
Jurisprudentie
BJ5469
Datum uitspraak2009-08-14
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersAWB 08 / 2019
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersAWB 08 / 2019
Statusgepubliceerd
Indicatie
Huisvesting van 4 personen met een psychiatrische aandoening vormt zelfstandige bewoning, passend binnen de bestemming 'woondoeleinden' ?
Gelet op de in casu van toepassing zijnde aspecten van begeleiding en zorg, elk afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de bewoners niet in staat moeten worden geacht om zonder al deze vormen van begeleiding te functioneren. Gelet op het gestelde doel van het wonen, namelijk het bieden van structuur in het wonen van de betrokkenen, zonder dat daarbij uiteindelijk zelfstandige bewoning wordt nagestreefd enerzijds, als de intensieve begeleiding van de bewoners anderzijds, kan naar het oordeel van de rechtbank in casu niet gesproken worden van nagenoeg zelfstandige bewoning (verwezen wordt in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 13 augustus 2008, LJN BD9982).
Gelet op de in casu van toepassing zijnde aspecten van begeleiding en zorg, elk afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de bewoners niet in staat moeten worden geacht om zonder al deze vormen van begeleiding te functioneren. Gelet op het gestelde doel van het wonen, namelijk het bieden van structuur in het wonen van de betrokkenen, zonder dat daarbij uiteindelijk zelfstandige bewoning wordt nagestreefd enerzijds, als de intensieve begeleiding van de bewoners anderzijds, kan naar het oordeel van de rechtbank in casu niet gesproken worden van nagenoeg zelfstandige bewoning (verwezen wordt in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 13 augustus 2008, LJN BD9982).
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08 / 2019
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eiser] en [eiseres] te [woonplaats], eisers,
gemachtigde [gemachtigde]
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 21 oktober 2008 heeft verweerder het verzoek van eisers van 19 augustus 2009 om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand [adres] te [plaats] door de Stichting Mensana afgewezen. Tegen dit besluit is met toepassing van artikel 7:1a van de Awb rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.2. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eisers gezonden.
1.3. De gedingstukken uit de zaak met registratienummer AWB 08/111 zijn ad informandum aan de onderhavige zaak toegevoegd. Partijen zijn daarvan bij brief van 20 maart 2009 op de hoogte gesteld.
1.4. Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:26, eerste lid, van de Awb is de Stichting Mensana in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen, waarvan genoemde Stichting gebruik heeft gemaakt.
1.5. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 2 juni 2009, waar eisers zijn verschenen bij hun gemachtigde voornoemd en waar verweerder zich niet heeft doen vertegenwoordigen. De Stichting Mensana is verschenen bij [naam 1] en [naam 2].
1.6. Op 3 juni 2009 heeft de rechtbank beslist het onderzoek te heropenen, omdat bij nader onderzoek was gebleken dat verweerder abusievelijk geen kennisgeving van de zitting had ontvangen.
1.7. Vervolgens is het beroep behandeld ter zitting van 29 juli 2009, waar eisers zijn verschenen bij hun gemachtigde en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. R.G.J. Leduc. De Stichting Mensana is wederom verschenen bij [naam 1] en [naam 2].
2. Overwegingen
2.1. Op 1 december 2006 hebben eisers, wonend op de [adres] te [plaats] verweerder verzocht handhavend op treden tegen het gebruik van het pand [adres] te [plaats] door Rubicon Jeugdzorg ten behoeve van zelfstandigheidstraining aan een viertal jongeren.
2.2. Naar aanleiding van voornoemd verzoek om handhaving heeft verweerder vastgesteld dat het gebruik van het pand door Rubicon Jeugdzorg in strijd was met het bestemmingsplan “Vrijveld/Lommerveld”. Teneinde deze situatie te legaliseren heeft verweerder met toepassing van de openbare voorbereidingsprocedure bij besluit van 27 november 2007 besloten aan Rubicon Jeugdzorg een vrijstelling ex artikel 19, derde lid, van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) te verlenen.
2.3. Bij uitspraak van 9 juni 2008 heeft de rechtbank Roermond het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard en het besluit van 27 november 2007 vernietigd.
2.4. Vervolgens hebben eisers, naar aanleiding van het voornemen van de Stichting Mensana, Regionale instelling voor beschermd wonen, om per 1 november 2008 gebruik te gaan maken van het pand [adres] te [plaats] voor de huisvesting van 4 personen verweerder bij brief van 19 augustus 2008 verzocht handhavend op te treden met betrekking tot het voorgenomen gebruik van dit pand door de voornoemde stichting.
2.5. Verweerder heeft bij het thans bestreden besluit het verzoek om handhaving van het bestemmingsplan afgewezen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de Stichting Mensana beoogde gebruik binnen de bestemming “woondoeleinden” past, aangezien hoofdzakelijk sprake is van zelfstandige bewoning. Volgens verweerder volgt uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) dat naast zelfstandige bewoning door een gezin ook minder traditionele woonvormen zich met de bestemming “woondoeleinden” verdragen, indien sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners.
2.6. Op 29 november 2008 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verweerder verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep in deze zaak. Bij brief van 8 december 2008 heeft verweerder ingestemd met rechtstreeks beroep.
2.7. Eisers kunnen zich niet verenigen met het standpunt van verweerder dat het gebruik van het pand door de Stichting Mensana voor de huisvesting van vier cliënten niet in strijd is met de bestemming “woondoeleinden”. Het pand heeft de bestemming “woning”. Volgens de begripsomschrijving, behorend bij het bestemmingsplan, is een woning een gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden, aldus eisers. De Stichting Mensana gaat dit pand gebruiken voor de huisvesting van vier cliënten, die vanwege een psychiatrische aandoening beperkingen ervaren in het dagelijks leven. Volgens eisers kan er niet gesproken worden van een huishouden in de gebruikelijke zin. Het voorgenomen gebruik valt eerder onder de bestemming “maatschappelijke doeleinden”. Gelet op het feit dat in casu sprake is van mensen met een psychiatrische aandoening die begeleiding en individuele ondersteuning behoeven, kan hun woonsituatie niet vergeleken worden met de situatie van een huishouden.
2.8. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
2.9. Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. Gezien artikel 5:21 van de Awb houdt die bevoegdheid in dat het gemeentebestuur door feitelijk handelen op kan treden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
De bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang kan dan ook slechts bestaan ten aanzien van handelingen welke in strijd zijn met een wettelijk voorschrift.
2.10. Ingevolge het ter plaatse vigerende bestemmingsplan “Vrijveld/Lommerveld” rust op het perceel de bestemming “woondoeleinden”. De gronden op de plankaart aangewezen voor woondoeleinden zijn ingevolge artikel 4 van de voorschriften behorend bij het bestemmingsplan – onder meer – bestemd voor wonen. Onder woning wordt volgens de begripsomschrijving verstaan een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
2.11. Niet in geschil is dat het gebruik van het pand [adres] als woning is toegestaan. Hetgeen partijen uitsluitend verdeeld houdt is de vraag of de bewoning, zoals door verweerder bij het thans bestreden besluit wordt toegestaan, in overeenstemming is met de woonbestemming.
2.12. Nu in de voorschriften van het bestemmingsplan het begrip “wonen” of “bewoning” niet nader wordt omschreven, dient voor de uitleg van deze begrippen aansluiting te worden gezocht bij de betekenis die daaraan in de jurisprudentie alsmede in het algemeen spraakgebruik wordt gegeven.
2.13. Allereerst overweegt de rechtbank dat ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) bij de uitleg van het begrip ‘wonen’ en ‘bewoning’ behalve aan zelfstandige bewoning door een gezin ook aan minder traditionele woonvormen moet worden gedacht. Uit de jurisprudentie van de Afdeling blijkt voorts dat er bij een minder traditionele woonvorm wel sprake dient te zijn van (nagenoeg) zelfstandige bewoning. De vraag die met name beantwoord dient te worden is, in hoeverre er in casu sprake is van zelfstandige bewoning. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
2.14. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat de Stichting Mensana een instelling is die mensen met een psychosociale beperking zorg en dienstverlening biedt. De Stichting richt zich er op om cliënten te leren omgaan met de gevolgen van hun psychiatrische aandoening. De Stichting huisvest cliënten in reguliere woningen.
2.14.1. In casu zijn in het pand [adres] vier personen tussen de 20 en 60 jaar oud gehuisvest. Het is de bedoeling dat zij hier in principe een aantal jaren verblijven. De betrokken bewoners hebben allen een chronisch psychiatrische aandoening. De bewoners behoeven ondersteuning ten behoeve van de structuur in hun functioneren.
2.14.2. De woonruimte die betrokkenen ter beschikking staat, bestaat uit een eigen kamer. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van gemeenschappelijke voorzieningen, zoals de woonkamer, de keuken en de natte cel. De bewoners koken en eten gezamenlijk. Het schoonmaken van de eigen kamers gebeurt door de bewoners zelf. De bewoners maken onderling afspraken over de boodschappen en deze worden in principe bij toerbeurt door de bewoners gedaan. Voor wat betreft de mate van verzorging en begeleiding kan worden gesteld dat er eenmaal per week een huishoudelijke dienst aanwezig is voor het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimtes. Daarnaast komt er eenmaal per week een woonassistent die helpt bij de overige huishoudelijke taken. Deze heeft een ondersteunende taak. Tevens is er drie maal per week een woonhuisbegeleider aanwezig. Voorts komt er elke dag gedurende een half uur per dag een begeleider, ook in de weekenden. ’s Nachts is er geen begeleider aanwezig. De begeleiders hebben voor noodgevallen wel een sleutel van het huis.
2.14.3. De bewoners hebben overdag ieder een eigen daginvulling. Ze verblijven ten behoeve van de dagbesteding gedurende een gedeelte van de week buitenshuis. Dit varieert van twee tot vijf dagdelen per week. Zij gaan hier zelfstandig naar toe. Elke bewoner heeft een eigen begeleider die hem/haar één tot twee per week bezoekt.
2.15. De rechtbank concludeert, gelet op alle hiervoor genoemde aspecten van begeleiding en zorg, elk afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, dat de bewoners niet in staat moeten worden geacht om zonder al deze vormen van begeleiding te functioneren. Gelet op het gestelde doel van het wonen, namelijk het bieden van structuur in het wonen van de betrokkenen, zonder dat daarbij uiteindelijk zelfstandige bewoning wordt nagestreefd enerzijds als de intensieve begeleiding van de bewoners anderzijds, kan naar het oordeel van de rechtbank in casu niet gesproken worden van nagenoeg zelfstandige bewoning (verwezen wordt in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 13 augustus 2008, LJN BD9982)
2.16. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bewoning zozeer afwijkt van het wonen door een gezin alsook van minder traditionele woonvormen, dat geen sprake is van gebruik ten behoeve van woondoeleinden als bedoeld in artikel 4 van de voorschriften van het bestemmingsplan. Nu het gebruik van het pand [adres] door de Stichting Mensana in strijd is met het bestemmingsplan, heeft verweerder ten onrechte besloten niet handhavend op te treden.
2.17. Gelet op het vorengaande dient het beroep voor gegrond te worden gehouden. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Mitsdien wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder aan eisers het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 145,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr.drs. E.J. Govaers in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Utteren-Hoving als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2009.
w.g. mr. M.M. van Utteren-Hoving,
griffier
w.g. mr.drs. E.J. Govaers,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 14 augustus 2009
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.