
Jurisprudentie
BJ5479
Datum uitspraak2009-08-06
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4247 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4247 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering herziening WAO-uitkering. Het beroep is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad wijst de zaak ter verdere behandeling terug naar de rechtbank. De Raad overweegt allereerst dat de rechtbank blijkens de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de rechtbank, partijen en met name appellante ten onrechte niet heeft geconfronteerd met het naar het oordeel van de rechtbank ontbrekende bezwaar van appellante. Als dat wel was gebeurd, had de rechtbank op eenvoudige wijze de beschikking kunnen krijgen over het bezwaarschrift en waren partijen niet rauwelijks geconfronteerd met de nu aangevallen uitspraak. Duidelijk is echter, dat [naam directeur] in bezwaar, beroep en hoger beroep namens appellante is opgetreden. Onder deze omstandigheden dient er naar het oordeel van de Raad van te worden uitgegaan dat ook namens appellante bezwaar, beroep en ook hoger beroep is ingesteld. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep.
Uitspraak
08/4247 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 juni 2008, 07/827 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Aan het geding heeft voorts als partij deelgenomen [werknemer] te [woonplaats] (hierna: de werknemer).
Datum uitspraak: 6 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [naam directeur], directeur van appellante, hoger beroep ingesteld.
Desgevraagd heeft de werknemer kenbaar gemaakt als partij aan de procedure te willen deelnemen en geen toestemming gegeven zijn medische gegevens ter kennisname te brengen van appellante.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 25 juni 2009. Voor appellante is [naam directeur] voornoemd verschenen, bijgestaan door H.A.E. Ramakers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.P.L. Smeets. De werknemer is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De werknemer ontving een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Bij besluit van 21 november 2006 onder nummer I, heeft het Uwv geweigerd deze uitkering naar aanleiding van twee ziekmeldingen van de werknemer te herzien.
2.2. Bij besluit van 25 april 2007 heeft het Uwv de bezwaren van zowel de werknemer als van [naam B.V.] tegen het besluit van 21 november 2006 ongegrond verklaard. Tegen het besluit van 25 april 2007 heeft [naam directeur] in de door hem aangegeven hoedanigheid van directeur van [naam B.V.] beroep ingesteld.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het besluit van 25 april 2007 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat niet is gebleken dat appellante bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 21 november 2006, zodat het beroep gelet op het bepaalde in artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet kan worden ontvangen.
3.1. Appellante heeft aangevoerd dat zij wel bezwaar heeft gemaakt en heeft een afschrift van een bezwaarschrift d.d. 20 december 2006 overgelegd, ondertekend door [naam directeur] en zonder aanduiding van de vennootschap namens welke bezwaar wordt gemaakt.
3.2. Het Uwv heeft bij verweer aangegeven dat dit bezwaarschrift inderdaad is ingediend en dat ook op het bezwaarschrift is beslist, zoals blijkt uit de tekst van het besluit van 25 april 2007. Het Uwv heeft echter verzuimd het bezwaardossier van appellante aan de rechtbank te zenden, maar heeft volstaan met toezending van het bezwaardossier van de werknemer, zodat de rechtbank niet beschikte over het bezwaarschrift van appellante. Gelet op wat namens het Uwv ter zitting is verklaard, wordt niet langer het standpunt gehandhaafd, dat de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen bezwaar is gemaakt en geen beroep is ingesteld door appellante, maar door [naam B.V.].
4.1. De Raad overweegt allereerst dat de rechtbank blijkens de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de rechtbank, partijen en met name appellante ten onrechte niet heeft geconfronteerd met het naar het oordeel van de rechtbank ontbrekende bezwaar van appellante. Als dat wel was gebeurd, had de rechtbank op eenvoudige wijze de beschikking kunnen krijgen over het bezwaarschrift en waren partijen niet rauwelijks geconfronteerd met de nu aangevallen uitspraak.
4.2. De Raad stelt voorts vast dat uit een overgelegde notariële akte blijkt dat de statuten van [naam B.V.] per 18 november 2005 zijn gewijzigd en dat de vennootschap vanaf die datum de naam van appellante draagt. Het gaat echter om dezelfde vennootschap en [naam directeur] is directeur gebleven.
4.3. Voorts blijkt uit de gedingstukken dat de naam van de vennootschap ook door het Uwv niet consequent juist is gebruikt, nu bijvoorbeeld het primaire besluit aan appellante is gezonden, maar het besluit op bezwaar aan [naam B.V.], waarbij de adressering gelijk is gebleven.
4.4. Duidelijk is echter, dat [naam directeur] in bezwaar, beroep en hoger beroep namens appellante is opgetreden. Onder deze omstandigheden dient er naar het oordeel van de Raad van te worden uitgegaan dat ook namens appellante bezwaar, beroep en ook hoger beroep is ingesteld.
5. De overwegingen 4.1 t/m 4.4 leiden de Raad tot de conclusie dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door de rechtbank, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad wijst de zaak ter verdere behandeling terug naar de rechtbank.
6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand € 400,- voor verletkosten en € 36,30 + 2x2 strippen à € 0,46 = € 38,14 voor reiskosten op basis van NS tweede klasse van [naam directeur]. Voor urenvergoeding en vergoeding van reiskosten van H.A.E. Ramakers bestaat geen reden, nu deze geacht worden te zijn vervat in de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep van appellante tegen het besluit van 25 april 2007 ontvankelijk;
Wijst de zaak ter verdere behandeling terug naar de rechtbank Roermond;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 760,14.
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht in hoger beroep van € 433,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter, en C.W.J. Schoor en A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van R. Benza als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2009.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) R. Benza.
EV