Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5234

Datum uitspraak2009-07-16
Datum gepubliceerd2009-08-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAwb 08/5023
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verweerder heeft bij het verlenen van de keurontheffing niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen vergaard. Strijd met art. 3:2 Awb.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 08 / 5023 uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juli 2009 in de zaak van: [eiseres] gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres, en: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verweerder, derde partij, het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. 1. Procesverloop Bij besluit van 29 mei 2008 heeft verweerder op de aanvraag van de derde partij ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 15, onder a en b, van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2006 (hierna: de Keur) voor het oprichten van vier stuwen in het poldergebied Vier Noorder Koggen. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 8 juli 2008 beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Het beroep is gezamenlijk met de zaken AWB 08/5022, 08/5024 en 08/5025 behandeld ter zitting van 15 april 2009. Namens eiseres is verschenen [belanghebbende] en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Bregman en K. de Boer, beiden werkzaam bij het hoogheemraadschap. Verder zijn verschenen [namen] 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 15 van de Keur, voor zover hier van belang, is het verboden in, op onder of boven waterstaatswerken werkzaamheden te verrichten alsmede werken of opgaande houtbeplantingen aan te brengen of te hebben. 2.2 Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Zij verhuurt haar percelen onder meer voor de teelt van tulpenbollen. Bij gebruik van de stuwen zal het peil met 40 centimeter stijgen. Volgens eiseres hebben haar percelen onvoldoende drooglegging om een dergelijke peilstijging aan te kunnen en zal er schade aan de tulpenbollen ontstaan. 2.3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het watersysteem in de polder Vier Noorder Koggen moet worden aangepast om in de toekomst wateroverlast te voorkomen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst verweerder naar de studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier. Het westelijk deel van het poldergebied, waarin de percelen van eiseres zijn gelegen, heeft een grotere waterbergingscapaciteit dan het oostelijk deel. Om bij extreme regenval en ongunstige wind daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van deze bergingscapaciteit worden er vier doorvaarbare scheidingsstuwen geplaatst. Hierdoor wordt voorkomen dat het water te snel van hoog naar laag loopt en aldus wateroverlast veroorzaakt in het oostelijke lager gelegen deel van het poldergebied. 2.4 In het bestreden besluit heeft verweerder met betrekking tot de percelen van eiseres overwogen dat het mogelijk is dat deze percelen een te geringe drooglegging hebben voor een peilstijging van 40 centimeter. Dit probleem kan volgens verweerder worden verholpen door de percelen in hun geheel te verhogen of aan de randen ervan kaden aan te leggen. Hiervoor zal grond worden gebruikt die vrijkomt bij de aanleg van de waterberging Braakpolder. Tevens wordt er voorzien in een nadeelcompensatieregeling. 2.5 Eiseres heeft in haar beroepschrift onder meer aangegeven geen heil te zien in de door verweerder aangedragen oplossingen. Volgens eiseres is het in hun geheel ophogen van de percelen niet mogelijk, omdat daarvoor onvoldoende grond beschikbaar is. Enkel de oppervlakte van de percelen van eiseres bedraagt al 30 hectare. Het aanleggen van kaden is volgens haar evenmin een goede oplossing, omdat bij hevige regenval achter de kaden water op het land zal blijven staan en omdat het werken op het land door de aanwezigheid van kaden wordt bemoeilijkt. 2.6 Ter zitting heeft gemachtigde van verweerder verklaard dat het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zodat vooraf zoveel mogelijk inzicht kon worden gekregen in de problematiek. Verweerder meende deze problematiek voldoende in kaart te hebben gebracht en dacht met de genoemde maatregelen een passende oplossing gevonden te hebben. Aldus is besloten de ontheffing voor de aanleg van de vier stuwen te verlenen op grond van artikel 15 van de Keur. Gemachtigde heeft ter zitting erkend dat nadien echter duidelijk is geworden dat met de genoemde maatregelen geen volledige oplossing kon worden geboden. Verweerder is daarop in overleg getreden met de betrokken ingelanden om naar oplossingen te zoeken. Met betrekking tot de percelen van eiseres is duidelijk geworden dat rondom deze percelen een aantal ingrepen in de waterhuishouding noodzakelijk is, alsmede enkele aanpassingen op de percelen zelf. Verweerder heeft inmiddels gedetailleerde hoogtemetingen laten verrichten en meent dat een technische oplossing mogelijk is, doch eiseres heeft hier vooralsnog niet mee ingestemd. 2.7 Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenstaande dat verweerder bij de voorbereiding van het besluit niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen heeft vergaard. Het besluit is derhalve genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. 2.8 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. 2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eiser voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt. 3. Beslissing De rechtbank: 3.1 verklaart het beroep gegrond; 3.2 vernietigt het bestreden besluit van 29 mei 2008; 3.3 gelast dat het hoogheemraadschap het door eiseres betaalde griffierecht van € 288,- aan haar vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter van de meervoudige kamer, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. L. Beijen, rechters, en op 6 juli 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier. afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.