
Jurisprudentie
BJ5413
Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3117 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3117 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Bij beroepschrift heeft appellant onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Raad terecht aangevoerd dat de aanspraken van een belanghebbende moeten worden beoordeeld naar het recht dat gold op de datum waarop zijn aanspraken betrekking hebben. Op grond van artikel 3, eerste lid aanhef en onder d, van de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten (Regeling van 31 januari 2006, Stcrt. 2006, 33, zoals gewijzigd bij Besluit van 20 maart 2007, Stcrt. 2007, 85) wordt bij de beoordeling van een depressieve stoornis met ingang van 1 juli 2007 gebruik gemaakt van het Verzekeringsgeneeskundig protocol Depressieve stoornis. Nu dit protocol op de datum waar het in deze zaak om gaat, te weten 24 april 2007, nog niet in werking was getreden, heeft de rechtbank dit dus ten onrechte in dit geval van toepassing geacht. Vernietiging aangevallen uitspraak Nu de rechtbank de overige in beroep aangevoerde gronden onbesproken heeft gelaten, ziet de Raad overeenkomstig het in het verweerschrift vermelde verzoek van betrokkene aanleiding de zaak terug te wijzen naar de rechtbank.
Uitspraak
08/3117 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 18 april 2008, 07/815 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Naam betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 12 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. H. Klein Hesselink, advocaat te Terneuzen, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2009.
Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door E.J.S. van Daatselaar en W.A. Faas.
Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Klein Hesselink.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 27 februari 2007 heeft appellant de uitkering van betrokkene ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 24 april 2007 ingetrokken.
2. Betrokkene heeft tegen het onder 1 vermelde besluit bezwaar gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft bezwaarverzekeringsarts J.T.J.A. Klijn op 31 mei 2007 een rapport uitgebracht. Bij besluit van 11 juli 2007 (het bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat aan de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten het Verzekeringsgeneeskundig protocol depressieve stoornis is toegevoegd en dat dit met ingang van 1 juli 2007 in werking is getreden. Nu de bezwaarschriftprocedure naar het oordeel van de rechtbank een volledige heroverweging vereist van het besluit in eerste aanleg op grondslag van het bezwaar en met inachtneming van het geldende recht en beleid en de op dat moment bekende feiten en omstandigheden (toetsing ex nunc), had appellant naar het oordeel van de rechtbank dit protocol bij de beoordeling in bezwaar onverkort dienen toe te passen. Het standpunt van appellant dat dit protocol, gelet op de bestaande beoordelingspraktijk, impliciet was toegepast heeft de rechtbank verworpen.
4. Appellant kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de datum in geding (24 april 2007), subsidiair de datum van de beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts (31 mei 2007) het onderhavige protocol hier niet van toepassing is. Het standpunt dat het protocol expliciet dan wel impliciet integraal was toegepast, heeft appellant in hoger beroep niet gehandhaafd.
5. De Raad heeft het volgende overwogen.
5.1. Bij beroepschrift heeft appellant onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Raad terecht aangevoerd dat de aanspraken van een belanghebbende moeten worden beoordeeld naar het recht dat gold op de datum waarop zijn aanspraken betrekking hebben.
5.2. Op grond van artikel 3, eerste lid aanhef en onder d, van de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten (Regeling van 31 januari 2006, Stcrt. 2006, 33, zoals gewijzigd bij Besluit van 20 maart 2007, Stcrt. 2007, 85) wordt bij de beoordeling van een depressieve stoornis met ingang van 1 juli 2007 gebruik gemaakt van het Verzekeringsgeneeskundig protocol Depressieve stoornis. Nu dit protocol op de datum waar het in deze zaak om gaat, te weten 24 april 2007, nog niet in werking was getreden, heeft de rechtbank dit dus ten onrechte in dit geval van toepassing geacht.
5.3. Uit hetgeen is overwogen onder 5.1 en 5.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Nu de rechtbank de overige in beroep aangevoerde gronden onbesproken heeft gelaten, ziet de Raad – overeenkomstig het in het verweerschrift vermelde verzoek van betrokkene – aanleiding de zaak terug te wijzen naar de rechtbank.
6. De Raad ziet aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Awb appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Middelburg.
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,--.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en P.J. Jansen als leden in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) I.R.A. van Raaij.
EV