
Jurisprudentie
BJ5497
Datum uitspraak2009-08-10
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200902278/2/R2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200902278/2/R2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 24 februari 2009, no. 2009-9374, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Alkmaar (hierna: de raad) bij besluit van 4 september 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Uitbreiding Recreatiegebied Geestmerambacht" (hierna: het plan).
Uitspraak
200902278/2/R2.
Datum uitspraak: 10 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster A], gevestigd te [plaats], en [verzoekster B], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2009, no. 2009-9374, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Alkmaar (hierna: de raad) bij besluit van 4 september 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Uitbreiding Recreatiegebied Geestmerambacht" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekster A] en [verzoekster B] (hierna: [verzoekers]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 juli 2009, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door G.W. Baris en D. Van Willigen, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Jonkman, advocaat te Amsterdam, en ing. A.M. Rodenbach, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De voorzitter overweegt allereerst dat het niet op voorhand vaststaat dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep van [verzoekers] ontvankelijk zal achten, nu zij niet tijdig een zienswijze tegen het ontwerpplan hebben ingebracht bij de raad. De voorzitter sluit echter niet uit dat de Afdeling gezien de publicatie van de gemeente Langedijk eveneens met betrekking tot de uitbreiding van het recreatiegebied Geestmerambacht, het niet tijdig indienen van de zienswijze verschoonbaar zal achten. De voorzitter ziet derhalve aanleiding om voorshands van de ontvankelijkheid van het beroep van [verzoekers] uit te gaan.
2.3. Het plan voorziet in de uitbreiding van het grootschalige recreatiegebied Geestmerambacht.
2.4. [verzoekers] stellen dat de raad hen in strijd met artikel 3:43 van de Algemene wet bestuursrecht niet heeft geïnformeerd over de vaststelling van het bestemmingsplan, noch over de afdoening van hun zienswijze. Evenwel heeft het college dit punt niet in zijn afweging betrokken en heeft het plan goedgekeurd, aldus [verzoekers].
[verzoekers] wensen de bestemming voor hun percelen zelf te realiseren, mits er ter plaatse ook een landgoed met enige bebouwing mag worden ontwikkeld. [verzoekers] vrezen dat de inwerkingtreding van het plan zal leiden tot ontwikkelingen op de omliggende gronden, welke onomkeerbaar zijn.
2.5. De gronden van [verzoekers] maken deel uit van het plangebied. De voorzitter stelt voorop dat realisatie van het plan door anderen dan henzelf wat betreft deze percelen niet ter hand kan worden genomen zolang de percelen bij hen in eigendom zijn.
Ook met betrekking tot de omliggende percelen ziet de voorzitter, gelet op hetgeen uit het onderzoek ter zitting aannemelijk is geworden, in het door [verzoekers] aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Derhalve is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.6. Gezien het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Tuit
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2009
425.