
Jurisprudentie
BJ5289
Datum uitspraak2009-08-12
Datum gepubliceerd2009-08-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers269812 / KG ZA 09-660
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers269812 / KG ZA 09-660
Statusgepubliceerd
Indicatie
Nakoming toezegging getuige tot verstrekking bewijsstukken
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 269812 / KG ZA 09-660
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. C. de Jong,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het herstelexploit
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In 2003 heeft [eiser] aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Triton Jachten B.V. (hierna te noemen: Triton) een bedrag van
EUR 2.453.780,-- geleend voor de afbouw van een 27 meter lang motorjacht met het registratienummer 18000634 ZR 1995 (thans: 21207 Z 2006), hierna te noemen: het motorjacht. In dat kader is tussen die partijen overeengekomen dat [eiser] de eigendom van het motorjacht geleverd zou krijgen. Triton heeft aan deze verplichting niet voldaan, noch het geleende bedrag aan [eiser] terugbetaald.
2.2. Op of omstreeks 26 juni 2007 is Triton in staat van faillissement verklaard.
2.3 In een door [eiser] tegen de curator van Triton aangespannen bodemprocedure bij de rechtbank Breda heeft een getuigenverhoor van [gedaagde] plaatsgevonden. Ter gelegenheid van dit getuigenverhoor heeft [gedaagde] het volgende verklaard:
“Ik ben directeur van [gedaagde] Holding. Op 6 november 2006 heeft [gedaagde] Holding het 27 meter lange schip van World Chartering SA gekocht. Voor World Chartering trad op [naam] van Trimar SA. Trimar SA is de directeur van World Chartering SA. (…)
World Chartering SA was vanaf 2001 eigenaar van het schip. Zij was eigenaar tot op het moment dat ik het schip kocht. (…)
Het met de koop gemoeide bedrag van € 600.000,- is voorafgaand aan 6 november 2006 door [gedaagde] Holding aan World Chartering dan wel Trimar SA overgemaakt. Ik beschik over bewijsstukken met betrekking tot deze betaling en ik zal deze aan mr. De Jong te verstrekken. (…)”
2.4. Bij brieven van 26 mei 2009 en 2 juni 2009 heeft mr. De Jong, de raadsman van [eiser], [gedaagde] gesommeerd de toegezegde bewijsstukken aan hem te verstrekken.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - dat [gedaagde] veroordeeld wordt tot overlegging van de in de getuigenverklaring van [gedaagde] bedoelde bewijsstukken, op straffe van verbeurte van een dwangsom, alsmede dat [gedaagde] veroordeeld wordt in de kosten van het geding en de kosten van tenuitvoerlegging van het vonnis.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser] aangevoerd dat [gedaagde] ter gelegenheid van het onder 2.3 bedoelde getuigenverhoor heeft toegezegd om aan de advocaat van [eiser] bewijsstukken te verstrekken die betrekking hebben op de overmaking in november 2006 door [gedaagde] Holding B.V. aan de in Luxemburg gevestigde vennootschap World Chartering S.A.(of diens toenmalige bestuurder Trimar S.A.) van een bedrag van EUR 600.000,-- in verband met de aankoop van het motorjacht.
4.2. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft [gedaagde] twee verklaringen overgelegd:
- een verklaring gedateerd 8 januari 2007, op briefpapier van World Chartering S.A., die luidt als volgt:
“Monsieur [X] Administrateur en Mr. [Z] Mandataire atteste que la facture nr. WC20061106 date 06/11/2006 pour un montant de 600.000, 00€ a été réglée par la société [gedaagde] Holding BV (…)“
- een verklaring gedateerd 24 juli (volgens [gedaagde] uit het jaar 2009) die luidt als volgt:
“I hereby certify that I, [A], in the year 2006 was a commissioner of World Chartering S.A., [adres], Luxembourg. In that same period I have been working for Trimar S.A.. Trimar S.A. was director of World Chartering S.A..
Since 2007 World Chartering S.A. is no longer active and has not got any assets. In 2007 Trimar S.A. has been liquidated.
On the 6th of November 2006 [gedaagde] Holding B.V. has bought a 27 metre yacht “De Vries Lentsch Kotter” from World Chartering S.A.. World Chartering S.A. has sent an invoice to [gedaagde] Holding B.V. for the sale of this yacht (invoicenumber: WC20061106). I have seen this invoice and I am fully aware of the fact that this invoice has been sent. [gedaagde] Holding B.V. has fully paid this invoice on the 6th of November 2006.
If necessary I’m willing to declare under oath which is stated above.”
4.3. [eiser] neemt het standpunt in dat deze verklaringen niet de bewijsstukken zijn waarop in de getuigenverklaring van [gedaagde] werd gedoeld. Hij wil de beschikking krijgen over een kopie van een bankafschrift waaruit blijkt dat [gedaagde] Holding B.V. een bedrag van EUR 600.000,-- heeft overgemaakt aan World Chartering S.A. of Trimar S.A. in verband met de aankoop van het motorjacht.
4.4. [gedaagde] stelt dat hij met het overleggen van de verklaringen heeft voldaan aan de door hem ter gelegenheid van het getuigenverhoor gedane toezegging om bewijsstukken van de betaling te verstrekken. Hij wil geen kopie van een bankafschrift verstrekken, omdat hij nog verwikkeld is in een andere procedure tegen [eiser]. Bovendien ziet, aldus [gedaagde], het door [eiser] gewenste bankafschrift niet op een betaling van een bedrag van
EUR 600.000,--, maar op een lager bedrag, omdat de betaling voor het motorjacht deels middels verrekening heeft plaatsgevonden met een door hem ingeruilde zaak.
4.5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal van de getuigenverklaring van [gedaagde], zoals weergegeven onder 2.3, blijkt dat [gedaagde] heeft toegezegd om “bewijsstukken met betrekking tot deze betaling” aan de advocaat van [eiser] te verstrekken. In de aan die toezegging voorafgaande zin verklaart [gedaagde] dat [gedaagde] Holding B.V. het met de koop gemoeide bedrag van EUR 600.000,-- aan World Chartering S.A. dan wel Trimar S.A. heeft overgemaakt. Hieruit heeft [eiser] kunnen en mogen afleiden dat de door [gedaagde] toegezegde bewijsstukken zouden zien op de overmaking van dit bedrag, en niet enkel op de betaling van dit bedrag.
Met het overleggen van de onder 4.2 vermelde verklaringen heeft [gedaagde] niet aan deze toezegging voldaan. Deze verklaringen vormen hooguit bewijs voor het feit dat er is betaald, maar niet voor het feit dat er een bedrag van EUR 600.000,-- door [gedaagde] Holding B.V. aan World Chartering S.A. of Trimar S.A. is overgemaakt.
Daarbij komt dat in de getuigenverklaring wordt gesproken over “bewijsstukken”. Ter gelegenheid van het getuigenverhoor op 11 mei 2009 had [A] de overgelegde verklaring van 24 juli 2009 nog niet afgelegd, zodat de toezegging van [gedaagde] geen betrekking kan hebben gehad op deze verklaring. Ook om die reden heeft [gedaagde] met het overleggen van de verklaringen niet voldaan aan zijn toezegging.
4.6. Het voorgaande betekent dat [gedaagde] op grond van de hem gedane toezegging gehouden is om aan de raadsman van [eiser] stukken te verstrekken die bewijs vormen voor zijn verklaring dat [gedaagde] Holding B.V. voorafgaand aan 6 november 2006 het met de koop van het motorjacht gemoeide bedrag van EUR 600.000,-- aan World Chartering S.A. dan wel Trimar S.A. heeft overgemaakt. Concreet betekent dit dat [gedaagde] aan de advocaat van [eiser] een kopie van een bankafschrift met betrekking tot deze overmaking zal dienen te verstrekken. Indien de overmaking betrekking heeft op een lager bedrag dan het hiervoor bedoelde bedrag van EUR 600.000,--, zoals [gedaagde] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft verklaard, dient hij een kopie van een bankafschrift met betrekking tot de overmaking van dit lagere bedrag aan de advocaat van [eiser] te verstrekken. In een dergelijk geval zal - nu toezegging betrekking heeft op een overmaking van een hoger bedrag (EUR 600.000,--) - [gedaagde] tevens gehouden zijn tot het verstrekken van bewijsstukken terzake van de wijze van betaling van het resterende bedrag. Ter voorkoming van executiegeschillen zal de vordering op deze wijze worden toegewezen.
4.7. Er zal een ruimere termijn dan gevorderd worden bepaald om aan de veroordeling tot het verstrekken van de betreffende stukken te voldoen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.8. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 92,98
- vast recht 262,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.170,98
De kosten van het herstelexploit blijven als nodeloos gemaakte kosten voor rekening van [eiser].
4.9. De voorzieningenrechter begrijpt dat [eiser] tevens veroordeling in de zogenaamde nakosten vordert. Deze vordering is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de raadsman van [eiser]:
- een kopie te verstrekken van het bankafschrift waarin de overmaking door [gedaagde] Holding B.V. aan World Chartering S.A. of Trimar S.A. van een bedrag van
EUR 600.000,-- in verband met de koop van het motorjacht is vermeld,
- dan wel een kopie te verstrekken van het bankafschrift waarin de overmaking door [gedaagde] Holding B.V. aan World Chartering S.A. of Trimar S.A. van een lager bedrag dan EUR 600.000,-- in verband met de koop van het motorjacht is vermeld, alsmede een bewijsstuk terzake van de wijze van betaling van het resterende bedrag,
5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan [eiser] een dwangsom verbeurt van EUR 5.000,--, tot een maximum van EUR 600.000,--,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.170,98,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter