
Jurisprudentie
BJ5473
Datum uitspraak2009-08-05
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/115 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/115 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. In de door appellante in hoger beroep ingebrachte informatie heeft de Raad onvoldoende aanknopingspunten gezien voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit. Uitgaande van een juiste vaststelling van de functionele mogelijkheden van appellante heeft de Raad, evenmin als de rechtbank, reden gezien om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de aan appellante geduide functies.
Uitspraak
08/115 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 november 2007, 07/838 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.H.J. Voncken-Crijns, werkzaam bij de Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 28 mei 2009 heeft appellante stukken aan de Raad gezonden. Het Uwv heeft hierop gereageerd met inzending van een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts van 5 juni 2009.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2009. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.J. van Kuilenburg.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een nadere uiteenzetting van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
2. Bij besluit van 14 september 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 15 november 2006 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
3. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 11 april 2007, hierna: het bestreden besluit, heeft het Uwv appellante bericht zijn besluit van 14 september 2006 te handhaven.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, zich verenigend met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. Hetgeen appellante in hoger beroep aanvoert bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
5.2. Het Uwv heeft, naast het inwinnen van de expertise van zenuwarts C.J.F. Kemperman, de door appellante ingebrachte informatie van haar behandelaars in de beoordeling betrokken. De rechtbank heeft met recht vastgesteld dat uit deze informatie niet volgt dat appellante ten opzichte van de door het Uwv vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst verdergaand beperkt moet worden geacht.
5.3. In de door appellante in hoger beroep ingebrachte informatie heeft de Raad onvoldoende aanknopingspunten gezien voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad kan zich verenigen met het gestelde in de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 5 juni 2009.
5.4. Uitgaande van een juiste vaststelling van de functionele mogelijkheden van appellante heeft de Raad, evenmin als de rechtbank, reden gezien om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de aan appellante geduide functies. De signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellante zijn door de bezwaararbeidsdeskundige van het Uwv afdoende toegelicht.
6. Het hoger beroep slaagt mitsdien niet.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bedee, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009.
(get.) H. Bedee.
(get.) M.D.F. de Moor.
KR