
Jurisprudentie
BJ5509
Datum uitspraak2009-08-19
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808669/1/H2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808669/1/H2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 10 juni 2008 heeft College bouw zorginstellingen (hierna: het bouwcollege) vergunning verleend aan de stichting Stichting Trajectum Hoeve Boschoord (hierna: de stichting) ten behoeve van Hoeve Boschoord voor capaciteitsuitbreiding met 12 plaatsen SGLVG-verblijf (Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt) door nieuwbouw van een boerderij te Oosterstreek en daarbij de maximaal nacalculeerbare investeringskosten vastgesteld op € 2.670.291.
Uitspraak
200808669/1/H2.
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Trajectum Hoeve Boschoord, gevestigd te Boschoord,
appellante,
en
College bouw zorginstellingen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2008 heeft College bouw zorginstellingen (hierna: het bouwcollege) vergunning verleend aan de stichting Stichting Trajectum Hoeve Boschoord (hierna: de stichting) ten behoeve van Hoeve Boschoord voor capaciteitsuitbreiding met 12 plaatsen SGLVG-verblijf (Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt) door nieuwbouw van een boerderij te Oosterstreek en daarbij de maximaal nacalculeerbare investeringskosten vastgesteld op € 2.670.291.
Bij besluit van 27 oktober 2008 heeft het bouwcollege het door de stichting tegen de hoogte van de vastgestelde nacalculeerbare kosten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 december 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 23 december 2008.
Het bouwcollege heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2009, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden, en G. Groenendijk en C. Hesse, en het bouwcollege, vertegenwoordigd door mr. J.H. Hubben, advocaat te Arnhem, en F.F.J. ten Voorde en O. Verhoeff, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft het bouwcollege meegedeeld dat het besluit van 10 juni 2008 alsnog wordt herzien, voor zover daarbij aan de stichting geen startkosten zijn toegekend. De stichting heeft daarop haar beroep voor zover het op de startkosten betrekking heeft ingetrokken.
2.2. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wet toelating zorginstellingen (hierna: de WTZi) stelt het bouwcollege op verzoek van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) prestatie-eisen vast die bij bouw in acht moeten worden genomen. De eisen behoeven de goedkeuring van de minister.
Ingevolge het tweede lid weigert de minister goedkeuring indien de prestatie-eisen niet passen in een doelmatig, voor eenieder toegankelijk en evenwichtig stelsel van gezondheidszorg.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, is voor bouw waarvoor de minister met toepassing van artikel 7 toelating heeft verleend, een vergunning vereist van het bouwcollege.
Ingevolge het tweede lid verleent het bouwcollege de vergunning voor zover de beoogde bouw:
a. overeenkomt met hetgeen waarvoor de toelating, bedoeld in artikel 7, is verleend; en
b. voldoet aan de prestatie-eisen.
Ingevolge artikel 1 van de Regeling prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, voor zover hier van belang, worden ten behoeve van nieuwbouwplannen voor AWBZ-voorzieningen prestatie-eisen vastgesteld, welke bij bouw in acht moeten worden genomen. Indien voorgenomen bouw niet voldoet aan deze prestatie-eisen verleent het bouwcollege ingevolge artikel 11, tweede lid, onder b van de WTZi geen vergunning.
Volgens paragraaf 5.3.2. van de prestatie-eisen voor nieuwbouw (hierna: de prestatie-eisen), voor zover hier van belang, zijn in de tabellen 9 - 12 de ruimtelijke toeslagen voor licht, zwaar en beveiligd, alsmede voor begeleiding en behandeling opgenomen. In tabel 13 zijn (indicatief) de financiële toeslagen opgenomen. De genoemde doelgroepen en toeslagen zijn niet uitputtend. Initiatiefnemers die menen dat voor specifieke categorieën van zorgvragers nodig is extra ruimte te creëren, moeten dit bij het indienen van de aanvraag aantonen.
2.3. De stichting betoogt dat het bouwcollege de rekenoppervlakte te laag heeft vastgesteld. Daartoe betoogt zij in de eerste plaats dat de prestatie-eisen ruimte laten om volledig rekening te houden met een bijzondere doelgroep. Het bouwcollege is er ten onrechte aan voorbijgegaan dat het hier een bijzondere doelgroep betreft waarvoor extra ruimte gecreëerd dient te worden.
2.3.1. Het bouwcollege is bij vaststelling van de rekenoppervlakte per plaats uitgegaan van specifieke bouw voor zwaar verblijf voor niet mobiele groepen. Blijkens tabel 7 van de prestatie-eisen is de bijbehorende rekenoppervlakte 54 vierkante meter. Het bouwcollege heeft voorts een ruimtelijke toeslag voor zwaar verblijf verstandelijke handicap/MCG (meervoudig complexe handicap) toegekend. Blijkens tabel 10 van de prestatie-eisen is de bijbehorende rekenoppervlakte 4,5 vierkante meter per plaats. Aldus heeft het bouwcollege een rekenoppervlakte van 58,5 vierkante meter per plaats toegekend. Het bouwcollege heeft daarmee getracht de stichting tegemoet te komen. Wordt bij het bepalen van de rekenoppervlakte uitgegaan van de mobiele groep als bedoeld in tabel 7 en de toeslag voor SGLVG-verblijf, dan valt de totale rekenoppervlakte lager uit.
De stichting stelt zich ten onrechte op het standpunt dat uit paragraaf 5.3.2. van de prestatie-eisen blijkt dat het bouwcollege, zonder af te wijken van de prestatie-eisen, naast een rekenoppervlakte voor een niet-mobiele groep een toeslag SGLVG had kunnen toekennen. In de opmerkingen in tabel 10 van de prestatie-eisen bij de toeslagen voor gedragsproblematiek, waaronder SGLVG, is bepaald dat deze toeslag alleen van toepassing is als de gehele woning of groep voor mensen met gedragsproblematiek bestemd is, dat bij deze toeslag wordt verondersteld dat het gaat om een mobiele groep en er dus geen aanspraak kan worden gemaakt op de hogere rekenoppervlakte voor niet-mobiel uit tabel 7. Dat in paragraaf 5.3.2. van de prestatie-eisen is bepaald dat de genoemde doelgroepen en toeslagen niet uitputtend zijn en dat het mogelijk is voor specifieke categorieën van zorgvragers extra ruimte te creëren, betekent niet dat daarmee is beoogd het mogelijk te maken af te wijken van de uitdrukkelijke bepaling dat de toeslag SGLVG-verblijf slechts mogelijk is voor mobiele groepen. Het toekennen van de toeslag SGLVG naast de toegekende rekenoppervlakte voor een niet-mobiele groep, is dan ook niet in overeenstemming met de prestatie-eisen.
Voor zover de stichting bedoelt te betogen dat het bouwcollege van de prestatie-eisen had moeten afwijken wegens bijzondere omstandigheden, faalt dit betoog reeds omdat de stichting dergelijke omstandigheden niet aannemelijk heeft gemaakt.
2.4. Voorts betoogt de stichting dat het bouwcollege ten onrechte geen toeslag voor inrichting van het terrein heeft betrokken bij het vaststellen van de maximaal nacalculeerbare kosten. Daartoe betoogt zij dat de tekst van de Bouwkostennota 2007 met zich brengt dat deze toeslag moet worden toegekend.
2.4.1. Volgens paragraaf 3.3 van de Bouwkostennota 2007 betreffende "Toeslagen" kan een toeslag voor de inrichting van een nieuw instellingsterrein, dan wel vervanging van de boven- en ondergrondse terreininfrastructuur van een bestaand instellingsterrein worden toegekend. De toeslag heeft geen betrekking op gebouwgebonden voorzieningen die binnen de bouwkostennorm kunnen worden gerealiseerd. De toeslag is in principe alleen van toepassing voor de inrichting van grote terreinen in de geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg. Van grote instellingsterreinen is eerst sprake als de terreingrootte meer bedraagt dan 200 vierkante meter per plaats of als het bebouwingspercentage kleiner is dan 20 procent.
2.4.2. Deze toeslag heeft betrekking op de inrichting van de onder- en bovengrondse infrastructuur van een instellingsterrein, wanneer sprake is van de noodzaak voor het aanleggen, dan wel het vervangen daarvan. Eerst dan moet worden bezien of de grootte van het instellingsterrein voldoet aan de in de Bouwkostennota 2007 gestelde eisen. Nu niet in geschil is dat in dit geval geen noodzaak is tot aanleg of vervanging van onder- of bovengrondse infrastructuur, faalt het betoog.
2.5. De stichting betoogt verder dat het college ten onrechte en ongemotiveerd heeft geweigerd af te wijken van de standaardnorm voor beveiligingskosten in de bouwkostennormen. De door het bouwcollege toegepaste beveiligingsnormen voor de verblijfscategorie "zwaar", alsook een financiële toeslag van 10% voor verzwaarde uitvoering voor ernstige gedragsstoornissen, zijn niet toereikend voor de voor de boerderij te Oosterstreek gewenste beveiligingsmaatregelen, aldus de stichting.
2.5.1. Het bouwcollege dient te handelen overeenkomstig de Bouwkostennota, tenzij bijzondere omstandigheden nopen tot afwijking daarvan.
Het bouwcollege heeft uiteengezet dat de verblijfscategorie "zwaar" in de prestatie-eisen ziet op de doelgroep van de stichting. De door de stichting gewenste beveiligingsnorm voor de verblijfscategorie "beveiligd" is bedoeld voor instellingen met een forensisch psychiatrische afdeling, forensische verslavingsafdeling en klinieken voor intensieve behandeling. De door de stichting gewenste inrichting voor SGLVG-verblijf valt daar niet onder.
Het bouwcollege heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in hetgeen door de stichting is aangevoerd geen grond is gelegen voor het oordeel dat de doelgroep van de boerderij te Oosterstreek in bijzondere mate afwijkt van de voor SGLVG-verblijf gebruikelijke doelgroep. Dat de stichting nog extra beveiligingsmaatregelen wenst aan te brengen in aanvulling op de voor deze doelgroep voorgeschreven maatregelen, zoals een bijzonder sluitplan, portiersregie, personenzoekinstallaties en dergelijke, maakt niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden. De noodzaak voor dergelijke voorzieningen wegens de specifieke kenmerken van de doelgroep is niet aannemelijk gemaakt. Het bouwcollege heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van de standaardnorm voor beveiliging van een SGLVG-verblijf.
Het betoog faalt.
2.6. Het betoog van de stichting dat het bouwcollege niet is ingegaan op haar bezwaren met betrekking tot de toeslag ondersteunende begeleiding MCG faalt eveneens. De bezwaarschriftencommissie heeft in haar advies met betrekking tot de toeslag ondersteunende begeleiding overwogen dat deze toeslag is bedoeld voor extra ruimten voor immobiele cliënten op de dagbesteding, waaronder aangepast sanitair, zorgbadkamer, ruimte voor rolstoelen etc., en dat op de overgelegde tekeningen weliswaar een dagbestedingsruimte is opgenomen, maar de bedoelde extra voorzieningen daarop niet zijn aangetroffen. Het bouwcollege heeft het advies van de bezwaarcommissie aan zijn beslissing op bezwaar ten grondslag gelegd. Gelet op hetgeen van de zijde van de stichting in bezwaar hieromtrent is aangevoerd, bestaat geen grond voor het oordeel dat de beslissing op bezwaar in zoverre onvoldoende is gemotiveerd.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009
362.