechtbank op basis van het door het college gevolgde deskundigenadvies van 8 januari 2008 heeft overwogen, niet worden afgeleid dat met woningbouw op deze gronden rekening dient te worden gehouden. Volgens artikel 11, onder B, van de voorschriften is, naar het college niet heeft betwist, woningbouw in deze zone immers niet toegestaan. Ook uit de toelichting bij het bestemmingsplan valt niet af te leiden dat er voornemens zouden zijn in de toekomst tot woningbouw aldaar over te gaan.
Niet in geschil is dat het voorontwerp van het bestemmingsplan op 24 juli 1995 ter visie is gelegd en ten tijde van de aankoop van de percelen voor [appellanten] kenbaar was. Gelet daarop, heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de inzichten van het bestemmingsplan 'De Schans 1983' over woningbouw in het gebied ten oosten van de Zoutendamseweg in 1996 nog steeds actueel waren en dat [appellanten] de planologische wijziging ten tijde van de aankoop van de percelen dan ook hadden kunnen voorzien.
Het betoog slaagt.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de door [appellanten] tegen de besluiten van het college van 25 april 2008 ingestelde beroepen gegrond verklaren. Die besluiten komen voor vernietiging in aanmerking wegens schending van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 november 2008 in zaken nrs. 08/2409 en 2410;
III. verklaart de door [appellanten A], [appellanten B] bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom van 25 april 2008, kenmerken U08-006933 en U08-006904;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom tot vergoeding van bij [appellanten A], [appellanten B] in verband met de behandeling van de beroepen en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 185,52 (zegge: honderdvijfentachtig euro en tweeënvijftig cent);
VI. gelast dat college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom aan [appellanten A], [appellanten B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 506,00 (zegge: vijfhonderdzes euro) voor de behandeling van de beroepen en het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Hazen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009
452.